Leesfragment: Een historicus voor alle (leef)tijden. Bij Herodotus' Historiën

16 mei 2023 , door Tom Holland
| | |

In de aanloop naar het nieuwste deel, Toni Morrisons Teer, in september, publiceren we op deze site alle nawoorden bij de klassiekers in de Perpetuareeks. We beginnen bij de oudste klassiekers, met Herodotus’ Historiën, in de vertaling van Wolther Kassies, met een toelichting door Michel Buijs en een nawoord door Tom Holland. Lees een fragment uit het boek en Tom Hollands nawoord.

Herodotus (ca. 484-424 v.Chr.) schreef het oudste bewaard gebleven prozawerk van Europa. Zijn uitgangspunt was oorlog. De slagen bij Marathon, Thermopylai en Salamis en Plataiai waren in Herodotus’ tijd al bekend als de grote confrontaties tussen de wereldmacht van de Perzen en de coalitie van Griekse stadsstaten. Maar Herodotus’ belangstelling gaat veel verder. Hij grijpt in zijn historia, zijn onderzoek, ver terug in de mythologie en de geschiedenis om de oorsprong van het conflict tussen oost en west te verklaren, en is ook zeer geïnteresseerd in de geschiedenis en de cultuur van de volkeren van de mediterrane wereld, die hij langdurig heeft bereisd.

De climax is de beschrijving in de boeken zeven tot negen van Xerxes’ mislukte invasie van Griekenland. De Griekse staten zijn hun verdeeldheid te boven gekomen en behalen ondanks hun numerieke zwakheid een schitterende overwinning op de Perzische invasiemacht.

Herodotus is een briljant verteller, die in zijn verhaal korte novellen van superieur gehalte en vele illustratieve anekdoten invlecht. Geen wonder dat hij in het onderwijs en daarbuiten talloze lezers steeds weer heeft geboeid.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Gerard Koolschijns vertaling, Macht heeft vele minnaars. En uit een eerdere vertaling van Wolther Kassies, De Peloponnesische oorlog. Lees ook het docenteninterview met Mathieu de Bakker over, onder andere, Herodotus (en Tom Holland). Van Tom Holland publiceerden we voor uit Heerschappij; Leonhard de Paepe besprak Het vierde beest.

 

