Meermalen genoemd in de eindejaarslijstjes van 2023: de nieuwe roman van Zadie Smith, Charlatan (The Fraud), vertaald door Peter Abelsen. Lees bij ons een fragment en koop dat boek.
Engeland in de negentiende eeuw. Eliza Touchet is de Schotse huishoudster – en aangetrouwde nicht – van William Ainsworth, een schrijver wiens roem tanende is en met wie ze al dertig jaar door het leven gaat.
Eliza is een vrouw met tal van interesses: literatuur, slavernij, klasse, haar neef, zijn vrouwen, dit leven en het volgende. Maar ze is ook sceptisch. Ze verdenkt haar neef ervan geen talent te hebben; zijn succesvolle vriend, Charles Dickens, dat hij een pestkop en een moralist is; en dat Engeland een land van valse schijn is, waarin niets is wat het lijkt.Andrew Bogle is als slaaf opgegroeid op de Hope Plantation op Jamaica. Hij weet dat elk schepje suiker mensenlevens kost. Dat de rijken de armen bedriegen. En dat mensen gemakkelijker te manipuleren zijn dan ze denken. Wanneer Bogle kroongetuige is in een beruchte rechtszaak, weet hij dat zijn toekomst afhangt van wat hij gaat zeggen.
Charlatan is een duizelingwekkende roman, gebaseerd op echte gebeurtenissen uit de geschiedenis, over waarheid en fictie, Jamaica en het Verenigd Koninkrijk, bedrog en authenticiteit, en het mysterie van ‘de ander’.
Zadie Smith (1975) is de auteur van vijf romans, drie essaybundels en twee boeken met korte verhalen. Ze won onder meer de James Tait Black Memorial Prize, de Orange Prize for Fiction, de Whitbread First Novel Award en de Guardian First Book Award, en stond op de shortlist van de Man Booker Prize en de Baileys Women’s Prize for Fiction.
Ik heb dit grote Londen in sloop en wederopbouw gezien, als u me toestaat. Ik heb de stad zien uitdijen tot ze haar huidige omvang bereikte. U zult me nauwelijks kunnen geloven als ik zeg dat ik onze krottenwijk, dit oord van smerigheid en verval, nog gekend heb als een open veld omringd door heggen en bomen. En hoe lieflijk was die plek. William Harrison Ainsworth
Ik heb dit grote Londen in sloop en wederopbouw gezien, als u me toestaat. Ik heb de stad zien uitdijen tot ze haar huidige omvang bereikte. U zult me nauwelijks kunnen geloven als ik zeg dat ik onze krottenwijk, dit oord van smerigheid en verval, nog gekend heb als een open veld omringd door heggen en bomen. En hoe lieflijk was die plek.
William Harrison Ainsworth
Er stond een groezelige jongen op de drempel, van wie het vuil misschien kon worden afgeboend, maar niet zijn talloze oranje sproeten. Niet ouder dan veertien, met dunne, onvaste beentjes als van een marionet maakte hij gedienstige buiginkjes waarbij het roet van hem af de hal in viel. Maar de vrouw die had opengedaan was snel geamuseerd en ontvankelijk voor jeugdige schoonheid, en voelde daarom geen afkeer.‘Jij bent van Tobin’s?’ vroeg ze.‘Ja, mevrouw. Ik kom voor het plafond. Ingestort, hè?’‘Maar ik had om twee man gevraagd!’‘Ze zitten allemaal in Londen, mevrouw. Dakwerk. Er moeten daar overal dakpannen worden gelegd.’Hij kon natuurlijk zien dat de vrouw al wat ouder was, maar dat stemde niet overeen met haar houding en stem. Pronte boezem, een knap gezicht met hier en daar een rimpel, en zwart haar. Boven haar kin had ze een plooitje als een omgekeerde halve maan, wat zijn verwarring compleet maakte, dus wijdde hij zich maar aan het papiertje in zijn hand en las langzaam voor: ‘St. James-es Villas nummer één, Sint James-es Road, Tunbridge Wells. De naam is Touch-it, toch?’Dieper in het huis klonk een vrolijk Ha! maar de vrouw vertrok geen spier. Ze trof de jongen als gereserveerd en hard, zoals de meeste Schotten.‘De naam van wijlen mijn echtgenoot wordt nooit naar behoren uitgesproken. Ik geef zelf de voorkeur aan de Franse verbastering.’Achter haar in de hal verscheen een gezette man met een grijzende baard, gehuld in een ochtendjas en met pantoffels aan zijn voeten. Hij liep met een opgevouwen krant naar een zonnige serre. ‘Je klinkt ietwat prikkelbaar, lieve nicht,’ zei hij over zijn schouder, en weg was hij, waarop de hal bestormd werd door twee woest blaffende kingcharlesspaniëls.De vrouw wijdde haar aandacht weer aan de jongen: ‘Dit is het huis van de heer Ainsworth. Ik ben zijn huishoudster, mevrouw Eliza Touchet. We hebben een bijzonder groot gat in de vloer van de tweede verdieping, een waarlijke krater. Het schijnt me toe dat heel die verdieping in gevaar is en dat lijkt me een karwei voor minimaal twee man, zoals ik ook in mijn briefje schreef.’De jongen knipperde verbluft en vroeg of zo’n gat echt door een teveel aan boeken kon komen.‘Maak jij je maar niet druk over de oorzaak, jochie. Vertel eens, heb je hiervoor ergens een schoorsteen geveegd?’Aan dat ‘jochie’ nam de bezoeker aanstoot; Tobin’s was een respectabele firma en hij had net plinten getimmerd in Knightsbridge. ‘Ik kreeg te horen dat er hier een noodgeval was en dat ik er zo snel mogelijk naartoe moest. Zal ik de dienstingang nemen?’Brutaaltje, maar mevrouw Touchet kon er wel om glimlachen. Haar gedachten gingen terug naar gelukkiger tijden in het statige Kensal Rise, en daarna het kleinere maar lieflijke Brighton, en vandaar naar dit huis hier, waar geen raam goed in zijn sponningen paste. Ze dacht aan de achteruitgang waarvan zij deel uitmaakte, en haar glimlach verdween.‘Het is altijd raadzaam je voor te bereiden op bezoeken aan een eerbiedwaardig huis,’ zei ze terwijl ze haar rokken optilde om die vrij te houden van het vuil dat van de jongen af was gevallen.Hij zette zijn pet af. Het was een warme septemberdag, niet geschikt voor gepieker. Te warm eigenlijk om een stap te verzetten, maar dit soort secreten kwam je nou eenmaal tegen en september was een maand vol werk, en niets dan werk.‘Kan ik binnenkomen of niet?’ mompelde hij in zijn pet.
