30 mei verschijnt De goede mama, samengesteld door Naima El Maslouhi in samenwerking met Dipsaus. Lees vandaag vast de bijdrage van Ernestine Comvalius, ‘Een goede mama is ver te zoeken’!
Alle boeken van de wereld kunnen je niet voorbereiden op het moederschap. Moederschap is intens, meedogenloos en boeiend, in alle betekenissen van het woord. Met vallen, opstaan en veel tranen sla je je als moeder door elke dag heen. Moederschap is liefde, moederschap is verlies, moederschap is slapeloze nachten, moederschap is zorgen en nog veel meer. Hoewel moederschap een universele ervaring is, is er weinig bekend over de particuliere ervaringen van vrouwen met een migratieachtergrond. In De goede mama: 13 visies van moeders van kleur vertellen moeders van kleur uit heel Nederland over hun strijd, ervaringen, verliezen, hoogtepunten en pijnpunten van het opvoeden van kinderen van kleur in Nederland. Zij gebruiken daarvoor hun eigen woorden en belevingswereld. Een kennismaking met verschillende werelden waarin we gastvrij zullen worden ontvangen.
Mijn moeder kreeg mij in de tropen en liet mij op tweejarige leeftijd achter bij mijn oma en tante om naar Nederland te vertrekken. Vanaf dat moment begon ik mij een beeld te vormen van de ideale moeder. Al mijn neefjes en nichtjes hadden iemand die ze ‘mama’ noemden. Als iets totaal vanzelfsprekends. Ik begon elke vrouw die dezelfde kleur had als mijn moeder ‘mama’ te noemen. Zo verzamelde ik een aantal mama’s die braaf elk jaar op mijn verjaardag kwamen om mij te feliciteren. Ze lachten me allemaal toe. Nu ik beter weet, zou ik het een meewarige lach noemen.Tegen de tijd dat ik tien was, had de moedergestalte enorme proporties aangenomen rechts in mijn hoofd, in het speciale plekje voor je best bewaarde geheimen. Telkens wanneer iemand onaardig was, dacht ik: wacht maar. Ik vertel alles aan mijn moeder.Wachten kon ik. Wachten kende ik. Ik wist dat ik hier maar tijdelijk was, want eens zou ik mijn moeder weer zien. En ik heb ook gehoord dat ik een vader heb. Een mama en papa. Ik oefende hardop in mijn hoofd.Mijn omgeving noemde mij rustig en weinig spraakzaam. Ze wisten niet dat ik in het geheim al een nieuw leven leidde met mijn moeder. Ze lachtte de hele tijd naar me, ze was nooit boos en ze vond me zo geweldig. Ik stelde me voor dat ik de hele dag tegen haar aan mocht leunen.De Amerikaanse schrijfster Toni Morrison verwoordt waar ik op hoopte: ‘Als je kinderen binnenkomen, laat je gezicht uitdrukken wat er in jouw hart leeft. Laat zien hoe blij je bent wanneer zij de kamer binnenkomen. Laat niet alleen je bezorgde gezicht zien dat onderzoekt of ze netjes zijn of kruimels rond hun mond hebben. Laat ze weten hoe blij je met hen bent.’Mijn lieve oma had haar venijnige momenten. En soms leek het alsof ze mijn geheime plek, rechtsboven in mijn hoofd, kon zien. Ze beet mij toe dat de man naar wie ik zo verlangde echt niet mijn vader was en dat ik mij gewoon moest gedragen. Deze informatie ging in het vakje ‘Verwarring’, links in mijn hoofd. Daar was op een gegeven moment niet veel plek meer. Alle onbeantwoorde vragen stapelden zich daar op. Vragen over mijn opa die ineens overleed. Ik hoorde het van de buurvrouw terwijl ik hem dezelfde ochtend nog zijn auto in had zien stappen en wegrijden. Vragen over de groottante die loensde. Over de man die onder je rok ging. Over de vader die niet je vader was. Wie dan wel? Vragen over verhalen van kinderen die zeiden dat een bakru, een geest, jou ’s nachts bezoekt. Ik deed geen oog meer dicht.Met kinderen werd niet gepraat. Er werd niet gevraagd hoe je je voelde. Je gehoorzaamde en stelde geen vragen. Zo hoorde dat toen en de eeuwen daarvoor. Zo was het nu eenmaal.Ik heb wel genoten, hoor. Ik heb geknikkerd, makokketje gespeeld, leren vlechten. Van een oude colafles maakten we een pop. Uit een stuk papier werd een jurk geknipt. Haar haren van touw werden met een prop papier in de opening vastgemaakt en zo konden we haar kammen.Mijn moeder had mij een mooie pop gestuurd. Of was het mijn oom? In ieder geval was de pop door alle kinderen uit de buurt gepakt, gegooid, geplet en besneden. Binnen een week. De pop was bruin en net zo groot als een echte baby. Zo’n pop hadden ze nog nooit gezien. De coca-colapop werd nooit afgepakt.Het liefst zat ik alleen op de vensterbank met een boek en mijn moeder, rechts in mijn hoofd.
