26 januari verschijnt de derde roman van Erik Rozing, Staat van ontkenning. Lees bij ons vast een fragment!
De zeespiegel stijgt in hoog tempo en slaat niet alleen gaten in de kustlijn, maar verdeelt ook de bevolking. De jongere generatie raakt wanhopig door het falende klimaatbeleid en neemt het heft in eigen hand. Nadat een minister om het leven komt bij een terroristische aanslag, werpt Astrid Franken zich op om het tij te keren. Als vicepremier probeert zij het land bijeen te houden, terwijl haar huwelijk gebukt gaat onder een geheim van haar man Victor, een briljant en omstreden wetenschapper. Haar kritische tienerzoon Adam weet meer van de aanslagen dan hij wil loslaten. Als de dreiging vanuit zee steeds groter wordt, moet Astrid alles op alles zetten om een land te redden dat, net als haar ongebruikelijke gezin, in chaos uiteen dreigt te vallen.
N.B. Lees bij ons een fragment uit Rozings debuut De psychiater en het meisje.
Astrid stond op een verlaten duinweg in de Zuidduinen. Het was eind september, een hete, windstille namiddag van een verlepte zomer die maar geen plaats maakte voor de herfst. De droogte kleurde de berm geelbruin, alleen het helmgras overleefde. Zo’n honderd meter verder, tussen de duinen en het strand, lag de Groene Zeewering. Het asfalt glinsterde in de zon als de huid van een gigantische python en scheidde de geur af van teer en iets organisch, alsof de dijk in een staat van ontbinding verkeerde.Ze liep naar het witte tuinhek, trok haar rok omhoog en zwaaide een been over het hek. Haar hak zakte weg en haar schoen vulde zich met zand. Ze probeerde de charme terug te vinden van de eerste keer dat zij en Victor de villa zagen, half verstopt in de duinen; de frisse, groene tuin, de krijtwitte voorgevel als een bleek gezicht waaruit de grote ramen hen aankeken als heldere ogen. Maar nu waren de gordijnen dicht en het pleisterwerk was vergeeld en vlekkerig. Ze zwaaide ook haar andere been over het hek. Onder de coniferen kwam een schaduw tot leven. Een zwarte kop richtte zich op en de donkere ogen van de dobermann herkenden haar. Hij jankte zachtjes, maar bleef liggen. Ook hij verdroeg de hitte slecht. Ze liep verder langs zich aan steunpalen vastklampende appelboompjes en zwartgeblakerde berkenstammen naar de achterkant van het huis. Ze stuurde haar hakken langs de kieren van de kromgetrokken bangkirai vlonders. De monumentengroene lak waarmee ze ooit de achterdeur hadden geverfd, was droog en schilferend opengebarsten, alsof het hout vervelde. Ze trok de deur open, stapte de koele, donkere keuken binnen en schoof de gordijnen open. De ruimte vulde zich met zonlicht. Victor zat in zijn badjas aan de keukentafel, zijn hand opgeheven als groet, of tegen de zon. ‘Hé,’ zei hij. ‘Wat een verrassing!’Dat klonk alsof ze ook de buurvrouw had kunnen zijn. Naast hem aan de keukentafel zat Darwin met zijn diepliggende ogen, de benige schedel en zijn grijze baard; Victors onzichtbare vriendje dat hij nu nooit meer hoefde te verbergen. Zijn stem had haar zo vaak laten schrikken, ervan overtuigd dat iemand hun woning was binnengedrongen, maar nu negeerde hij haar.Victor trok een stoel naar achteren, maar ze bleef staan.‘Sorry,’ zei ze. ‘Had ik moeten bellen?’Daar stond hij in zijn grijze badjas, net een reiger met dat hoofd tussen de opgetrokken schouders. Nee. Hij bevond zich niet in een positie om haar iets kwalijk te nemen.‘De aanslag,’ zei ze. ‘Het is zo absurd.’Een van haar hakken bleef ergens achter haken. Ze wankelde. Hij sloeg zijn armen om haar heen. De warmte van zijn lichaam drong door zijn badjas, haar jasje, haar blouse, bereikte haar huid en automatisch legde ze haar handen op zijn rug. Met zachte schokjes botste haar lijf tegen het zijne; de droge snikken van iemand die het huilen was verleerd.‘Wil je koffie?’ vroeg hij. ‘Twee koffie!’Een espressoapparaat antwoordde met het geluid van iemand die zijn keel schraapte. Als het aan Victor lag vulde hij het hele huis met apparaten die hij met zijn stem kon bedienen, maar het kreeg iets pathetisch als je er dan vervolgens zelf de kopjes onder moest zetten. Ze trok zich los.‘Heb je de beelden gezien?’ vroeg ze.Astrid pakte haar telefoon uit haar tas. De aanslag had zich voor een van de bewakingscamera’s afgespeeld. Het beeldmateriaal was binnen enkele uren gelekt naar de pers. Ze hield haar telefoon voor Victors gezicht zodat ze de video kon zien en tegelijkertijd zijn reactie.Het zwart-witfilmpje begon met de dienstwagen van Michel Toornop, de minister van Economische Zaken, die tot stilstand kwam voor de ingang naar de Statenpassage aan het Plein. Een beveiliger kwam op de wagen toelopen, langzaam, alsof hij twijfelde. Ze wees naar hem. Dat was de terrorist. Toornop stapte uit de wagen, zijn gezicht wit oplichtend door het scherm van zijn telefoon. De beveiliger liep nu vastberaden naar de chauffeur en gebaarde dat hij weg moest gaan. Daarna hield hij Toornop tegen, alsof hij hem wilde fouilleren, duwde hem terug naar de wagen en opende het portier. Na een kleine worsteling verdween de beveiliger met Toornop in de wagen en werd het portier dichtgetrokken. Een paar seconden later vulde het scherm zich met een fel wit licht, dat langzaam uitdoofde tot er alleen nog een brandende auto zichtbaar was.Ze liet haar telefoon vlak voor Victors gezicht hangen, als een microfoon die op een antwoord wacht. Ze zag enkel verbazing. De reactie van iemand die Michel niet kende zoals zij hem kende, maar als een van de meest arrogante ministers van de christendemocraten, en misschien ook wel de reactie van iemand die zich niet werkelijk met andere mensen kon verbinden.‘Astrid,’ zei hij, zonder haar aan te kijken. ‘Wat wil je dat ik zeg?’‘Ik was daar, op diezelfde plek, een kwartier voordat hij er was!’Ze herhaalde wat ze had gehoord over de dader en wat iedereen in Nederland al wist, behalve Victor Franken. Het was een ex-militair uit Breskens. De aanslag was opgeëist door een organisatie die zichzelf Moros noemde. Ze liet hem het filmpje zien van Moros; een professioneel geschoten video, doelbewust voorzien van een amateuristische cameravoering, inclusief het topzware sentiment van een snotterende ex-militair, in uniform, die een foto toonde van zijn vrouw en beide dochters die waren verdronken bij de Tweede Watersnoodramp. Hij was zijn huis kwijtgeraakt en later ook zijn baan, en had onderdak moeten zoeken bij het Leger des Heils. De overheid had hem niet gecompenseerd, had zelfs niet toegegeven dat ze tekortgeschoten was. Hij hoopte dat zijn actie zou leiden tot aandacht voor lotgenoten voor wie het nog niet te laat was. In de laatste seconden vertoonde het gepijnigde gezicht nog een klein glimlachje, waarin ze de genoegdoening zag van iemand die alles kwijt was, maar zich toch in staat wist om degene die hij daarvoor verantwoordelijk hield, iemand die veel machtiger was dan hij, te vernietigen.‘Ik wil weten wat jij ervan vindt,’ zei ze.‘Wat ík hiervan vind? Wat…? Vanuit een wetenschappelijk perspectief?’‘Ja!’‘Er is geen wetenschappelijk perspectief. Dit is waanzin.’‘Victor!’‘Goed. Het is een psychosociale keten van oorzaak en gevolg. De klimaatcatastrofe leidt tot rampen, rampen leiden tot destructie van mensen en hun habitat, dat leidt tot frustratie en conflict, en dat leidt uiteindelijk tot moord en doodslag.’‘Maar dit is een zinloze moord,’ zei ze. ‘Dit is terreur!’Astrid zei dat het een blunder was van de veiligheidsdiensten. Ze wilden altijd meer bevoegdheden, maar als je dit niet eens zag aankomen, wat had het dan voor zin om de wettelijke kaders nog verder te verruimen?Victor reikte haar een kop koffie aan, alsof het een remedie was tegen haar opwinding. Ze moest het niet op hem afreageren. Als hij maar niet dacht dat ze was teruggekomen vanwege hun huwelijk, of wat daar nog van over was.‘Waar is Adam?’ vroeg ze.‘Die is er vanavond laat pas weer,’ zei Victor. ‘Hij heeft het druk met dat klimaatclubje.’‘Klimaatclubje?’‘Gaia. Hij wil de wereld redden, samen met een meisje van Gaia.’Astrid keek uit het raam. Op het duin stonden honderden palmbomen die ooit een cynisch statement moesten zijn geweest van klimaatactivisten, maar die inmiddels werden onderhouden door Staatsbosbeheer als een bijdrage aan de kustvergroening. Ze draaide zich langzaam om en het was alsof ze Victor toen pas werkelijk zag; de man die zij ooit meende te moeten redden en die haar bedankte door haar te verraden. Zijn haar was langer en dunner en hij had een serieuze baard. Hij leek steeds meer op wie hij werkelijk was.‘Hoe gaat het nu met jou?’Dat had ze hem meteen moeten vragen. Hij probeerde zijn verbazing te verbergen. Ineens bewust van hoe ze overkwam, begreep ze dat het hem niet lukte om haar betrokkenheid te zien als persoonlijke belangstelling. Voor hem was ze een politicus die een rampgebied bezocht. Haar persoonlijke rampgebied. Victor zei dat het goed ging en vroeg haar om een paar dagen te blijven, dan zag ze Adam later die avond of de volgende ochtend bij het ontbijt. En zijn vader had het steeds over haar. Felix had allerlei wijnen die haar wilde laten proeven. Ze kon in de logeerkamer slapen, of in haar eigen bed als ze dat wilde, en dan sliep hij in de logeerkamer.
© 2022 Erik Rozing en Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam