Leesfragment: Cannery Row

02 juni 2023 , door John Steinbeck
|

Vanaf vandaag in onze boekhandels: de nieuwe vertaling van John Steinbecks Cannery Row door Peter Bergsma. Lees bij ons een fragment!

De Californische stad Monterey leeft van de vangst van sardines, die worden ingeblikt langs Cannery Row, de straat waar de roman zich afspeelt en die door Steinbeck als volgt wordt beschreven: ‘een stinkboel, een geknars, een soort licht, een klank, een manier van leven, een nostalgie, een droom. Op Cannery Row ligt alles op een kluitje of verspreid, een en al blik en ijzer en roest en versplinterd hout, brokkelige bestrating en percelen onkruid en schroothopen, keten van golfplaat waar sardines worden ingeblikt, kroegen, restaurants, bordelen, stampvolle kruidenierswinkeltjes, laboratoria en logementen.’ 

Cannery Row speelt zich af gedurende de Grote Depressie en beschrijft de belevenissen van een aantal zonderlinge types, zoals de Chinese kruidenier Lee Chong, de zeebioloog Doc, de bewoners van het bordeel van Dora en vooral van Mack en zijn jongens, een groep van vier die leeft aan de rand van de maatschappij, zijn eigen wetten en regels stelt en er een bijzondere levenswijze op na houdt.

N.B. Lees ook een fragment uit Tortilla Flatde toelichting van vertaler Peter Bergsma op Ten Oosten van Eden - en een fragment uit het boek.

 

Cannery Row

Cannery Row in Monterey in Californië is een gedicht, een stinkzooi, een geknars, een soort licht, een klank, een manier van leven, een nostalgie, een droom. Op Cannery Row ligt alles hutjemutje of her en der, blik en ijzer en roest en versplinterd hout, brokkelige bestrating en percelen onkruid en schroothopen, keten van golfplaat waar sardines worden ingeblikt, kroegen, restaurants, bordelen, stampvolle kruidenierswinkeltjes, laboratoria en logementen. De bewoners werden door iemand ooit ‘hoeren, pooiers, gokkers en klootzakken’ genoemd, waarmee hij Iedereen bedoelde. Had de man door een ander sleutelgat gekeken, dan had hij kunnen zeggen: ‘Heiligen, engelen, martelaars en vrome lieden,’ en dan zou hij dezelfden hebben bedoeld.
’s Morgens wanneer de vloot sardines heeft gevangen schommelen de ringzegenschuiten log de baai in en laten hun fluiten klinken. Zwaarbeladen meren ze aan tegen de kust waar de inblikkerijen hun staart in het water laten hangen. Voor deze beeldspraak is met opzet gekozen, want als de inblikkerijen hun bek in de baai hadden laten hangen zou de ingeblikte sardine die er aan de andere kant uitkomt nog gruwelijker hebben geoogd, althans metaforisch gesproken. Dan zetten de fluiten van de inblikkerijen het op een gillen en schieten overal in de stad mannen en vrouwen in de kleren en komen naar de Row gerend om aan het werk te gaan. Dan voeren glanzende limousines de beter gesitueerden aan: directeuren, hoofdboekhouders, eigenaars die in kantoren verdwijnen. Dan stromen vanuit de stad Italianen en Chinezen en Polen toe, mannen en vrouwen in lange broek en rubberjas en met een schort van wasdoek voor. Zij komen aanrennen om de vis schoon te maken en te fileren en te koken en in te blikken en te verpakken. De hele straat rommelt en kreunt en gilt en ratelt terwijl de zilveren visrivieren de boten uit stromen, die steeds hoger in het water komen te liggen totdat ze leeg zijn. De inblikkerijen rommelen en ratelen en piepen totdat de laatste vis is schoongemaakt en gefileerd en gekookt en ingeblikt en dan gillen de fluiten opnieuw en komen de druipende, stinkende, vermoeide Italianen en Chinezen en Polen, zowel mannen als vrouwen, in groepjes naar buiten en sjokken de heuvel op naar de stad en wordt Cannery Row zichzelf weer, rustig en magisch. Het normale leven herneemt zijn loop. De landlopers die vol walging een goed heenkomen hadden gezocht onder de zwarte cipres komen op de roestige pijpen op de open plek zitten. De meiden uit het bordeel van Dora komen naar buiten voor een beetje zon als dat er is. Doc komt aangeslenterd van het Westelijk Biologisch Laboratorium en steekt de straat over naar de winkel van Li Tjong voor twee literflessen bier. Henri de schilder snuffelt als een airedale in de rotzooi op de door gras overwoekerde open plek naar een onderdeel of een stuk hout of metaal dat hij nodig heeft voor de boot die hij aan het bouwen is. Dan wordt het langzaamaan donker en gaat voor het bordeel van Dora de straatlantaarn aan, de lamp die Cannery Row in een permanent maanlicht zet. Bij het Westelijk Biologisch Laboratorium arriveert bezoek voor Doc en hij steekt de straat over naar de winkel van Li Tjong voor vijf literflessen bier.
Hoe kun je het gedicht en de stank en het geknars, het soort licht, de klank, de manier van leven en de droom, tot leven wekken? Wanneer je zeedieren verzamelt zijn er bepaalde platwormen die zo teer zijn dat je ze bijna onmogelijk heelhuids te pakken kunt krijgen, omdat ze breken en aan flarden scheuren zodra je ze maar aanraakt. Je moet ze uit zichzelf op hun dooie gemak op een mes laten kruipen en ze dan voorzichtig in je fles met zeewater laten glijden. En misschien is dat ook wel de manier om dit boek te schrijven: de bladzij opslaan en de verhalen er uit zichzelf op laten kruipen.

