Leesfragment: Slapeloze Nachten

02 juli 2022 , door Elizabeth Hardwick
|

Vanaf 5 juli terug in onze boekhandels: Elizabeth Hardwicks Slapeloze Nachten (Sleepless Nights), vertaald door C.A.G. van den Broek, nu met een inleiding door Lauren Groff. Lees bij ons een fragment!

Deze beroemde autobiografische roman behoort tot de klassieken van de naoorlogse Amerikaanse literatuur. In Slapeloze nachten kijkt een vrouw terug op haar leven. Een stoet van mensen trekt aan haar voorbij, ze bezoekt plaatsen van weleer en beleeft opnieuw beslissende wendingen in haar bestaan. In een meanderende stroom van herinneringen, bespiegelingen, portretten, brieven, verlangens en dromen, vertelt de hoofdpersoon haar verhaal. Een verhaal van eenzaamheid, echtscheiding, liefde, verloren intimiteit, bittere jeugd, maar ook van boeken, schrijvers, reizen en ontmoetingen.

Hardwick gebruikt alle literaire genres voor haar virtuoze spel met fictie en werkelijkheid. ‘Het leest,’ schreef The New York Times, ‘soms als poëzie, soms als een essay, soms als bijtend commentaar, soms als een zelfmoord-briefje. Maar deze roman omvat alles, en is adembenemend.’

 

Deel Een

Het is juni. Dit is wat ik zojuist besloten heb om met mijn leven te gaan doen. Ik zal dit vervormde en zelfs verwrongen geheugenwerk verrichten en dit leven leiden, het leven dat ik tegenwoordig leef. Iedere morgen de blauwe klok en de gehaakte sprei met zijn roze en blauwe en grijze ruiten en vierkanten. Wat knus toch – dit product van een afgeleefde oude vrouw in een slonzig verpleegtehuis. De knusheid in een lusteloos gevecht met slonzigheid en treurnis – zo zie ik het maar. Mooier nog vind ik het tafeltje met de telefoon, de boeken en tijdschriften, de Times bij de deur, het onophoudelijke lied van grove, grommende vrachtauto’s op straat.

Wist ik maar wat men zich moet herinneren of meent te herinneren. Je moet een besluit nemen en dan zal alles, wat je van de voorbije dingen wilt terughalen, zichzelf weer aanbieden. Je kunt ze uitkiezen alsof je een blikje van een plank haalt. Misschien. Op één blikje zou vermeld staan: Rand Avenue in Kentucky – en sommige mensen zouden nog wel weten dat het adres in elk geval juist is. In dat blikje zitten de donker wordende veranda’s in de winter, de gaskachels, de drukte.

Het zonlicht verblindt me. Als ik opkijk zie ik verwarrende elektriciteit achter ramen. Misschien zijn de schimmen al voldoende, het licht en de schaduw. Denk aan jezelf als in dat gedicht van Apollinaire:

Hier ben je in Marseille, omgeven door watermeloenen.
Hier ben je in Koblenz in het Hôtel du Géant.
Hier zit je in Rome onder een Japanse mispelaar.
Hier ben je in Amsterdam...

1954
Lieve M.: Hier ben ik dan in Boston, Marlborough Street 239. Ik kijk uit op een sneeuwstorm. Die daalde neer als een grote wapenstilstand en maakte een einde aan alle kleine strubbelingen. In de buitensporige sneeuwval lopen de mensen rond in wonderlijke kleren – oude jassen met een bontkraag, wollen mutsen, omslagdoeken, laarzen, leren trekkersschoenen die glimmen als koper. Onder de gele gloed van de straatlantaarns begin je je voor te stellen hoe het veertig of vijftig jaar geleden geweest moet zijn. De stilte, de wijde witheid- heimwee en romantiek in de heldere, rustige, witte lucht...
Ben min of meer ingericht in dit mooie huis. Gebloemde gordijnen op maat gemaakt, loper bijgeknipt voor de trap, boekenplanken, hout voor de open haard. Als je op en neer klautert langs de vier etages, krijg je wel een bezittersgevoel – misschien. Het mag dan allemaal van jou zijn, maar het huis en de meubelen neigen toch tot het algemeen gangbare en binnenkort klinkt het gewoon als een toneelaanwijzing: Plaats van handeling – Boston. Men houde zich aan de voorschriften. Kasten, tafels, borden, huiselijke gewoonten doen keurig mee.
Prachtige schoorsteenmantels van gedecoreerd marmer – neo-Griekse ontwerpen in vervagend zwart en het allerbleekste groen. ‘Alleen al de prijs waard van het hele huis’ – de bloemrijk vertolkte mening van de makelaar. En de waarheid, voor een keertje. Toch worden mijn gedachten opgeëist door het hele huis. Op de eerste verdieping zijn twee salons. Deftig, ja, maar 239 kent zeker ook zijn hoekjes van verval, zijn gaatjes van gebreken. Enfin, het is een achtergrond.
Hier zit ik dus met mijn bloeiende hibiscus in de erker. De andere salon kijkt uit op het laantje tussen Marlborough en Beacon. Daar woont een idiote vent die dag en nacht een hond aan de ketting heeft liggen. Vrijgezellenvuilnis, aftakeling, verwarring stapelen zich rondom hem op. Ik heb zo’n idee dat hij eenmaal een gezin heeft gehad, maar dat ze zijn weggegaan. Als de kinderen op bezoek kwamen, zou hij waarschijnlijk zeggen: ‘Ga eens mee kijken naar mijn kettinghond. Dat is een cadeautje.’ In het belang van de hond heb ik de politie gebeld. De man kijkt nu ontdaan omhoog naar mijn raam en vraagt zich af wat hij verkeerd heeft gedaan. Darwin schreef ergens dat de lagere dieren in de loop der tijden ontzaglijk hebben moeten lijden – zo erg, dat hij de gedachte eraan nauwelijks kon verdragen.
Veel liefs,
Elizabeth

