Leesfragment: Tractatus logico-philosophicus

04 januari 2022 , door Ludwig Wittgenstein
| | |

Vandaag verschijnt de nieuwe vertaling van Ludwig Wittgensteins Tractatus logico-philosophicus door Peter Huijzer en Jan Sietsma, met een inleiding van Martin Stokhof. Lees de toelichting door Huijzer en Sietsma, en lees een fragment.

In de Tractatus logico-philosophicus, voor het eerst verschenen in 1921, schrijft Ludwig Wittgenstein dat hij alle wijsgerige problemen heeft opgelost. Zo boud als deze bewering is, zo kort is de verhandeling zelf, die louter uit genummerde stellingen bestaat.

Bondig en stellig is ook de stijl waarin Wittgenstein zijn fundamentele ideeën over taal, denken en de werkelijkheid uiteenzet. Het boek werd bij publicatie direct als klassieker herkend en geldt nog steeds als een van de belangrijkste filosofische werken van de twintigste eeuw.

De gloednieuwe vertaling van Peter Huijzer en Jan Sietsma is gebaseerd op de in 1989 verschenen kritische editie en staat naast de Duitse tekst. De inleiding van de Nederlandse Wittgenstein-expert Martin Stokhof geeft inzicht in de rijkdom aan ideeën die de Tractatus bevat en plaatst het werk in een culturele context.

Ludwig Wittgenstein (1889-1951) werd geboren in Wenen. Hij studeerde filosofie bij Bertrand Russell in Cambridge. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende hij in het leger van Oostenrijk-Hongarije. In 1929 keerde hij na vele omzwervingen naar Cambridge terug, en werd daar in 1939 benoemd tot hoogleraar filosofie. De Tractatus logico-philosophicus is het enige filosofische werk van Wittgenstein dat tijdens zijn leven werd gepubliceerd.

 

[...]

4 Een gedachte is een betekenisvolle zin.
4.001 De totaliteit van zinnen is de taal.
4.002 De mens bezit het vermogen talen te construeren waarmee elke betekenis kan worden uitgedrukt, zonder er een notie van te hebben hoe en waarnaar elk woord verwijst – net zoals we spreken zonder te weten hoe de afzonderlijke klanken worden voortgebracht. De alledaagse taal is een deel van het menselijk organisme en niet minder gecompliceerd.
Het is volstrekt onmogelijk de logica van de taal rechtstreeks daaraan te ontlenen.
De taal verkleedt de gedachte. En wel zo dat we uit de uiterlijke vorm van de kleding niet de vorm van de geklede gedachte kunnen afleiden, omdat de uiterlijke vorm van de kleding met heel andere doeleinden ontworpen is dan de vorm van het lichaam te kunnen herkennen.
De stilzwijgende afspraken voor het begrijpen van de alledaagse taal zijn enorm gecompliceerd.
4.003 De meeste beweringen en vragen die over filosofische zaken zijn geschreven, zijn niet onwaar maar onzinnig. Om die reden kunnen we zulk soort vragen helemaal niet beantwoorden, maar alleen hun onzinnigheid vaststellen. De meeste vragen en beweringen van filosofen berusten op een verkeerd begrip van de logica van onze taal.
(Ze behoren tot het soort vraag of het goede meer of minder identiek is dan het schone.)
En het is niet verwonderlijk dat de diepste problemen eigenlijk geen problemen zijn.
4.0031 Alle filosofie is ‘taalkritiek’. (Zij het niet in de zin van Mauthner.) Het is de verdienste van Russell te hebben aangetoond dat de schijnbaar logische vorm van een zin niet zijn werkelijke vorm hoeft te zijn.
4.01 Een zin is een beeld van de werkelijkheid. Een zin is een model van de werkelijkheid zoals we ons die denken.
4.011 Op het eerste gezicht lijkt een zin – zoals die bijvoorbeeld op papier gedrukt staat – geen beeld te zijn van de werkelijkheid waarop hij betrekking heeft. Maar ook het notenschrift lijkt op het eerste gezicht geen beeld te zijn van een muziekstuk, en ons fonetisch (alfabetisch) schrift geen beeld van onze gesproken taal.
En toch blijken deze tekentalen ook in de gebruikelijke zin beelden te zijn van wat ze weergeven.
4.012 Het is onmiskenbaar dat we een zin van de vorm ‘aRb’ als beeld ervaren. Hier is het teken onmiskenbaar een gelijkenis van wat wordt aangeduid.
4.013 En als we doordringen in het wezenlijke van deze picturaliteit, zien we dat deze niet door schijnbare onregelmatigheden (zoals het gebruik van ♯ en ♭ in het notenschrift) wordt verstoord.
Want zelfs deze onregelmatigheden beelden af wat ze behoren uit te drukken, alleen op een andere manier.
4.014 De grammofoonplaat, de muzikale gedachte, het notenschrift, de geluidsgolven staan allemaal in dezelfde afbeeldende, interne relatie tot elkaar, die tussen taal en wereld bestaat.
Ze hebben allemaal een gemeenschappelijke logische bouw.
(Zoals in het sprookje de twee kinderen, hun twee paarden en hun lelies. In zekere zin zijn ze allen één.)
4.0141   Dat er een algemene regel bestaat waardoor een musicus uit een partituur een symfonie kan aflezen en waardoor we uit de lijn op de grammofoonplaat de symfonie, en volgens de eerste regel weer de partituur kunnen afleiden, daarin bestaat juist de innerlijke gelijkenis van deze schijnbaar volstrekt verschillende voortbrengselen. En die regel is de wet van de projectie, die de symfonie in de notentaal projecteert. Het is de regel voor het vertalen van de notentaal in de taal van de grammofoonplaat.
4.015 De mogelijkheid van alle gelijkenissen, van de gehele picturaliteit van onze manier van uitdrukken, is gelegen in de logica van de afbeelding.
4.016 Laten we, om het wezen van de zin te begrijpen, denken aan het hiërogliefenschrift, dat de feiten afbeeldt die het beschrijft.
En hieruit is het alfabetisch schrift ontstaan, zonder het wezenlijke van de afbeelding te verliezen.
4.02 Dat zien we aan het gegeven dat we de betekenis van een zinsteken begrijpen zonder dat die ons is uitgelegd.
4.021 Een zin is een beeld van de werkelijkheid, want als ik een zin begrijp ken ik de situatie die hij weergeeft. En ik begrijp de zin zonder dat zijn betekenis mij is uitgelegd.
4.022 Een zin toont zijn betekenis. Een zin toont hoe de dingen zich verhouden als hij waar is. En hij zegt, dat ze zich zo verhouden.
4.023 De werkelijkheid moet door een zin op ja of nee worden gefixeerd.
Daartoe moet de werkelijkheid er volledig door worden beschreven.
Een zin is de beschrijving van een stand van zaken. Zoals een beschrijving een voorwerp volgens zijn externe eigenschappen beschrijft, zo beschrijft een zin de werkelijkheid volgens haar interne eigenschappen. Een zin construeert een wereld met behulp van een logisch geraamte en daarom kunnen we aan een zin ook zien hoe zich alles logisch verhoudt als hij waar is. We kunnen uit een onware zin conclusies trekken.
4.024 Een zin begrijpen wil zeggen: weten wat het geval is als hij waar is.
(We kunnen hem daarom begrijpen zonder te weten of hij waar is.)
We begrijpen de zin als we zijn bestanddelen begrijpen.
4.025 Het vertalen uit de ene in een andere taal gaat niet zo in zijn werk dat we elke zin uit de ene taal in een zin uit de andere vertalen; alleen de bestanddelen van de zin worden vertaald.
(En het woordenboek vertaalt niet alleen zelfstandige naamwoorden, maar ook werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voegwoorden etc.; en het behandelt ze allemaal hetzelfde.)
4.026 De verwijzing van enkelvoudige tekens (woorden) moet ons worden uitgelegd om ze te kunnen begrijpen.
Met zinnen evenwel maken we ons verstaanbaar.
4.027 Het behoort tot het wezen van een zin dat hij ons een nieuwe betekenis kan meedelen.
4.03 Een zin moet met oude uitdrukkingen een nieuwe betekenis meedelen.
Een zin deelt ons een situatie mee, en daarom moet hij wezenlijk met de situatie samenhangen. En de samenhang is precies dat hij er het logische beeld van is.
Een zin zegt alleen iets voor zover hij een beeld is.
4.031 In een zin wordt als het ware een situatie bij wijze van proef samengesteld.
In plaats van: deze zin heeft die en die betekenis, zouden we welhaast kunnen zeggen: deze zin geeft die en die situatie weer.
4.0311 Een naam staat voor een ding, een andere voor een ander ding en onderling zijn ze verbonden; zo stelt het geheel – als een tableau vivant – een stand van zaken voor.
4.0312 De mogelijkheid van een zin berust op het principe dat voorwerpen door tekens worden vertegenwoordigd.
Mijn fundamentele gedachte is dat de ‘logische constanten’ niet vertegenwoordigen – dat de logica van de feiten niet vertegenwoordigd kan worden.
4.032 Een zin is alleen in zoverre een beeld van een situatie als hij logisch is geleed.
(Ook de zin ‘ambulo’ is samengesteld, want als de stam een andere uitgang krijgt of de uitgang een andere stam, levert dat een andere betekenis op.)

 

© Octavo publicaties, Amsterdam, 2022
© Nederlandse vertaling en glossarium: Peter Huijzer en Jan Sietsma
© Inleiding: Martin Stokhof

pro-mbooks1 : athenaeum