Leesfragment: Va-banque

30 mei 2022 , door John-Alexander Janssen
|

31 mei verschijnt John-Alexander Janssens derde roman Va-banque. Donderdag 9 juni om 13.30 signeert Janssen het boek bij Athenaeum Boekhandel Spui. Wees erbij, en lees een fragment.

Roemer de Haan is niet op aarde om op safe te spelen. Hij wil zijn schoonvader, de respectabele scheepsreder Slingelant opvolgen, en snel. Roemers vrouw, Marieke, ziet het met lede ogen aan, worstelend met haar eigen ambities als advocate. Ook elders in de wereld wordt gedroomd van een beter leven: aan de onderkant van de Nederlandse samenleving waar een man zich gedwongen ziet wat geld te verdienen met een duister klusje; in de Oekraïne, waar een journalist terechtkomt aan het Russische oorlogsfront; en in Dar es Salaam, waar een man gaat werken bij de aanleg van een sloopwerf voor scheepswrakken. Wat ze allemaal niet weten: hoe hun levens noodlottig met elkaar verbonden zijn.

 

1.

Rotterdam, december 2019

‘Klaar voor de show?’ Pascal leunt achterover in zijn bureaustoel, legt zijn benen over elkaar en zegt: ‘Dit is jouw dag.’
Marieke knikt.
‘Wacht even,’ zegt hij. ‘Zie ik het nou goed? Is Marieke Slingelant nerveus? De prinses van de m&a, die haar hand niet omdraait voor miljoenendeals, die schakelt met ceo’s en...’
‘Stop maar.’
‘Niet gedacht dat ik dat nog eens zou meemaken.’
Ze glimlacht flauw en wendt haar blik af. Buiten is het grijs, het regent zachtjes.
‘Ik begrijp het, hoor. Big day. Komt de illustere Roemer ook?’ vraagt hij.
Ze schudt haar hoofd.
‘Oké. Jouw feestje... Twaalf uur, toch?’
‘Ja,’ zegt ze. ‘In de meeting room,’ en ze gaat zitten en wil haar bureau opruimen, dat wemelt van de papieren en de ordners – een nieuwe zaak is zojuist binnengekomen – als opnieuw zijn stem klinkt.
‘Heb je je speech geoefend? De ondergrens voor partners is een kwartier, dat weet je, hè?’
‘Ik...’
‘Relax, Marieke. Het komt goed.’
Haar ogen schieten heen en weer en ze lacht kort.
Ze bekijkt de foto’s op haar bureau. Ze staart, zoals ze al de hele ochtend doet, het is alsof de dingen haar ogen met een onzichtbaar lijntje vasthouden. Puck, die haar aankijkt met een alwetende glimlach. De blik die alles doorziet. Ze denkt ook aan Sem, aan Roemer, aan haar zus, haar ouders, en aan Cari, Raf, Peter Lauman. Haar hele carrière: alles flitst met een duizelingwekkende snelheid door haar hoofd en lijkt daarna op een rare manier samen te smelten tot momenten.
Zo voelt het dus, om te winnen en toch te verliezen. Of is het andersom?
Half twaalf. Een glazenwasser doemt op voor de ramen. De man, niet veel ouder dan dertig, staat in de metalen bak van een hoogwerker. Wind en regen waaien in zijn gezicht.
Marieke kijkt naar zijn bewegingen. Wat zou ze er niet voor overhebben om met hem te ruilen, vandaag. Of misschien voor wat langer. Een week. Een maand. Een jaar, desnoods. Ja. Laat het maar regenen; laat het donderen en ijzelen en ook sneeuwen. Ze neemt het op de koop toe.
Wat een puinzooi is haar leven. En ze weet het: soms valt er niets meer te zeggen, niets te doen. Niets anders dan dulden, en voelen, terwijl de chaos neerdaalt. Soms is er geen andere keus dan zwijgen, alles kalm te ondergaan.
Dan te wachten tot het lot voor je beslist.

 

2.

Dar es Salaam, juni 2018

De avond valt, de buitenlampen van het hotel springen aan. Medewerkers verschijnen op het terras en zetten glazen potten met theelichtjes erin op de tafels. Marieke wacht tot het kaarsje is aangestoken, drinkt dan de laatste slok van haar cocktail, kijkt naar Roemer en wil iets zeggen, maar ze zwijgt en wendt haar blik naar het zwembad. Op de achtergrond klinkt loungemuziek.
‘Ik ga naar boven,’ zegt ze opeens.
‘Nu?’ vraagt hij.
‘Ja. Blijf jij maar,’ zegt ze. ‘Ik ben kapot. En we moeten vroeg op, morgen.’ Haar gezicht gloeit. Ze staat op van haar kruk. ‘Hoe laat zei je dat de taxi kwam?’
‘Half vijf.’
Ze rolt met haar ogen, legt haar hand kort op zijn schouder en draait zich om. Ze verlaat het terras en loopt naar de lift. Boven in de suite is het nog warm. Ze pakt een flesje water, drinkt een slok en gaat verder met inpakken. Als ze klaar is loopt ze het balkon op en kijkt naar buiten. De bar, een vleugel van het hotel, een stukje snelweg in het westen, de oceaan: niet zo verpletterend als het uitzicht van het hotel op Zanzibar, maar ook lang niet verkeerd.
Haar horloge wijst negen uur. Morgen om deze tijd zijn ze thuis. Ze kan niet wachten. Ze mist de kinderen. Werk. Als ze dat Heineken-dossier niet net had afgerond dan was het nooit gelukt om verlof te krijgen. Daar hoefde híj zelden twee keer om te vragen: haar vader gaf onmiddellijk toe. Roemer moest eens weten hoeveel.
Ze kijkt naar de snelweg, volgt de auto’s met haar ogen. Dan kijkt ze naar de bar. Hij zit er nog.
Waarom waren ze hiernaartoe gekomen? Alleen om bij te komen van de drukte, weer op te laden voor de volgende ronde? Of ook voor iets anders, voor hun huwelijk? Als een veredelde vorm van relatietherapie. Zo voelde het niet. En zo had hij het zeker niet bedoeld. De gedachte was nooit bij hem opgekomen. Bij hem niet, maar al tijdens de eerste dag bekroop háár het gevoel dat er iets ontbrak – niet alleen de kinderen – al kon ze niet direct bedenken wat.
Acht dagen vakantie, waarom voelt ze zich dan niet uitgerust? Ze sluit haar ogen.
Als ze weer kijkt is zijn kruk leeg. Ze wil opstaan, maar bevriest plotseling in haar bewegingen. Hoort ze zijn stem? Waarom doet hij zo geagiteerd?
Dan is het stil.
Ze loopt naar de badkamer en kijkt in de spiegel. Misschien was het geen ontbreken. Was het eerder een teveel dat haar deze week dwarszat, en was datgene wat ooit medicijn was geweest nu op de een of andere manier een gif? De gedachte overdondert haar. Misschien is ze gewoon in de war.
Ze doet het licht uit en gaat in bed liggen.