In het begin van juni was het erg warm. Ik ging op reis en natuurlijk was alles meteen weer nieuw. Als je reist, is je eerste ontdekking dat je niet bestaat. De flox bloeide met zijn verbleekte purper; op de heuvelhelling de fallische pijnbomen. Vreemdelingen onder de arcaden, in de winkels met gevlochten mandjes. Een dampend waas maakte de lijnen van de heuvels onduidelijk. Een vuile, uitputtende lucht. De zomer leek al weg te trekken. Spoedig zouden de boten worden binnengehaald, de veerponten worden vastgelegd aan de steiger.
Op zoek naar fossielen, naar iets – mensen en plaatsen met een definitieve vorm, die hen bedekte als een dikke, vastgekoekte laag; in plaats daarvan waren er vele, zeer vele stekelbaarsjes die wild in het rond zwommen, trillend en altijd op hun hoede om aan het net te ontkomen.

Kentucky: dat hoort er zeker bij. Mijn moeder heeft als meisje in zoveel steden in North Carolina gewoond, dat ik ze in mijn herinnering door elkaar haal. Raleigh en Charlotte. Ze heeft haar eigen ouders nauwelijks gekend; die zijn heel vlug gestorven, zoals de mensen toen deden als er weer eens iets heerste – longontsteking, difterie, tuberculose. Ik heb nooit iemand gekend die zo onverschillig stond tegenover het verleden. Het was alsof ze niet wist wie ze was. Ze had broers en zussen en werd door hen grootgebracht, vandaar dat ze hun namen aan ons doorgaf.
Haar gezicht, dat van mijn moeder, staat me niet duidelijk voor de geest. Een zachte liefelijkheid zonder beenderen, met kleine bruine ogen en uiterst minieme wenkbrauwen die donkerder werden gemaakt met een potlood.

1961
Lieve M.: Nu ben ik dus weer terug in New York, in 67th Street, in een hoog en steil geval met lange, vuile ramen. In de late namiddag, onder de somberte van de winterse hemel, stel ik me soms voor dat dit Edinburgh is in de jaren negentig. Ik ben nooit in Edinburgh geweest, maar ik houd van steden met redelijke afmetingen, zoals provinciehoofdsteden. Enfin, dit hier is heel duidelijk New York, onder je en boven je. De verhuizing vanuit Boston was niet gemakkelijk. Had iets weg van een oversteek over de oceaan; of over het land zelf – al je spullen meegesleept over de bergen. Ik kan je verzekeren dat de schraagtafel en de ladenkast niet goed voorbereid waren op de plotselinge verbanning, de regeringswisseling die het in zekere zin voor mij was. Enfin, dat ding van donker eiken staat nu in de hoek met flessen en een ijsemmer erop. Van de Naval Academy- borden zijn er vijf gebroken. De klokken hebben hun laatste slag geslagen en zullen nooit meer tot leven komen. De oude schrijfbureaus zijn weer in elkaar geschroefd en staan er vernederd en beschadigd bij.
Ontheemde voorwerpen en oude mensen, stijf, met vermoeide aderen en dichtgeslibde slagaderen, met eksterogen en pijnlijke platvoeten, met spaarzaam haar en wegzwervende gedachten, over de Karpaten, uit de sloppenwijken – daar lijkt het op, in deze stad. Het portret van tante Lotte zal nooit meer worden uitgepakt. Zij vindt haar laatste rustplaats in een krat in de kelder en haar requiem is het gonzen van de metro van Seventh Avenue.
Natuurlijk zijn deze dingen niet van mij. Ik geloof dat ze meestal worden omschreven als van ons, dat theezakje-van-een-woord dat altijd gesopt wordt in de voorwaardelijke wijs.
Liefs, liefs,
Elizabeth

‘Beginnen is altijd verrukkelijk; de drempel is de juiste plaats om even de pas in te houden,’ heeft Goethe gezegd. Opnieuw New York, maar nu om er te blijven, je verlatend op het gulle gerief dat deze stad aan vrouwen biedt. Lange jurken, arrogantie, betere kansen om een loopje te nemen met onbetrouwbare, vertrouwelijke, complotterende, opdringerige lieden.

[…]

 

Copyright © Elizabeth Hardwick 1979
Copyright Nederlandse vertaling © C.A.G. van den Broek 1981 / Nijgh & Van Ditmar 2022
Copyright Nederlandse vertaling inleiding Lauren Groff © Jeske Van der Velden / Nijgh & Van Ditmar 2022

pro-mbooks1 : athenaeum