Leesfragment: Wij kunnen dit

14 januari 2022 , door Nelleke Noordervliet
|

18 januari verschijnt de nieuwe roman van Nelleke Noordervliet: Wij kunnen dit. Beluister Noordervliet in onze podcast, en lees een fragment!

In Wij kunnen dit van Nelleke Noordervliet bloeit de liefde op tussen twee veertigers. Maar een nieuwe relatie beginnen op die leeftijd is gedoe. Het is riskant. Allebei voorzien van een verleden, behept met gewoonten, gehard door teleurstellingen, en dan opnieuw beginnen alsof het niets is? Helen heeft de boekhandel van haar vader voortgezet en vecht tegen faillissement. Leo is een succesvol ondernemer die een sabbatical neemt om oude trauma’s te verwerken en een nieuw doel in zijn leven te vinden. Helen en Leo spreken af blanco te beginnen. Het verleden bestaat niet. Alleen het heden telt. Maar het verleden laat zich niet wegmoffelen. Zowel de liefde als de misverstanden bloeien op. Liefde – kunnen ze het?

Met humor, inzicht en groot gevoel voor detail beschrijft Nelleke Noordervliet de liefdesperikelen van Helen en Leo in deze veelomvattende roman die zich afspeelt tegen de achtergrond van Rotterdam, New York en met de coronapandemie als gamechanger.

N.B. Liever op papier lezen? Haal het vooruitboekje op in een van onze winkels. Eerder publiceerden we uit De val van Thomas G, Aan het eind van de dag, Vrij man en Zonder noorden komt niemand thuis.

 