Herodotus is de meest onderhoudende van alle geschiedschrijvers. Sterker nog, hij doet wat dat betreft voor geen enkele schrijver onder. Hij heeft me sinds mijn twaalfde voortdurend gezelschap gehouden en ik heb nooit genoeg van hem gekregen. Zijn magnum opus is veel dingen tegelijk: het eerste voorbeeld van non-fictie, de tekst die ten grondslag ligt aan een heel vakgebied, de belangrijkste bron van informatie die we hebben voor een cruciale episode in de menselijke beschaving– maar bovenal is het een verborgen schatkist. Uit de mond van een vertaler van Historiën klinkt dat misschien als ordinaire reclame, maar het is ook objectief gezien zo. Zoveel tijd met Herodotus door te mogen brengen als ik de afgelopen jaren heb gedaan was een zeldzaam voorrecht: een waar labour of love. Zeker, hij is de vader van de geschiedschrijving — maar hij is nog veel meer dan dat.
Het ogenschijnlijke doel van Historiën is een verklaring te geven voor wat nu ‘de botsing der beschavingen’ zou worden genoemd: het onvermogen van de volken uit het Oosten en Westen om vreedzaam samen te leven. Het thema bleek de inspiratiebron voor een heel nieuw genre. Herodotus schreef kort na dato over zulke epische gebeurtenissen dat ze tot op de dag van vandaag weten te boeien en verbazen. In 490 v.Chr. had de koning van Perzië, Darius de Grote, een expeditie uitgezonden om het oproer van de Griekse stad Athene de kop in te drukken. Aangezien het rijk waarover hij heerste het grootste was dat de wereld ooit gekend had, en aangezien nooit eerder een Grieks leger de Perzen in de strijd had verslagen, was de koning ervan overtuigd dat hij zou winnen. Maar zijn zelfverzekerdheid bleek misplaatst. De Atheners rukten op naar een vlakte bij de plaats Marathon en versloegen de indringers. Alleen bleek hun overwinning slechts uitstel van executie. Tien jaar later waren de Perzen terug. Dit keer kwamen ze met een geweldige overmacht en werden ze persoonlijk aangevoerd door hun nieuwe koning: Xerxes. Veel Grieken geloofden niet dat ze hun vrijheid zouden kunnen behouden en liepen over naar het invasieleger. Slechts een paar steden, onder leiding van Athene en het weergaloos krijgshaftige Sparta, weigerden zich over te geven. Bij Thermopylai, een pas ten noorden van Athene, slaagde een piepkleine Griekse verdedigingseenheid onder aanvoering van een Spartaanse koning erin de Perzen twee dagen tegen te houden, totdat de toegang tot de pas uiteindelijk werd geforceerd. Kort daarop werd Athene ingenomen. De Akropolis brandde af. Maar toen behaalde de Griekse vloot opeens een onverwachte en beslissende overwinning in de wateren van het nabijgelegen eiland Salamis. Een jaar later werd in een grote slag buiten de stad Plataiai de vrijheid van het vasteland van Griekenland definitief veiliggesteld. Voor de Grieken zelf, en voor zo vele generaties na hen, was het een nauwelijks te bevatten triomf: de ongelofelijkste overwinning aller tijden.
Zo dacht ik er in elk geval over toen ik op mijn twaalfde voor het eerst las over de Perzische Oorlogen. Op die jonge en beïnvloedbare leeftijd zag ik de heroïek van Marathon en Thermopylai, van Salamis en Plataiai, als pure fantasy. Of beter nog dan fantasy, want in tegenstelling tot Star Wars of The Lord of the Rings was het verhaal van de overwinning van de Grieken, die tegen alle verwachtingen in en onder zulke dramatische omstandigheden was behaald, waargebeurd. En zo raakte ik steeds meer geobsedeerd. Ik las alles wat ik maar kon vinden over het onderwerp. Het duurde niet lang voor ik besefte dat bij de bestudering van de Perzische Oorlogen alle wegen terugvoerden naar één enkele bron: Herodotus. Dat was wel even slikken. De klassieken waren volledig onbekend terrein voor me. Hoe zou het zijn om een boek te lezen van een echte oude Griek? Ik schraapte mijn moed bij elkaar en besloot het uit te proberen.
Historiën begon veelbelovend:

‘Herodotus, burger van Halikarnassos, presenteert hier het resultaat van zijn onderzoek. Hij wil ermee bereiken dat wat mensen hebben gedaan, in de loop van de tijd niet vergeten wordt en dat de grootse en bewonderenswaardige prestaties die door Grieken, maar ook door barbaren zijn verricht, hun bekendheid niet verliezen. Ook wil hij duidelijk maken hoe het kwam dat ze elkaar beoorloogden.’*