1

De winkel van Li Tjong mocht dan geen toonbeeld van netheid zijn, het assortiment was een mirakel. Het was er klein en stampvol maar in die ene ruimte kon je alles vinden wat je nodig had of wat er van je gading was: kleren, zowel vers als ingeblikt voedsel, sterkedrank, tabak, visgerei, machineonderdelen, boten, touw, petten, varkenskarbonades. Je kon bij Li Tjong terecht voor pantoffels, een zijden kimono, een miniflesje whisky en een sigaar. Je kon combinaties bedenken die pasten bij vrijwel elke stemming. Voor de enige koopwaar waarin Li Tjong niet voorzag kon je naar Dora aan de overkant.
De winkel ging open als het licht werd en pas dicht als de laatste dolende landlopersstuiver was besteed of verdwenen in de nacht. Niet dat Li Tjong inhalig was. Geen sprake van, maar als iemand geld wilde uitgeven stond hij tot diens beschikking. Zijn positie in de gemeenschap verbaasde Li zelf nog het meest. In de loop van de jaren stond iedereen op Cannery Row weleens bij hem in het krijt. Hij zette zijn klanten nooit onder druk, maar als de rekening te hoog opliep gaf Li geen krediet meer. Liever dan dat de klant zijn heil heuvelopwaarts zocht richting stad betaalde hij dan meestal wel of deed daar een poging toe.
Li had een rond gezicht en was beleefd. Hij sprak een houterig soort Engels zonder ooit de letter ‘r’ te gebruiken. Toen de Tong-oorlogen woedden in Californië wilde er nog weleens een prijs op Li’s hoofd worden gezet. Dan verdween hij stiekem naar een ziekenhuis in San Francisco totdat de bui overwaaide. Wat hij met zijn geld deed was iedereen een raadsel. Misschien kreeg hij het wel nooit. Misschien bestond zijn rijkdom geheel uit onbetaalde rekeningen. Maar hij leefde er goed van en genoot respect bij al zijn buren. Hij vertrouwde zijn klanten totdat nog meer vertrouwen belachelijk werd. Soms beging hij een zakelijke vergissing, maar zelfs die wist hij tot zijn voordeel om te buigen, desnoods alleen in de vorm van klandizie. Zoals met Volkslogement en Grillroom het Paleis. Ieder ander dan Li Tjong zou de transactie als een strop van jewelste hebben beschouwd.
Li Tjongs vaste plek in de winkel was achter de tabaksvitrine. Met de kassa aan zijn linkerhand en het telraam aan de rechter. In de vitrine lagen de bruine sigaren, de sigaretten en de tabak van de merken Bull Durham, Duke en Five Brothers, terwijl in rekken tegen de muur achter hem de halve liters, kwart liters en miniflesjes Old Green River, Old Town House en Old Colonel stonden, alsook de favoriet Old Tennessee, een blended whisky van gegarandeerd vier maanden oud, heel goedkoop en in de buurt bekend als Ouwe Tennisschoenen. Li Tjong stond niet zonder reden tussen de whisky en de klant in. Bijzonder uitgekiende lieden hadden bij gelegenheid geprobeerd zijn aandacht naar een ander deel van de winkel te verleggen. Neven, oomzeggers, zoons en schoondochters hielpen in de rest van de winkel, maar Li verliet de tabaksvitrine nooit. De bovenkant ervan was zijn bureau. Zijn poezelige handen rustten op het glas, met vingers die bewogen als rusteloze worstjes. Een brede gouden trouwring om de middelvinger van zijn linkerhand was zijn enige sieraad en daarmee tikte hij geluidloos op het rubberen geldmatje waar de rubberen bubbeltjes allang van waren afgesleten. Li had een innemende mond met volle lippen en de gouden flits wanneer hij lachte was overvloedig en hartelijk. Hij droeg een half brilletje en aangezien hij daar alles door bezag, moest hij zijn hoofd achteroverbuigen om in de verte te kunnen kijken. Rentes en kortingen uitrekenen, optellen en aftrekken, alles deed hij met zijn rusteloze worstvingertjes op het telraam, en zijn bruine vriendelijke ogen dwaalden de winkel rond en zijn tanden flitsten naar de klanten.
Op een avond toen hij op zijn plek stond, op een stapeltje kranten om geen koude voeten te krijgen, overdacht hij met napret en droefenis een zakelijke transactie die die middag was beklonken en later diezelfde middag opnieuw was beklonken.

[…]

 

© Copyright 2023 Vertaling: Peter Bergsma en Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum