Leesfragment: DealersDochter

04 februari 2023 , door Astrid H. Roemer
|

9 februari verschijnt de nieuwe roman van Astrid H. Roemer: DealersDochter. Lees bij ons een fragment!

Wat betekent het voor iemand om uit het Amazoneregenwoud over enorme rivieren via chaotisch Paramaribo te trekken naar een Europese wereldstad als Amsterdam? Brandon van zestien doet dat en zoekt vastberaden een weg naar beter. DealersDochter is een roman als een tijdcapsule, waar je overal in kunt schuiven en die je ook van achteren naar voren kunt lezen, omdat het verhaal van de inheemsen geen begin en geen eind kent. Het is alsof je in de jungle bent en de paden volgt die Astrid H. Roemer openlegt om iets te vinden van heling.

Er is een Surinaamse moeder vermoord in een Nederlandse stad en het lijk is weggemaakt. Twee jonge vaders voelen zich betrokken vanwege hun relatie met drugs. Maar hoe geborgen ben je bij je eigen familie als dochter van een moordverdachte? Hoe kun je vergeten dat je een moeder hebt die is gedood in haar eigen huis terwijl je in de kinderwagen lag te slapen met je vader dichtbij? Is het mogelijk om buiten je geboorteland ergens ‘veilig thuis’ te zijn als je zwart bent en is levensgeluk breekbaar en te herstellen?

In deze kleine roman van Astrid H. Roemer, de auteur van Gebroken Wit (roman, 2019), en winnaar van de P.C. Hooftprijs 2016 en de Prijs der Nederlandse Letteren 2021, zijn de mogelijkheden grenzeloos.

N.B. Beluister het gesprek bij Athenaeum Boekhandel Spui met Astrid Roemer over Gebroken wit, lees een fragment uit die roman en uit Olga en haar driekwartsmaten.

 

Brandon

 