Grootse prestaties waren natuurlijk precies waar mijn hart naar uitging. Ik had meteen de smaak te pakken en las verder. Maar algauw sloeg de bevreemding toe. Voor een auteur die had aangekondigd het verhaal van de Perzische Oorlogen te gaan vertellen, leek Herodotus verontrustend veel zijpaden in te slaan. Al na een paar bladzijden diste hij een merkwaardig verhaal op over een koning die zijn lijfwacht opdracht gaf de koningin te bespieden terwijl ze naakt was – met voorspelbare fatale gevolgen. Vervolgens kwam er een verhaal over een muzikant die door piraten was gevangengenomen, in zee sprong en op zijn lier ging spelen, waarna hij prompt door een dolfijn werd gered. Het duurde daarna nog vele bladzijden voordat Herodotus een Perzische koning noemde – en zelfs toen sprong hij binnen de kortste keren over op een compleet nieuw onderwerp. Over Egypte, babbelde hij er lustig op los, ‘ben ik voornemens mijn uiteenzetting nog verder voort te zetten, omdat in Egypte meer wonderlijke dingen voorkomen dan in welk ander land ook en omdat Egypte in vergelijking met welk ander land ook meer kunstwerken te bieden heeft die iedere beschrijving tarten. Daarom zal hier meer over het land ter sprake worden gebracht.’ (2.35) Wat Herodotus vervolgens ook deed. Uitvoerig en gedetailleerd.
Pas in het vijfde boek, ergens halverwege Historiën, kwam eindelijk zijn centrale verhaallijn in beeld. Herodotus’ verslag van de tocht naar Marathon en van de beroemde veldslagen zelf is spannend genoeg om ruimschoots aan de verwachtingen te voldoen; maar wie hem leest om het verhaal van de Perzische Oorlogen te horen, zoals ik destijds deed, zal de eerste vier boeken tamelijk verrassend vinden. Destijds deed hij me denken aan zo’n komiek wiens hele act bestaat uit één enkele grap: een oeverloos verhaal dat steeds ingewikkelder en tantristischer wordt om pas na een eeuwigheid tot een climax te komen. Zelfs nu nog, nu ik zou willen dat Herodotus veel méér uitweidingen had opgeschreven, denk ik dat de vergelijking niet eens zo onredelijk is: in zekere zin is Herodotus de auteur van het beste oeverloze verhaal aller tijden. Toen ik hem voor het eerst las, had ik nog helemaal geen oog voor de buitengewoon subtiele thematische ordening die zijn materiaal zo’n sterke onderliggende eenheid geeft. Toch had ik al wel door dat Herodotus je niet in de maling neemt. Hij mocht dan vaak de meest fantastische verhalen vertellen, hij deed dat wel met een onderzoekende en open houding die me zeer bewonderenswaardig voorkwam. ‘Laat iedereen die geloof hecht aan dergelijke verhalen gebruikmaken van wat de Egyptenaren vertellen; mijn uitgangspunt in mijn hele werk is steeds dat ik opschrijf wat ik gehoord heb van mijn verschillende zegslieden.’ (2.123)
Dat leek me – en lijkt me nog steeds – een achtenswaardige benadering van de wereld in al zijn complexiteit en met al zijn tegenstrijdigheden. Dat mensen uit verschillende culturen waarschijnlijk een heel scala aan perspectieven hebben op dezelfde gebeurtenis, en al helemaal op wat de beste manier is om hun leven vorm te geven, leek Herodotus zo’n belangrijke waarheid dat hij besloot zijn werk ermee te beginnen. Later in Historiën, als hij beschrijft hoe Kambyses, de koning van Perzië die Egypte had veroverd, de religieuze gevoeligheden van de Egyptenaren bespot, is het voor hem klip en klaar dat dergelijk gedrag alleen door waanzin valt te verklaren. ‘Dat alle mensen deze overtuiging koesteren inzake hun gewoonten kan men met talrijke bewijzen illustreren,’ merkt hij filosofisch op. ‘Het is mij dan ook zonder meer duidelijk dat Kambyses volkomen waanzinnig was.’ (3.38) Het is vanuit deze zienswijze een kleine stap naar een houding tegenover ‘barbaren’ – en tegenover de Perzen in het bijzonder – die ik zelfs bij mijn eerste lezing van Historiën al verbluffend vond. Dezelfde imperialisten die Herodotus’ eigen geboortestad Halikarnassos hadden ingenomen, en die het Griekse vasteland te vuur en te zwaard hadden geteisterd, beschikken in zijn vertelling over prachtige eigenschappen als nobelheid en moed. Herodotus meldt hoeveel waarde ze hechten aan het vertellen van de waarheid; hij bewondert hun gehardheid; hij geeft ruiterlijk toe dat ze individueel als strijders beslist niet onderdoen voor de Grieken. Zelfs zijn schildering van Xerxes, die voor ons (grotendeels dankzij Herodotus zelf ) het archetype is geworden van de arrogante despoot, wordt bijgekleurd door momenten van roem en pathos. Onder alle ‘miljoenen’ die hij aanvoerde tegen Griekenland, vertelt Herodotus ons, ‘was niemand het meer waard, wanneer men op schoonheid en rijzige gestalte let, het oppergezag over deze gehele legermacht te bekleden dan Xerxes.’ (7.187) Terwijl hij toekijkt hoe zijn leger vanuit Azië Europa binnentrekt, voelt de koning zich werkelijk gezegend – en begint vervolgens te huilen. Wanneer zijn oom vraagt wat de reden voor zijn tranen is, antwoordt Xerxes: ‘Toen ik erover nadacht, kwam er een gevoel van medelijden bij me op, want ik bedacht hoe kort het leven van de mens is; immers, van al die mensen zal over honderd jaar niemand meer in leven zijn.’ (7.46)
Dat de gevoelens waaraan Xerxes uiting geeft eerder moeten worden toegeschreven aan de geest van de tragedie dan aan iets herkenbaar Perzisch doet helemaal niets af aan het belang van Herodotus’ pogingen om gebeurtenissen ook door de ogen van een ander te zien. Want hoewel hij duidelijk het product was van zijn eigen achtergrond, was hij ook eindeloos nieuwsgierig naar de wereld daarbuiten. Historiën is – zoals de letterlijke betekenis ‘onderzoekingen’ al suggereert – een heldhaftige poging de grenzen van de kennis op bijna elk denkbaar vlak te verleggen. Dit project, waarin de wereld aan historia (‘onderzoek’) wordt onderworpen, ademde de geest van Herodotus’ tijd. Hij leefde in een intellectuele omgeving die bruiste van de ontdekkingszin, van een oneindig aantal wonderen die erop wachtten om benoemd en verklaard te worden zonder gemakzuchtige verwijzing naar het bovennatuurlijke. Alleen de verlichting komt daar misschien bij in de buurt. ‘Ik schrijf de waarheid zoals ik die zie – want de verhalen die door de Grieken worden opgedist zijn naar mijn mening even lachwekkend als talrijk.’ Dat waren de woorden van Hekataios, een aardrijkskundige en genealoog uit Milete. Er zijn alleen fragmenten van zijn werken bewaard gebleven, maar we kunnen er zeker van zijn dat hij voor Herodotus in elk geval bepaald geen onbekende was. Niet alleen komt hij voor in het verslag van de rampzalige opstand van Milete tegen de Perzen, hij is ook mikpunt van spot in van een van de weinige passages waarin we Herodotus van een minder fraaie kant te zien krijgen. Wanneer Hekataios Egypte bezoekt, krijgen we te horen dat de priesters geen enkele belangstelling hebben voor zijn genealogische onderzoek. Herodotus merkt daarna minachtend op: ‘Toen de schrijver Hekataios vroeger in Thebe zijn stamboom uiteenzette en zijn afkomst in verband bracht met zijn zestiende voorvader, die een god zou zijn geweest, deden de priesters van Zeus hetzelfde als wat ze bij mijn bezoek deden, zonder dat ik mijn stamboom ter sprake bracht.’ (2.143) De anekdote is om twee redenen veelzeggend. Ten eerste toont ze aan dat Herodotus niet de eerste Griek was die onderzoek deed voorbij de grenzen van de eigen directe omgeving. Ten tweede bevestigt ze zijn eigen ideeën over wat er origineel en belangwekkend was aan zijn onderzoekingen. Hij schreef Historiën in de overtuiging dat het alles wat eerder was gedaan ver overtrof. En hij had duidelijk gelijk. Deels was dat te danken aan het feit dat Herodotus– voor zover we weten– de eerste was die bij de studie van het verleden de revolutionaire nieuwe onderzoeksmethodes toepaste die ook de manier veranderden waarop Griekse intellectuelen de natuurlijke wereld begrepen: het allereerste begin van wat we nu ‘wetenschap’ zouden noemen. De grote waarde die Herodotus hechtte aan bronvermelding is voor hedendaagse historici zo vanzelfsprekend dat je zomaar over het hoofd zou kunnen zien hoe revolutionair dat inzicht in die tijd was. In zijn verslag van de aanloop naar de slag bij Plataiai beschrijft hij wat hem is verteld door ene Thersander uit Orchomenos, die op zijn beurt doorgeeft wat hem bij een feestmaal is verteld door een Perzische medegast. Op zo’n moment loopt er even een rilling over je rug: mannen die al tweeënhalfduizend jaar dood zijn, krijgen een stem. We zijn getuige van de barensweeën van de historische onderzoeksmethode.