Ze liep met kwieke tred over de zwarte en witte tegels van de hal en ging met twee treden tegelijk de trap op.‘Je naam?’‘Joseph, mevrouw.’‘Nogal nauw hier, zoals je ziet. Pas op de schilderijen.’Op de overloop vormden boeken een tweede muur. De schilderijen waren van Venetië, een stad die hem altijd ongeloofwaardig was voorgekomen, maar als je er zulke stoffige oude schilderijtjes van zag in de huizen van klanten, was je wel gedwongen erin te geloven. Hij had te doen met Italiaanse jongens zoals hij. Hoe moest je het portaal van een huis betegelen als het water tot aan de deur stond? Wat kon je als loodgieter uitrichten als er geen kelder was voor afvoerpijpen?Ze bereikten de gehavende bibliotheek. De spaniëls, stompzinnig ogende hondjes, trippelden tot aan de rand van het gat. Joseph ging erbij staan in de houding die hij zich van meneer Tobin voorstelde: benen licht gespreid, armen over elkaar, somber knikkend naar de ravage, zoals je naar een gevallen vrouw of een open riool zou kijken.‘Zo veel boeken ook. Wat moet hij daar allemaal mee?’‘Meneer Ainsworth is schrijver.’‘O, dus hij heeft ze allemaal zelf geschreven?’‘Een verrassend groot aantal, kan ik je zeggen.’De jongen deed nog een stapje om in het gat te turen, als over de rand van een vulkaan. Ze kwam naast hem staan. Deze planken torsten geschiedenisboeken in drie rijen dik: de koningen, koninginnen, kleren, gerechten, kastelen, plagen en oorlogen uit lang vervlogen tijden. Maar de Slag bij Culloden was de vloer ten slotte te machtig geworden. Al wat verwees naar Bonnie Prince Charlie lag nu in de salon beneden, overdekt met pleisterkalk en flarden van het Perzisch tapijt dat de bibliotheek had bekleed en nu zieltogend neerhing over de rand van het gat, als een leeggelopen ballon.‘Tja, nou, als u me niet kwalijk neemt, mevrouw Touchet.’ De jongen raapte een boek van de vloer, blies er het stof af en draaide het rond in zijn handen. ‘Je kunt hier wel zien hoe zwaar het gewicht van zo veel literatuur op een huis drukt. Loodzwaar.’‘Welgekozen woorden.’Dreef ze de spot met hem? Was ‘literatuur’ misschien het verkeerde woord? Misschien had hij het verkeerd uitgesproken. Hij liet het boek ontmoedigd vallen, hurkte bij het gat neer en pakte zijn meetlat om de diameter op te nemen.
Net toen hij zich weer oprichtte, rende een klein meisje de kamer binnen, gleed uit over wat er resteerde van de parketvloer en stootte een varenplant om. Ze werd achterna gehold door een aantrekkelijk, weelderig beboezemd ding in het schort van een dienstbode, dat het kind nog net kon beetpakken voor het in het gat zou verdwijnen. ‘Clara Rose! Ik heb je nog zó gewaarschuwd, je mag hier niet… Neem me niet kwalijk, Eliza.’ Dit was gericht aan de prikkelbare Schotse, die antwoordde met: ‘Geeft niets, Sarah, maar het is misschien wel tijd voor Clara’s dutje?’ De kleine Clara probeerde zich te ontworstelen aan de arm die haar omklemde en riep: ‘Nee, mama, néé!’ – maar leek het tegen de dienstbode te hebben. De jongen van de firma Tobin’s staakte de hoop dat hij iets zou kunnen begrijpen van dit vreemdsoortige huishouden. Hij zag hoe de dienstbode het meisje ruw bij een pols pakte, zoals je moeders wel zag doen in deze contreien, en de bibliotheek verliet. ‘Een recente Ainsworth,’ verklaarde de huishoudster terwijl ze de varen weer overeind zette.
© 2023 Zadie Smith© 2023 Nederlandse vertaling Uitgeverij Prometheus en Peter Abelsen