De arts had hem gevraagd met hoeveel meisjes hij intussen omgang had. Hij wist het niet precies en hij antwoordde: Heleboel, dokter! Even leek de dokter te glimlachen voordat die haast streng vroeg: En waarom doe jij dat? Hij keek ervan op: Die meisjes willen dat, dokter! Even een stilte. En toen: En jij doet wat de meisjes willen? Bijna kreeg hij een lachbui. Hij wist die net te onderdrukken want de lichtblauwe ogen van de medicus lichtten op en het was alsof de man in zijn binnenkant kon kijken en hem werkelijk zag. Gebruik condooms, zei de dokter vriendelijk: Ook al vind je dat niet stoer maar je went eraan en zo blijf je gezond! Hij had antibiotica meegekregen om zijn druiper te genezen. Dezelfde middag kocht hij inderdaad een dozijn kapotjes maar hij kon niet wennen aan het idee om op het meest belangrijke moment van genot iets dergelijks te moeten doen als een condoom aanschuiven. Hij houdt ook niet van sokken. Zelfde reden. Bloot wil hij glijden in een paar lekkere schoenen.
Schoenen kreeg hij pas op zijn elfde omdat hij voor het eerst naar een ander dorp zou varen voor een schoolexamen. Die schoenen waren niet van leer en deden geen pijn ook. Die schoenen werden doornat in de regen en ze scheurden kapot. Hij had zijn moeder duidelijk gemaakt niet langer blootsvoets te willen leven. Moeder had haar eigen rubberslippers uitgeschopt en gegeven aan hem. Hij gaf die reeds na een paar uur terug. Zoals zij op blote voeten liep naar de andere vrouwen aan de rivierinham waar de afwas werd gedaan. Het deed haar voetzolen vast pijn en kon haar verwonden. Aangespoelde steentjes. Scherven. Doornige wortels. Alles blijft steken in de verharde modder. Zijn moeder was een stadsmeisje. Geboren en opgegroeid in een drukke stadswijk in Paramaribo, een paar uur varen van waar ze later kwam te wonen met haar man. Zijn vader. Een dorpeling die nooit iets anders sprak dan hun eigen brouwsel van klanken. Hoe was vader aan zo’n mooi stadsmeisje gekomen?
Hij was niet hun oudste. Hij had een oudere zuster en vier broers. Zijn vader en de broers vonden hem een lastig kind. Hij begreep niet wat zij van hem verwachtten maar de toon waarop zij hem aanspraken bleef in hem hangen als iets wat zeer deed, ergens in zijn gedachten. En dat duurde maar. Dat schreeuwen tegen hem. Dat snauwen. Hij kon geen weerstand bieden. Wist er ook geen antwoord op. Een hond zou zich met de staart tussen de poten verwijderen van zulke mensen. Toen zich een gelegenheid voordeed om weg te blijven van huis greep hij die aan.
Ze waren met de oudere leerlingen op schoolreis. Hij mocht mee omdat hij de hoofdmeester mooie zangvogels had bezorgd. Hij kreeg er meteen spijt van want de vogeltjes werden in een kleine kooi ergens heen gebracht waar zij hoog in de bomen geen verse vruchten zouden vinden om open te pikken en op te eten. Hij stal de portemonnee van de vogeltjesbeul terwijl iedereen spartelend genoot van de Colakreek. En hij verdween met een kleingeldbus naar de binnenstad van Paramaribo.
Hij had met fooi betaald voor de rit. Hij keek wat onwennig rond, zag een Chinees restaurant, ging erheen, liet zijn geld zien, mocht ergens zitten. Hij had zich haast kotsmisselijk gegeten aan gebakken varkensvlees met vetranden, rijst, gestoomde groentestelen. Vrees overviel hem toen hij doelloos liep door een lange straat met gesloten winkels. Hij belandde bij een bank op een pleintje waar een standbeeld stond. Een zwarte man met de polsen in losgebroken boeien. Vrijheidsstrijder? Hij staarde naar het gevaarte. De ketenen vielen hem op. Slavernijtijd. Hij wendde het hoofd af. Haast duizelig door de middagwarmte doezelde hij weg. Schoot wakker. Schrok: hij had de aardigste meester bestolen en hij was helemaal alleen ver van huis. En het werd donker. Echt donker was het, ook al schoten de stadslichten aan. Hij wist niet dat het kon maar hij heeft gehuild voor het eerst in zijn leven.
Sommige mensen nemen een boel koffers en dozen mee als ze een reis naar ver maken. Hij is niet zo iemand. Hij houdt niet van bagage en andere lasten. Hij heeft ook maar een klein levensverhaal, zonder verjaardagsfoto’s en dergelijke. Klein maar rijk, had het eerste meisje gegrapt, bij wie hij mocht blijven overnachten na een dag samen slenteren door de stad. En zij had hem in een tuin vol palmbomen gevraagd iets op te dissen over zijn jeugd in het oerwoud. Lang had hij overwogen en ten slotte het hoofd geschud. Hij had niets te vertellen. Zij kon beter nog een boek ergens kopen met foto’s vol kleur van de Amazoneplanten en -dieren. Hij kon zijn ogen niet geloven, samen starend naar die plaatjes op glanzend papier die zij zo bewonderde. Geen van die wilde katten had hij ooit gezien. Ook niet gehoord ooit. Het was niet zijn wereld, dat oerwoud. En ook de palmentuin had niets wat hem kon boeien.
Dat hij uit het oerwoud kwam drong tot hem door toen hij voor het eerst in de stad arriveerde. Geasfalteerde straten. Druk motorverkeer. Mensen die bij zijn geboorteland hoorden en niet leken op hem. Al die winkels. Al die woningen. Andere geuren. En het meeste van wat zij zeiden ontging hem. Niet dat zij een andere taal spraken dan hij. Het was vooral hoe zij dat deden. Snel, langzaam en echt traag soms en met samengeknepen lippen. Hij had geleerd zijn mond zo wijd mogelijk open te doen bij het spreken. Alsof je zingt. Beschaamd had hij naar zijn spiegelbeeld gekeken in schoenenwinkels die hij bezocht zonder iets te willen kiezen dan de juiste positie bij een spiegel waar hij kon staren naar zichzelf. Een winkeldame zag hem kijken naar zijn eigen spiegelbeeld en slipperde naar hem toe: Wat zoek je eigenlijk bij ons? Ze keek naar zijn voeten. Zij bracht hem wat dozen en nam zijn maat op. Hij kocht de goedkoopste sportsandalen. Het plastiek daarvan was hard, werd heet en deed pijn aan zijn voeten.
Hij had nergens te gaan. En iedereen die hij aansprak verwijderde zich van hem zonder zelfs iets terug te zeggen. Hij vroeg waar hij betaald werk kon vinden. Het gestolen geld werd steeds minder ook. Dagen had hij zich niet kunnen wassen. Geen rivier dichtbij die vertrouwd was. Droog en heet was de stadslucht. Hij kon zijn eigen zweet ruiken. De honden die overal naar iets eetbaars snuffelden blaften hem angst aan. Ten slotte was hij op een bank gaan zitten bij een casino, starend naar een hotel waar buitenlanders in en uit liepen. Hij sliep niet maar echt wakker was hij ook niet. Het voorbijrazende verkeer hield hem alert. En de wind. De wind was koel. Bracht regenwolken. Een vreemde jonge vrouw, een meisje eigenlijk, had hem opgemerkt. Misschien was zij ook alleen. En omdat zij naar hem bleef kijken begon hij te glimlachen. Dichterbij kwam zij. Mooi gezicht met zonnebril op. Zij sprak hem aan met een zacht: Ben je van het binnenland? Van het bovenland is hij maar hij knikte gretig. Een klein gesprek. En zij had hem meegenomen naar haar hotelkamer. Douchen kan als je wilt? Kleding van haar paste hem. Er stonden twee smalle bedden gescheiden op de kamer. Zij zou het regelen met de medewerkers van het hotel. Zij kenden haar goed. Het kwam in orde. En de volgende dag ging zij een rivierenreis maken met twee gidsen. Haar gidsen gaven hem wat schone kledingstukken. Onderbroeken. Overhemden met lange mouwen. Jongemannen met gelig haar. Hij mocht blijven op haar kamer. Zijn verblijf was betaald. Verbluft liet zij hem achter. Baden. Onder een douche staan en het verwarmde water voelen glijden langs zijn lichaam.

[…]

 

© 2023 Astrid H. Roemer

pro-mbooks1 : athenaeum