Er wordt op twee manieren geschiedenis geschreven.
Niet alles wat Herodotus vertelt kan overigens zo makkelijk tot een bron worden herleid. Zijn belangstelling voor de manier waarop bewijs wordt verzameld mag dan revolutionair zijn, de enorme reikwijdte en verscheidenheid van zijn interesses is dat evenzeer. Vóór hem was het nog nooit in iemand opgekomen zo’n indrukwekkend breed panorama te schetsen. Herodotus leek voor iemand van zijn tijd uitzonderlijk goed doordrongen te zijn van
het feit dat hij in een geglobaliseerd tijdperk leefde. Zo gigantisch was het rijk van de Perzen, dat hun koning ervan kon dromen over ieder land onder de zon te heersen: ‘Er is namelijk geen enkel ander land waarop de zon zal schijnen dat nog grenst aan ons gebied; ik zal ze zonder uitzondering met u tot één gebied maken wanneer ik heel Europa ben doorgetrokken.’ (7.8) Naar Herodotus’ mening had bij de grote oorlog tussen de Grieken en de Perzen de wereld zélf op het spel gestaan. Daarom had zijn onderzoek, zijn historia, zo’n universeel karakter. Het was zijn verbluffende ambitie om de uiterste grenzen te bereiken van wat menselijk achterhaalbaar was. Onvermijdelijk gevolg hiervan was dat zijn vermogen om de feitelijkheid van verkregen informatie vast te stellen soms niet helemaal meer zuiver op de graat was. Niemand was zich daar sterker van bewust dan Herodotus zelf. Bij de wonderbaarlijke details die hij vermeldt, dekt hij zich vaak in met kwalificaties: uitingen van onzekerheid of openlijke twijfel. Wanneer hij schrijft over een Foenicische expeditie die rond Afrika (of ‘Libye’, zoals hij het noemt) zou hebben gevaren, verhult Herodotus zijn bedenkingen niet. ‘Ze vertelden iets wat ik niet kan geloven, maar iemand anders misschien wel: dat zij tijdens hun vaart om Libye heen de zon aan hun rechterhand hadden gehad.’ (4.42)
Juist dankzij zo’n detail weten we natuurlijk dat de Foeniciërs wel degelijk de waarheid vertelden en inderdaad de evenaar waren gepasseerd. Dat we tot aan de komst van de Portugezen in 1488 geen verslagen hebben van andere scheepsexpedities die Kaap de Goede Hoop hebben bereikt, herinnert ons eraan hoe uitzonderlijk ver de kennis van Herodotus vaak reikte. Het zal dan ook geen verbazing wekken dat niet alle informatie die hij opdeed betrouwbaar was. Wat moeten we bijvoorbeeld aan met zijn verslag van reusachtige Indische mieren ‘die kleiner zijn dan honden, maar groter dan vossen’ (3.102), die goud opgraven, of de griffioenen ‘die het goud bewaken’ (4.13) in de bergen voorbij Skythië? Dat soort verhalen draagt weliswaar sterk bij aan het leesplezier, maar heeft ook geleid tot een lange traditie waarin Herodotus werd afgedaan als op zijn best goedgelovig en in het slechtste geval een leugenaar. Het verbijsterende is overigens niet dat zijn feiten over Indië (het huidige India) of de wildernis voorbij Skythië niet kloppen, maar dat verslagen daarover hem überhaupt hebben bereikt.