5

Helen was ervan overtuigd dat verliefdheid vooral voortkwam uit de behoefte verliefd te worden. Leegte en toeval beslisten. Was in de behoefte eenmaal voorzien, ging de liefde snel voorbij. Na verloop van korte of langere tijd ontstond er een klein donderwolkje op de plaats waar kort daarvoor nog een zoen had geklonken. Een fout overhemd, een onaangename lach, een vies luchtje konden de ban breken. Wat op het ene moment vertederde en op het volgende moment afkeer inboezemde was niet hem te wijten, maar uitsluitend haar probleem. Het was een nuchtere theorie, die romantische voorstellingen van ‘bestemming’ of ‘zielsverwantschap’ met een korte, cynische lach afwees.
Op weg naar Schiermonnikoog, hun Nederlandse oefen-Lesbos, repeteerde ze als een mantra haar rationele verklaring voor aantrekkingskracht. Toeval en beschikbaarheid, Helen, dit gaat voorbij nog voor het werkelijk is begonnen. Alles paste binnen het raamwerk van de biologie. Toch klonk er een tegenstem en het kostte haar moeite die het zwijgen op te leggen. Terwijl de Citroën ds door de polders en door Friesland naar Lauwersoog reed, een Franse film in jarenzeventig-kleuren alsof ze hun eigen ouders waren, vormde zich een hard schildje van ongemak tussen hen. Haar bijdrage aan een vlotte conversatie was miniem en nogal gedwongen, omdat haar hoofd vol zat met te grote en te moeilijke gedachten. Ze bleef maar denken dat hij er nu al spijt van moest hebben en daarom zo weinig zei.
Ze had het niet moeten doen. Een heel weekend samen op Schier. De kleine ongemakken van haar handicap waaraan ze zelf gewend was, zouden hem afschrikken. Haar zwakke blaas. Haar dunne beentjes. Ze kon de teleurstelling in zijn ogen al zien. Het uitdoven van iedere vonk van opwinding die hij misschien had gehad. Het medelijden dat in de plaats van de flirt kwam. Hij zou een bakfiets huren, had hij gezegd, en haar op een lekker kussen in de bak zetten. Dat kon best. Ze was niet groot en niet zwaar. Nee, liever nog een tandem waarop zij dan niet hoefde te trappen! De gedachte alleen al! Drie keer stond ze op het punt te zeggen: keer maar om. Ze zei het niet. Het zou hoe dan ook allemaal verkeerd aflopen. Dan kon ze zichzelf net zo goed een bezoek aan Schier gunnen.
‘Ideaal waddenweer,’ zei Leo toen ze de auto parkeerden bij het veer in Lauwersoog. Een legertje wolken als getekend door kinderen dreef zoetjes in formatie voort. De zon scheen helder. Het eiland leek heel dichtbij. De zee was diep groengrijs met glinsterende golfjes. Hij droeg een rugzak en trok haar rolkoffertje. Ze merkte dat hij al gewend was met haar tempo rekening te houden. In de wachtruimte zaten ze naast elkaar op een houten bank. Hij pakte haar hand.
‘Je bent bang,’ zei hij.
‘Ja.’
‘Ik ook.’
‘Waar moet jij nou bang voor zijn?’
‘Dat je me niet zult geloven.’
‘Hoe bedoel je dat?’
‘Dat je me niet zult geloven als ik zeg dat ik je leuk vind. Dat ik het fijn vind om bij jou te zijn.’
‘Daar heb je wel kans van. Dat ik je niet geloof.’
‘Waar ben jij bang voor? Misschien kunnen we ruilen.’
‘Ik ben bang dat mijn beperking je zal ergeren. En zeg niet grootmoedig nee, want dat is precies het foute antwoord. Natuurlijk zul je je ergeren als ik niet snel genoeg vooruitkom. Dat ik niet alles kan. Dat ís gewoon vervelend. En…’
‘En wat?’
‘Ik wil niet dat je seks met me hebt uit medelijden.’
‘Ik heb nog nooit seks gehad uit medelijden.’
‘Nou goed, dan ben ik bang dat we helemaal geen seks hebben.’
Leo begon te lachen. Even later zij ook. Hij sloeg zijn arm om haar heen.
‘We zien wel,’ zei hij. ‘Ik heb in ieder geval geen medelijden met je. Je bent eigenlijk behoorlijk normaal. Kattig zelfs.’
Ze gaf een venijnig tikje op zijn been. Zo gewoon, o, zo gewoon als dit was. Hun eerste zoen was waarachtig niet vrij geweest van echte, verraste begeerte. Haar innerlijke stem sprak altijd op die licht afstandelijke toon, die alles moest onttoveren. Maar als ze eraan dacht voelde ze weer een echo van de achtbaanbeleving die het was geweest, de elektrische stroom die haar deed gloeien als een ouderwets wolframdraadje. Ze ging ‘aan’. Zo was het geweest, en ze stond in zijn nabijheid nooit helemaal ‘uit’, alsof ze een Duracell-konijn was dat met opengesperde oogjes nerveus op een trommeltje bleef ratelen. Het dreigde onbeheersbaar te worden. En dan moest ze de domper van de biologische theorie en haar normale achterdocht eroverheen zetten. Hij leek het allemaal vanzelfsprekend te vinden. Maar ze kende hem niet. Nee, niet doen, riep ze zichzelf tot de orde, niet het naadje van de kous willen weten over hem. Daarvoor was het nog te vroeg. Niet de mogelijkheid van lichte liefde naar beneden halen met het gewicht van zijn en haar verleden.
Op het eiland stond bij de fietsverhuurder aan het veer een tandem klaar. Leo zou de krachtbron zijn, haar rolkoffertje voor zich op het stuur. Het enige wat zij hoefde te doen was ofwel haar voeten op het frame houden ofwel gewoon mee ronddraaien. ‘Goed voor je, zo’n ongewone beweging!’ Hij zette haar zadel op zijn laagst, belangstellend, zij het fronsend gadegeslagen door de verhuurbaas, die ook wel had gezien dat ze spastisch liep en eigenlijk een gigantische driewieler nodig had. Hij verklaarde zich bereid een zetje te geven, zodat ze meteen op gang waren. Leo slaakte een oorlogskreet en zette aan. De adem stokte in haar keel. Ze was zo gewend gevaar in te schatten en te mijden. Ze kende haar grenzen maar al te goed. Hij nog niet. Ach, misschien zijzelf ook niet. Een angstig vrijheidsgevoel begon in haar te fladderen als een opgewonden kip. Ze wilde wel juichen maar vreesde dat het er bibberend uit zou komen. Het rondtrappen zonder kracht was niet eens zo makkelijk. Ze moest precies Leo’s ritme volgen, maar dan ook precies. En inderdaad: die beweging was ongewoon. Haar voeten schoten steeds van de pedalen en konden ze dan niet terugvinden.
‘Niet te hard, Leo. Ik kan je niet bijhouden!’
Hij schroefde het tempo terug. ‘Zo goed?’
‘Prima!’ Ze lachte hardop. ‘Yes!’ Waarom had ze dit nog nooit eerder met iemand gedaan? De rechte weg bood geen problemen. De zilte wind vulde haar longen met topkwaliteit lucht. Dit was Hollands en blond en rode wangen en moeder aan de wastobbe. Zelfs het afstappen voor Hotel Van der Werff ging goed. Leo zette zijn voeten op de grond en tilde het koffertje van de fiets.
‘Zo, nu moet jij eraf. Krijg je je andere been over het frame? Wacht maar, ik kantel de fiets wel een beetje.’ Ze hield zich aan hem vast en wist haar rechterbeen naar de kant van de fiets te krijgen waar haar linkerbeen stond. ‘Bravo! Nu we weten dat je dit kunt, kunnen we de hele wereld aan.’
‘Ik neem mijn rolkoffer zelf wel,’ zei ze overmoedig. ‘Straks gaan we tennissen.’

