Leesfragment: Een jager in het woud

22 maart 2023 , door Maarten Doorman
| | |

Woensdag 22 maart wordt bij SPUI25 Maarten Doormans nieuwste boek Een jager in het woud. Frankrijk, Duitsland, Europa gepresenteerd. Vandaag kun je al de eerste pagina’s lezen.

Na de Brexit en met oorlog aan de oostgrens richt het oog zich opnieuw op de Frans-Duitse as. Kan deze tandem nog richting geven aan de toekomst van Europa en is de kloof uit hun verleden definitief overbrugd? Al is hun ‘erfvijandschap’ sinds de laatste wereldoorlog verdampt, de geschiedenis leert dat nationale vooroordelen en clichés diepgeworteld zijn.
Een jager in het woud voert de lezer aan de hand van muziek, beeldende kunst, film en literatuur door een pijnlijke geschiedenis van vier grootschalige gewapende conflicten. Van de Frans-Duitse Oorlog (1870-1871) en het uitroepen van het Duitse keizerrijk in Versailles terug naar de napoleontische tijd en de Duitse bevrijdingsoorlogen; en dan van de loopgraven uit La Grande Guerre tot de totale catastrofe van de Tweede Wereldoorlog.
Op zoek naar een balans tussen herinneren, herdenken en vergeten bespreekt Maarten Doorman de rol van een verlicht Frankrijk en een romantisch Duitsland in de onvoorspelbare toekomst van Europa.

Maarten Doorman doceert cultuurfilosofie aan Maastricht University en is bijzonder hoogleraar geschiedenis van de Duitse cultuur aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Eerder verschenen van zijn hand onder andere De romantische orde (2004), Rousseau en ik (2012) en De navel van Daphne (2016).

N.B. Lees op Athenaeum.nl ook Jerker Spits' bespreking van het boekeen fragment uit Dichtbij en ver weg, Pieter Hoexum over Rousseau en ik en Leonhard de Paepe over Denkers in de grond.

 

Woord vooraf

Op 1 maart 1871, toen puinstof en as van de verwoestende Duitse artilleriebeschietingen op Parijs nog nauwelijks waren neergedaald en Frankrijk net had gecapituleerd, hield Victor Hugo een toespraak tot de in Bordeaux residerende Nationale Vergadering. ‘Weg met de grenzen!’ riep hij uit:

De Rijn voor iedereen! Laten we dezelfde republiek zijn, laten we de Verenigde Staten van Europa zijn, laten we de continentale federatie zijn, laten we de Europese vrijheid zijn, laten we de universele vrede zijn!

Hoe hedendaags klinkt dit idealisme, maar vooral ook: hoe onverbloemd utopisch. De door Hugo verlangde verzoening van Duitsland met Frankrijk en federale vereniging in een Europees, bezield verband waren evenwel geen plotselinge wanhoopskreet op een voor Frankrijk zo rampzalig moment. Want al veel eerder, na de hysterische Rijncrisis van 1840, schreef Hugo in Le Rhin: ‘Frankrijk en Duitsland vormen samen wezenlijk Europa. Duitsland is er het hart van, Frankrijk het hoofd.’

Over zulke stereotypen (of misvattingen) gaat dit boek. Het afgelopen decennium zagen we een opmerkelijke reeks tentoonstellingen en herdenkingen naar aanleiding van vier grote gewapende conflicten tussen Frankrijk en Duitsland: de Duitse vrijheidsoorlog uit de napoleontische tijd, de ‘vergeten oorlog’ van 1870-1871 en natuurlijk beide wereldoorlogen. In die terugblikken tekende zich een veranderend discours af, terwijl tegelijk oude stereotypen zich hardnekkig bleven doen gelden.
Hier speelde ongetwijfeld de magie der jaartallen een rol: de honderdjarige herdenkingen van het begin en het einde van de Eerste Wereldoorlog, het honderdvijftigjarige bestaan van de Frans-Duitse Oorlog, de vijfenzeventigste verjaardag van het uitbreken en beeindigen van de Tweede Wereldoorlog. Maar eerdere herdenkingen kregen minder aandacht. Onder het oppervlak speelden dan ook andere verschuivingen mee: een nieuwe fase in de Duitse houding jegens het verleden en een toenemende erkenning door de Franse overheid van haar medeverantwoordelijkheid voor misdaden in de laatste oorlog.
Ze getuigen van groeiende Duitse zelfverzekerdheid naast meer Franse zelfreflectie, zoals die sprak uit een dik overheidsrapport dat de Franse regering moest adviseren bij het halfjaarlijkse voorzitterschap van de eu in 2022. Het rapport pleitte voor minder Franse retoriek en een bescheidener opstelling. Kortom, zo citeerde de grootste krant van Frankrijk, de Ouest-France van 30 november 2021 met een verwijzing naar een van de pioniers van de eu, ‘meer Robert Schuman en minder Victor Hugo’.
Die zelfkritische houding is Duitsland evenmin vreemd. En al lijkt Frankrijk steeds minder belangrijk in de Duitse buitenlandse politiek, zo gauw het over Europa gaat draait het, zeker na de Brexit, toch weer om de Frans-Duitse as. Over die as en over de Frans-Duitse verhoudingen is veel geschreven, in de eerste plaats door Duitsers en Fransen zelf. Dit gebeurt meestal in politieke geschiedenis, strategische rapporten en journalistieke analyses waarin de halfbewuste stereotypen en onbewuste clichés jegens elkaar als ruis worden weggefilterd.
Dit boek probeert die ruis juist hoorbaar te maken, of de wortels van zulke clichématige wederzijdse perspectieven zichtbaar, door per hoofdstuk de herinnering aan één zo’n gewapend conflict te bespreken. En dan vooral aan de hand van herinneren of herdenken zoals dat in de kunst tot leven komt. Leidend medium is in elk hoofdstuk telkens een andere kunstvorm – achtereenvolgens muziek, beeldende kunst, film en literatuur. Het vijfde hoofdstuk probeert vanuit dat losgewoelde verleden vooruit te kijken en af te tasten hoe ver dat door Hugo geprofeteerde Europa met hart en hoofd van ons af staat.
Het wederzijdse onbegrip mag wel eens surrealistisch of kluchtig uitpakken, maar op de achtergrond zweven de moeilijk voorstelbare aantallen doden van deze bloedige oorlogen. Die doden hebben ons in de schitterende regels van Rainer Maria Rilkes ‘Eerste Duineser Elegie’ ten slotte