Alleen in het nieuwe tijdperk van het Perzische imperialisme, dat Herodotus’ geboortestad Halikarnassos voor het eerst onder één heerschappij had gebracht met landen die fabelachtig ver naar het oosten lagen, had hij op het idee kunnen komen om over deze onderwerpen te schrijven. Het is dan ook aannemelijk gemaakt dat beide verhalen gebaseerd zijn op verre geruchten, sommige zelfs helemaal uit China. Van de reusachtige mieren is aangetoond dat het in feite om de zogeheten Himalayamarmotten ging, die erom bekendstaan dat ze bij het graven van hun holen goudhoudende aarde blootleggen; de griffioenen waren misschien de verweerde skeletten van Protoceratops, een dinosaurus waarvan de fossielen overal verspreid door de Gobiwoestijn liggen.* Of misschien niet. We kunnen maar beter toegeven, zoals Herodotus zelf af en toe doet, dat we het niet zeker weten. Soms moeten we simpelweg de grenzen van onze kennis onder ogen zien. Historiën is voor ons niet alleen de bron van de historische onderzoeksmethode, maar ook die van historische wijsheid.
Tegenwoordig is de volledige, onafzienbare hoeveelheid kennis in de wereld beschikbaar voor iedereen die een internetverbinding heeft, waardoor het lastiger dan ooit kan zijn om ons te verplaatsen in Herodotus, die leefde in een tijd waarin het hele concept van non-fictie nog in ontwikkeling was. Maar dat is ook precies de reden waarom het nu ontroerender dan ooit kan zijn om hem te lezen. Het proces van het naspeuren en vastleggen van feiten op would-be-encyclopedische schaal begint met zijn geschiedenis. Hij is de illustere voorganger van iedereen die ooit het internet heeft gebruikt om een feitje na te zoeken. ‘Ik vraag mij af (de opzet van mijn verhaal bracht van het begin af uitweidingen met zich mee) [...]’ (4.30) zegt Herodotus op een gegeven moment. Deze manier van informatie presenteren, die dertig jaar geleden meer weghad van de stijl van Tristram Shandy dan van een conventioneel geschiedenisboek, zal de meeste lezers nu heel bekend voorkomen. Het internet, met zijn schijnbaar eindeloze web van hyperlinks, heeft een heel nieuwe metafoor geboden voor Herodotus’ wijdlopige stijl van informatieverschaffing. Wanneer hij over de inname van Nineve door de Meden zegt: ‘hoe dat in zijn werk ging zal ik in een ander gedeelte van mijn verhaal vertellen’ (1.106), en dat vervolgens niet doet, voelt de lezer dezelfde frustratie als wanneer hij op een dode link klikt. Op dezelfde manier zal de ervaring dat je nooit weet welke kant Herodotus’ verhaallijn op gaat – naar een hilarische anekdote over een dronken man die op tafel danst, misschien, of naar het ijzingwekkende relaas van de wraak van een eunuch op de man die hem als kind heeft gecastreerd – iedereen die ooit op het web heeft gesurft volkomen bekend voorkomen. Een van de definities van een klassieker, schreef Frank Kermode, is dat die ‘zijn kracht behoudt bij verandering, door zich op verschillende manieren te laten interpreteren’– en te laten vertalen, zou je kunnen zeggen. Dat alleen al rechtvaardigt hopelijk een nieuwe versie van Historiën. Herodotus, onze alleroudste historicus, heeft altijd het vermogen gehad zichzelf te vernieuwen en een frisse indruk te maken op opeenvolgende generaties.
Ik hou mezelf graag voor dat hem dat niet verbaasd zou hebben. Hij wist beter dan wie ook aan wat voor een gigantische onderneming hij was begonnen en hoe waardevol het was wat hij had bereikt. Het was zijn ambitie, zoals hij in de openingszin van het eerste geschiedenisboek aller tijden verklaart, om ervoor te zorgen dat ‘wat mensen hebben gedaan in de loop van de tijd niet vergeten wordt’. Letterlijk zegt hij dat het niet exitêla mag raken, een woord dat in technische zin kon worden gebruikt om het vervagen van de verf van inscripties of kunstwerken mee aan te duiden. De kleuren die Herodotus heeft aangebracht in zijn portret van de lang vervlogen wereld waarin hij leefde zijn vandaag de dag nog precies even fris en sprankelend. De daden van toen zijn zeker niet vergeten.

* Waar Tom Holland Herodotus citeert, is de Nederlandse vertaling van Wolther Kassies weergegeven.
* De marmottentheorie staat beschreven in Michel Peissel, The Ants’ Gold: The Discovery of the Greek El Dorado in the Himalayas (Londen, 1984). Adrienne Mayor schrijft over griffioenen en dinosaurussen in The First Fossil Hunters: Paleontology in Greek and Roman Times (Princeton, 2000).

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum