Leesfragment: De vluchtelingenrepubliek

28 januari 2023 , door David de Boer en Geert Janssen
| | |

Nu in onze boekhandels, en 15 februari bij SPUI25: David de Boer en Geert Janssen (red.), De vluchtelingenrepubliek. Een migratiegeschiedenis van Nederland. Lees bij ons een deel van de inleiding!

Van Willem van Oranje tot Anne Frank en van Frans Hals tot Ayaan Hirsi Ali: Nederland is in veel opzichten gevormd door vluchtelingen. Maar met hun komst stak ook al eeuwen geleden de angst voor asielzoekers als een bedreiging voor onze veiligheid, welvaart en cultuur de kop op. Geen vluchtelingencrisis lijkt aan Nederland voorbij te gaan zonder een fikse identiteitscrisis. In De vluchtelingenrepubliek vertellen vijftien vooraanstaande en aanstormende historici hoe vluchtelingen ons in de afgelopen vijf eeuwen hebben gemaakt tot wie we zijn. Waarom waren ontheemde Vlamingen de eerste mensen die zich Nederlander gingen noemen? Hoe werden vluchtelingen een vloek en een zegen voor de koloniën? En welke Nederlanders openden hun deuren voor de miljoen Belgische asielzoekers aan het begin van de Eerste Wereldoorlog? Door de belangrijkste historische vluchtelingenstromen naar en uit Nederland in kaart te brengen vertelt De vluchtelingenrepubliek het grotere verhaal over gedwongen migratie, nationale identiteit en de fluïde grenzen van onze gastvrijheid. Daarmee zoekt het boek vanuit het verleden ook naar een nieuw perspectief op de vluchtelingencrises van vandaag en morgen.

David de Boer is historicus aan de Universiteit van Amsterdam. Hij onderzoekt de geschiedenis van migratie, religieus conflict en humanitaire hulpverlening. Zijn boek The Early Modern Dutch Press in an Age of Religious Persecution. The Making of Humanitarianism verschijnt in 2023.
Geert Janssen is historicus aan de Universiteit van Amsterdam. Hij leidt daar het onderzoeksproject The Invention of the Refugee in Early Modern Europe. Eerder publiceerde hij over de politieke, culturele en religieuze geschiedenis van de vroegmoderne Nederlanden.

 

De vluchtelingenrepubliek

Nog voor de lente aanbrak was het al duidelijk: 2022 zou een historisch jaar worden. Twee weken na de Russische invasie van Oekraïne op 24 februari voorspelden de kranten dat de oorlog tot Europa’s grootste vluchtelingenstroom sinds de Tweede Wereldoorlog zou gaan leiden. Vastbesloten om aan de goede kant van de geschiedenis te staan, ontstaken grote delen van Nederland in een liefdadigheidseuforie. Tienduizenden gastgezinnen stelden hun logeerkamers, zolders en tuinhuisjes beschikbaar aan ontheemde Oekraïners. Ook gemeenten zetten hun beste beentje voor en beloofden snel opvang te organiseren. Nederlanders toonden zich dat voorjaar zo gastvrij dat sommige opiniemakers voorzichtig durfden te hopen op een cultuuromslag in onze omgang met vluchtelingen.
Die hoop was van korte duur. In de zomer werd pijnlijk duidelijk hoezeer de zelfverklaarde solidariteit met Oekraïense vluchtelingen contrasteerde met de werkelijkheid van asielopvang voor andere groepen. Wie niet uit Oekraïne kwam, maakte kennis met een heel ander Nederland. In het centrale opvangcentrum Ter Apel sliepen hoogzwangere vrouwen wekenlang op veldbedjes in de sporthal, asielzoekers werden er ziek door een gebrek aan sanitair, en honderden waren door een tekort aan opvangplekken gedwongen in de buitenlucht te slapen. Artsen Zonder Grenzen zag zich in augustus 2022 genoodzaakt om voor het eerst in Nederland in te grijpen. Ook Vluchtelingenwerk verklaarde dat de asielopvang in ons land een historisch dieptepunt had bereikt.
Progressieve politici en opiniemakers maanden Nederlanders tot nationale schaamte. Maar ook in rechtse kringen klonken zorgen over de chaotische asielopvang waarin menigeen het begin van een onheilspellend nieuw tijdperk meende te ontwaren. Terwijl de regering een nationale crisis afkondigde, namen verspreid over het land bezorgde burgers het heft zelf in handen. Ditmaal bestond die actiebereidheid uit protest tegen de komst van vluchtelingen. In het Overijsselse Albergen droegen demonstranten met ernstige blik de omgekeerde Nederlandse vlag over de schouders. De boodschap was duidelijk: het land verkeerde in nood.
Dat veel Nederlanders – van links tot rechts – in 2022 het gevoel kregen dat het nationale asielbeleid een historisch breekpunt had bereikt, is niet verrassend. De discussie over vluchtelingen, en migratie in het algemeen, is in veel opzichten een debat over de koers van het land, de waarden die het zou moeten uitdragen, en de toekomst van onze ‘Nederlandse identiteit’. Die laatste staat volgens velen op het spel. Afgaand op de meest recente peilingen van het cbs beschouwt ruim een kwart van alle Nederlanders vluchtelingen als een bedreiging voor ‘de Nederlandse normen en waarden’.
Het is opvallend dat we in onze collectieve zoektocht naar wie we zijn, en waar we als gevolg van migratie naartoe gaan, maar zelden naar het verleden kijken. We verzuimen de eerste vraag te stellen: waar komen we eigenlijk vandaan?
Met de blik star op het heden presenteren ook veel media vluchtelingen als een typisch eigentijds ‘probleem’: het gevolg van wegvallende grenzen, globalisering en nieuwe mondiale spanningen. Daardoor vergeten we vaak dat mensen al honderden jaren een veilig heenkomen in Nederland hebben gezocht en dat vaak deden in veel groteren getale dan nu. Door de geschiedenis heen zijn bovendien ook talloze Nederlanders zelf van hun geboortegrond verjaagd. Dit boek gaat op zoek naar de sporen die deze vluchtelingen hebben achtergelaten in het Nederlandse landschap. Daarbij zullen we zien dat ook de angst voor vluchtelingen als een bedreiging voor onze veiligheid, welvaart en cultuur diepe wortels heeft. Veel vragen die Nederlanders zich momenteel stellen keren al generaties lang terug als onderwerp van discussie: welke verantwoordelijkheid hebben we tegenover vluchtelingen? Hoeveel nieuwkomers kunnen we aan? En wat betekent dit voor onze samenleving? De antwoorden die overheden, burgers en vluchtelingen zelf in de afgelopen vijf eeuwen op deze vragen hebben gegeven, hebben ons in veel opzichten gemaakt tot wie we zijn.

Nationale amnesie

Dat vluchtelingen geen prominente plaats innemen in het collectieve Nederlandse geheugen is deels te wijten aan een gebrek aan historische kennis, maar ook aan de manieren waarop we bestaande kennis met elkaar delen. Toen bijna twintig jaar geleden een groots opgezette verkiezing van de ‘Grootste Nederlander’ plaatsvond, hadden maar weinigen door dat de uiteindelijke winnaar, Willem van Oranje, een man betrof die niet in Nederland was geboren, zijn leven lang Frans sprak, en een groot deel van zijn dagen als vluchteling in het buitenland had versleten. De Vader des Vaderlands was bovendien niet de enige grote Nederlander met een migratieachtergrond. Anne Frank schopte het tot plaats 8, ook al had ze als Duitse vluchtelinge nooit de Nederlandse nationaliteit bemachtigd. Voorbij de top 10 waren vluchtelingen en hun kinderen eveneens goed vertegenwoordigd, maar werden ze zelden in die termen omschreven. Frans Hals, Simon Stevin, Joost van den Vondel, Constantijn Huygens, Hugo de Groot, Baruch de Spinoza, koning Willem I, Prinses Beatrix en Harry Mulisch waren stuk voor stuk ‘grote Nederlanders’ met een (familie)geschiedenis van gedwongen migratie.
Zo liet de verkiezing, ondanks haar nationalistische insteek, on be doeld zien dat een aanzienlijk deel van onze nationale parels importproducten zijn. Daarnaast wijst hun grote aantal op een maar zelden gememoreerde demografische realiteit: Nederland heeft in de afgelopen vijf eeuwen miljoenen mannen en vrouwen opgevangen en uitgestoten. Genetici, archeologen en historici zijn het er dan ook over eens dat het overgrote deel van de huidige Nederlandse bevolking een – onvermoede – migratieachtergrond heeft. De meesten van die historische asielzoekers zijn inmiddels uit ons collectieve geheugen verdwenen; ze worden niet bezongen in het volkslied, gevierd in de Eregalerij van het Rijksmuseum, of gelezen in zeventig talen. Maar dat is geen correcte afspiegeling van hun historische impact. Ook de vluchtelingen die we niet op een sokkel hebben gehesen, hebben Nederland in veel opzichten gevormd. Dit boek vertelt hun verhaal.
In de komende hoofdstukken verkennen vijftien historici de achtergronden, drijfveren en de impact van vluchtelingen die in het afgelopen halve millennium een grens overtrokken, op zoek naar een veilig heenkomen. Ze vertellen over mensen die zich in turfschepen naar Amsterdam lieten smokkelen tot guerrillastrijders in de bossen van Suriname, en van Belgen in interneringskampen tot joodse Nederlanders op de vlucht naar Franco-Spanje. Die geschiedenissen tonen dat Nederland niet alleen een veilige thuishaven kon zijn, maar net zo goed een land dat vrouwen en mannen juist wilden ontvluchten. Niet zelden waren deze tegengestelde migratiebewegingen twee zijden van dezelfde medaille. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog nam Nederland weliswaar duizenden protestantse vluchtelingen op, maar joeg het tegelijkertijd katholieken en koningsgetrouwe Nederlanders over haar grenzen. Hun geschiedenissen laten hoe dan ook zien dat vluchtelingen opvallend vaak een hoofdrol speelden tijdens sleutelmomenten in de Neder land se geschiedenis: van de Opstand tot de oprichting van de voc, en van de slavenhandel tot de democratisering van het staatsbestel. Ze zijn ook de protagonisten van kleinere verhalen over het nationale verleden, zoals over de oorsprong van oliebollen, kibbeling, zilveruitjes en andere typisch ‘Nederlandse’ producten.
Waarom is het zo belangrijk dat we die verhalen kennen? Volgens recent wetenschappelijk onderzoek kan historische kennis houvast bieden bij de maatschappelijke uitdagingen van vandaag. Zo hebben psychologen aangetoond dat kinderen die hun familiegeschiedenis kennen, weerbaarder zijn tijdens crisissituaties. Politicologen hebben op hun beurt vastgesteld dat kennis over het migratieverleden een positievere houding ten opzichte van vluchtelingen in de hand werkt. In het huidige migratiedebat zien we juist de gevolgen van onze nationale amnesie terug. Zo leunt de radicaal- rechtse omvolkingstheorie, die zelfs in de Tweede Kamer rondzingt, sterk op de premisse van een oorspronkelijk Nederlands volk dat existentieel wordt bedreigd door massamigratie. Dit boek laat zien dat de historische realiteit lijnrecht indruist tegen deze nativistische fantasieën.
Tegelijkertijd moeten we ook waken voor mythevorming aan de andere kant van het politieke spectrum. Ons migratieverleden laat zich niet platslaan tot pasklare beleidsadviezen over onze huidige asielproblematiek. Wie bijvoorbeeld schermt met een zogenaamd tolerante Gouden Eeuw als argument voor open grenzen, verdoezelt dat straatarme vluchtelingen wel degelijk uit Hollandse steden werden weggesluisd, en dat duizenden slaafgemaakten alleen kans maakten op een vrij bestaan door die ‘Nederlandse beschaving’ te ontvluchten. Daarbij komt dat ook de angst voor asielzoekers als een bedreiging voor onze veiligheid, welvaart en cultuur al eeuwen geleden de kop opstak: zestiende-eeuwse Amster dam mers waarschuwden voor het morele verval van hun stad door de komst van wufte Antwerpse ballingen; het calvinisme werd in de zeventiende eeuw door velen nog beschouwd als een radicaal importgeloof dat zich slecht verhield tot de oorspronkelijke Nederlandse mentaliteit; in 1914 vreesde menig Fries dat zijn dochter niet meer veilig over straat kon met de komst van die losbandige Belgische vluchtelingen; en na de Kristallnacht van 1938 hielden Nederlandse grensbewakers joodse vluchtelingen tegen als ongewenste vreemdelingen, met hun dood tot gevolg.

[…]

 

© 2023 David de Boer en Geert H. Janssen (red.)

pro-mbooks1 : athenaeum