En toen was daar het grote moment aangebroken. Onder begeleiding van een stewardess vertrok ik om bij mijn moeder te gaan wonen. Eenmaal in het vliegtuig, verwijderde ik alle gedachten uit mijn hoofd. Schoon schip maken. Namen van vrienden en vriendinnen, zoef, gewist. Behalve van mijn buurmeisje Cosmea. Ze was zo mooi, haar kuiten waren prachtig gevormd en ze stapte met een schuine draai. Ik had er nog op geoefend om net zo te lopen en ik hoopte net zo mooi te worden als Cosmea. Maar de juffen schopten dat idee meteen uit mijn hoofd. Een van hen had mijn schrift op de grond gesmeten, want ze vond mijn hanenpoten niet om aan te zien. Weg ermee. De meester van de lagere school uit het dorpje Sidoredjo nam ik voor altijd mee. Hij sprak zo zacht, alsof hij alle kinderen belangrijk vond. Zelfs oma’s lekkere hangarmen had ik gewist. De taal die ik alleen op straat mocht spreken, niet thuis en niet op school, ook die werd gewist. Alles viel weg. Want ik ging naar mijn moeder. Nu pas ging ik leven.En daar stond ze dan op Schiphol. Zij herkende mij, ik haar niet, maar ik huppelde blij naast haar naar de bus die ons naar mijn nieuwe huis bracht. Zij wilde verhalen over alle bekenden horen. Ik vertelde over die oude vrouwen uit de buurt die klaagden over de jeugd van tegenwoordig. Ik zeurde over tante Nel die de hele tijd aan mijn haar wilde zitten omdat het net iets minder kroes was dan dat van mijn nichtje. Tante Nel houdt niet van die zwarte kinderen, vertelde ik. Mijn moeder keek naar mijn bruine huid en zei bits: ‘Jij bent ook zwart hoor. Hier ben je gewoon zwart.’ Ik viel stil. Had ik iets verkeerd gezegd? Ze kon dus wel boos worden.Ik vond het prima om zwart te zijn. Waarom was ze boos? Ik had net alle verwarrende zaken aangestampt in het linkervakje in mijn hoofd, sommige dingen had ik eruit gegooid. Ik was nog geen uur in Nederland en het luikje moest alweer open. Was ze nu al boos? Ze lachtte niet. Was dit niet de mooiste dag van haar leven?Ik kon niet in haar hoofd kijken. Zal ik dat doen als alwetende verteller?Zij zag een mollig meisje dat te veel verwend was door haar oma. Toen ze mij achterliet, liep ik nauwelijks en was ik heel licht van kleur. Genoeg redenen voor de mensen om te gissen wie die witte vader was. Misschien wel een Chinees. Niemand mocht het weten. Nu was ik mooi gebruind. Zij vroeg zich af of die Hollandse man van haar het wel zal kunnen vinden met dit bruine kind. Ze dacht terug aan de spanning die mijn geboorte opriep. Vooral omdat ze weigerde te vertellen wie de vader was. Ze was nog boos op haar vader, mijn opa die mij tot zijn dood op handen heeft gedragen, maar zij was daar niet bij. Zij heeft alleen zijn teleurstelling onthouden en nu ze braaf is getrouwd, is hij er niet.Ik ben haar kind, dat ontkende ze niet, maar had oma mij niet nog een paar jaartjes kunnen houden? Mijn moeder woonde ergens op zolder bij een hospita, het was klein en het paste allemaal maar net. Hun kindje was net geboren en nu kwam ik haar nieuwe leven ontregelen.Zij kon niet in mijn hoofd kijken, in dat rechterhoekje, begrijp je? Ze wist niet dat ik daar een altaar voor haar had gebouwd.Ik kwam erbij, boven op al die andere nog op te lossen uitdagingen als studie, werk, baby, haar Hollandse man. Ik was het wandelende bewijs dat zij ongehuwd en van een niet nader te noemen man, een kind had gekregen.
Zoom even uit, oké? Verhalen zoals deze zijn er legio. Sinds de koloniale tijd zijn families op grote schaal op drift geslagen of uit elkaar gerukt, verkocht of tot goedkope arbeid veroordeeld. En dan zijn er tot de dag van vandaag oorlogen, vormen van genocide en onbetamelijke verschillen in rijkdom en hebzucht waardoor complete volksverhuizingen plaatsvinden. Moeders raken hun kinderen kwijt en kinderen zoeken hun moeders. Soms leven zij op straat.Stel je voor, je was dat meisje wiens moederbeeld aan diggelen is geslagen. Ik vluchtte als puber naar mijn tante in een andere stad. Elke dag hoorde ik hoe mooi ik was, dat ik intelligent was en dat ik goed genoeg was zoals ik was. De keten van frustraties was doorbroken. De keten van frustraties was doorbroken. En op het nieuwe fundament boetseerde ik mijn eigen moederschap.Daarom eindig ik met een ode aan de tantes die ook moeders kunnen zijn.
Zo zijn tantes
Ze dragen batik jurken Vlechten hun haar in vissengraat Sturen met hun ogen Vragen vaak: eet je genoeg? Soms hengelen ze Ze hengelen naar de achterkant van je tong Ze hengelen je uit wrakstukken Ze vangen je en zeggen Moeder is niet meer dan een titel Moeder is weleens een versleten ruggengraat Ze drinken wijn Lachen hun tanden uit hun hoofd Zitten op de doos van Pandora Fluisteren familierecepten in je oor Dansen steeds schuiner en schuiner Zo zijn tantes Soms plakken hun lippen op elkaar Die ene keer waarop je vraagt: Waar is mijn vader? De andere keer wanneer je hen over het grindpad draagt
Ze dragen batik jurken Vlechten hun haar in vissengraat Sturen met hun ogen Vragen vaak: eet je genoeg?
Soms hengelen ze Ze hengelen naar de achterkant van je tong Ze hengelen je uit wrakstukken Ze vangen je en zeggen
Moeder is niet meer dan een titel Moeder is weleens een versleten ruggengraat
Ze drinken wijn Lachen hun tanden uit hun hoofd Zitten op de doos van Pandora Fluisteren familierecepten in je oor Dansen steeds schuiner en schuiner
Zo zijn tantes Soms plakken hun lippen op elkaar Die ene keer waarop je vraagt: Waar is mijn vader? De andere keer wanneer je hen over het grindpad draagt
© 2023 samenstelling Dipsaus Podcast