[...] niet meer nodig, de ons vroeg ontrukten men went zich het aardse geleidelijk af, zoals men de borsten mild van de moeder ontgroeit.

Misschien hebben wij hen echter omgekeerd meer nodig dan we beseffen.

 

1
Muziek en wapengekletter(1870-1871)

La musique souvent me prend comme une mer!
(Charles Baudelaire, La Musique)

Steden als Berlijn of Parijs hebben de laatste eeuwen zoveel doorgemaakt dat je je nauwelijks kunt voorstellen dat de bewoners ervan zich door de straten bewegen alsof het allemaal nooit gebeurd is. Misschien valt er ook niet goed te leven in het voortdurende besef dat bijna elke straathoek van moord en doodslag getuigt en dat alle hoop er ooit door ongekend geweld werd weggevaagd. Denk aan de tienduizenden doden van de Franse Revolutie, aan het hongerende, kapotgeschoten Parijs in 1871 met de slachtpartijen tijdens de Commune, of aan het volkomen verwoeste, wezenloze Berlijn van zomer 1945, aan de angst, het treuren, de verbijstering. Kunnen we niet beter als schoolkinderen vrolijk naar huis rennen, niet gehinderd door kennis van alle gruwelen die voorafgingen aan ons huidige, zo veilig lijkende bestaan? Kunnen we op die manier beter de toekomst aan?
Dat is de vraag. De even vaak gehoorde als frivole opmerking dat we niets van het verleden kunnen leren toont weinig respect voor wie de klappen kregen en geeft ook blijk van een wat gemakzuchtige blik op de toekomst. Te midden van alle zorgeloosheid herinneren boeken en films ons daarom aan de gewelddadigheden, en televisieprogramma’s, podcasts, games soms, kranten, tijdschriften, filmpjes, of verhalen uit de familie, herdenkingen, websites en het geschiedenisonderwijs natuurlijk. In de genoemde twee steden roepen monumenten, straatnamen en gebouwen hier en daar nog op wat er gebeurde, doorgaans vanuit het perspectief van de overwinnaar, en een enkele keer een tentoonstelling of zelfs muziek, waarbij de schimmen van slachtoffers uit het verleden zich vast eerder op hun plaats zouden voelen.
Muziek voert dan ook de boventoon in dit hoofdstuk. Zo vond er op 27 januari 2020 in de Berlijnse Staatsoper Unter den Linden een concert onder leiding van Daniel Barenboim plaats ter nagedachtenis van de bevrijding van Auschwitz. Er klonken een stuk van Arnold Schönberg, Ein Überlebender aus Warschau, opus 46, en Beethovens Derde Symfonie, Eroïca. Maar oorlog spookt ook in andere muziek door, tot en met die van heavymetalbands als Iron Maiden. Hun nummer ‘Paschendale’ (2003) gaat terug naar de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog en lijkt als kalme ballade te beginnen:

In a foreign field he lay
Lonely soldier, unknown grave
On his dying words he prays
Tell the world of Paschendale

Even later hangen de lijken echter al in het prikkeldraad tegen een muur van geluid en met een schreeuwende, in rookwolken gehulde zanger ervoor, met helm op en in soldatenmantel.
Op 16 mei 2017 kon men in de imposante kathedraal Saint-Louisdes- Invalides van Parijs, op een steenworp afstand van het graf van de ooit door Beethoven in die Derde Symfonie bezongen en daarna verguisde Napoleon, een iets bedaagder concert bezoeken ter nagedachtenis van de Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871. Het Choeur et Orchestre Symphonique de Paris opende onder leiding van dirigent Xavier Ricour met Georges Bizets Patrie, Ouverture dramatique, opus 19.
Dramatisch is die ouverture zeker, al zou je deze symfonische muziek ook hitsig kunnen noemen, niet als bij Iron Maiden, maar eerder klassiek soldatesk: het soort marsmuziek dat met zijn opgevoerde tempo aan oude films doet denken. In films uit de begintijd lijkt immers iedereen net te hard te lopen en te vlug en houterig te bewegen, waardoor niet alleen Laurel en Hardy grappig worden, maar ook historische beelden van recepties, staatslieden en zelfs soldaten op het slagveld iets onbedoeld komisch krijgen, iets luchthartigs dat aan de betrokkenen van toen geheel voorbij lijkt te zijn gegaan. Het verleden is een vreemd land.

[…]

 

© 2023 Maarten Doorman

pro-mbooks1 : athenaeum