Hij hangt over de bar en drinkt een biertje. De stem van Bob Marley klinkt nu door de speakers. Wat een relaxte plek, de minivakantie was precies wat hij ervan had verwacht. Eén keer seks was aan de karige kant, maar de kwaliteit van het eten en de cocktails compenseerde het gebrek ruimschoots. Deze week, beseft Roemer, was een groot succes. Ze moeten dit soort dingen vaker doen.
Zijn maag knort. Hoe laat is het? Hij kan wel weer een hapje gebruiken. Hij pakt de borrelkaart en seint naar de barman.
Een ober brengt zijn bestelling.
Na de hamburger met friet drinkt hij nog een biertje en staart voldaan in de verte, naar de zee, die schittert, en naar de horizon, waar enkele containerschepen voorbijvaren. Wat zouden ze vervoeren? Bulk, machines? Is Dar es Salaam wellicht ook iets voor hen, voor Slingelant? Moet hij daar niet eens naar kijken? Hij pakt zijn telefoon, maar zet niet door: Oost-Afrika kan wachten. West-Afrika daarentegen. Zo is het. Eerst een behoorlijke deal met Abidjan. Roemer knikt. Daar gaat hij binnenkort voor zorgen.
Hij laat fooi achter en loopt langs het zwembad, naar de openstaande terrasdeuren, maar als hij het hotel binnengaat glijdt zijn voet weg op de parketvloer.
Hij maakt een smak.
Een vrouw ziet het en slaakt een kreet. Hotelgasten in de lobby onderbreken hun gesprek en kijken zijn kant uit.
Een medewerker snelt toe. ‘Are you all right, sir?’
Zwijgend krabbelt hij op, wrijft over zijn elleboog, bevoelt ook zijn knie en kijkt vervolgens naar de glimmende vloer, terwijl de woede in hem opborrelt: wie dweilt er in godsnaam de vloer als er nog gasten rondlopen in het hotel?! Kunnen die lui geen bordje neerzetten? Hij had verdomme zijn nek wel kunnen breken!
‘You did this?’ bijt hij de medewerker toe.
De jonge man schudt zijn hoofd.
‘No? Goed, haal de manager maar.’ Hij plant zijn handen in zijn zij.
Een man in een donker pak meldt zich.
‘Are you the manager?’
De man knikt.
Roemer gebaart naar de vloer. ‘Who did this? This is very dangerous, you understand? Zulke lakse mensen zouden hier niet moeten werken.’
De manager knikt en biedt zijn verontschuldigingen aan, wijst dan naar een geel waarschuwingsbordje verderop. ‘Maar meneer heeft helemaal gelijk, het had niet mogen gebeuren. Onze fout,’ zegt hij. Mag hij de gentleman iets aanbieden?
Roemer kijkt naar het bordje, mompelt iets onverstaanbaars en daarna ‘doe maar een whisky’. Hij kijkt de man na, loopt dan naar buiten en laat zich zakken in een fauteuil op de veranda.
Het duurt niet lang tot de manager het glas komt brengen.
‘Nogmaals onze excuses,’ zegt hij. ‘Ik kan u zeggen dat ik de verantwoordelijke medewerker zojuist de deur heb gewezen.’
Roemer knikt instemmend. Acties hebben consequenties; incompetentie moet je onmiddellijk afstraffen: als er al spelregels zijn in het leven, dan die twee. Zo ingewikkeld is het allemaal niet.
‘Mooi zo,’ zegt hij.
De manager maakt een kleine buiging. ‘Aarzelt u niet als u me nodig heeft, sir.’
‘De rest van de avond,’ voegt hij eraan toe, ‘drinkt u op onze kosten.’
‘De rest van de avond,’ herhaalt Roemer als de man is verdwenen. Hij blikt op zijn elleboog, drinkt zijn whisky op en wil opstaan, maar hij bedenkt zich, graait in zijn zak en haalt een stapeltje biljetten tevoorschijn. Shillings en Amerikaanse dollars. Hij telt de dollars, neemt een biljet van vijftig – ach, wat kan hem het ook schelen – legt het op het tafeltje voor hem en loopt dan naar de lift.

 

Copyright © 2022 John-Alexander Janssen

pro-mbooks1 : athenaeum