Ze kozen ieder een kant van het bed en legden er hun bagage op. Het was een intiem moment te zien wat de ander had meegenomen en hoe het was ingepakt, welk boek op het nachtkastje kwam, of de tandenborstel elektrisch was of niet, en welke potjes en flesjes op de wastafel werden gezet. Helen had erover nagedacht en stalde het meest neutrale uit: gezichtsreiniger, schoonmaakwatjes, dag- en nachtcrème, parfum, tandenborstel en -pasta. Meer niet. Medicatie en andere uiterst persoonlijke doekjes, zalfjes, rollers, stiften en pincetten: geheim en buiten zijn aanwezigheid in te nemen of aan te brengen dan wel te hanteren. Van Leo zag ze alleen een flink formaat toilettas, die hij naast de wastafel op de grond plaatste. Ze namen ieder een plank in de kledingkast voor ondergoed, sokken, t-shirts, hemden en truien en de helft van het hanggedeelte, waar hij een broek en een jasje hing en zij een rok, een jurk, een jasje en twee broeken. Ze nam altijd te veel mee.
Ze raakten elkaar niet aan. Helen gaf er geen aanleiding toe. Ze bewoog zich efficiënt en geconcentreerd van koffer naar kast en badkamer, zei zonder hem aan te kijken ‘pardonnezmoi’ als ze hem in de weg liep, en neuriede een beetje alsof dit voor haar de gewoonste zaak van de wereld was. Maar dat was het niet en ze gedroeg zich bespottelijk gedwongen. Wat een onzin ook!
‘Ik heb een voorstel,’ zei ze, terwijl Leo zijn telefoon op de lader aansloot.
‘Ligt hier ergens een wificode?’ vroeg hij tegelijkertijd. ‘Sorry, wat zei je?’
‘Ik heb een voorstel.’
‘Ja?’
‘Laten we doen alsof we al tien jaar getrouwd zijn en niets meer vreemd vinden van elkaar.’
‘Oké.’
‘En laten we in die tien jaar alle keren zijn vergeten die we daarvoor met anderen op hotelkamers hebben doorgebracht.’
‘Niet vergelijken, dus.’
‘Niet vergelijken.’
‘Nou, de laatste keer dat ik hier was met hoe heet ze ook weer, Kim Feenstra, nee, het was Doutzen Kroes…’
Ze gooide de gids van Schiermonnikoog naar hem toe. Hij ontweek hem en raapte hem op.
‘Kom,’ zei hij, ‘we gaan naar beneden. Ik heb zin in een enorme pils.’ Hij sloeg zijn arm om haar heen en drukte haar even tegen zich aan, liet haar voorgaan terwijl hij de kamersleutel in zijn broekzak stopte.

[...]

 

© Nelleke Noordervliet

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum