Leesfragment: Filmspeculatie

02 april 2023 , door Quentin Tarantino
|

Maandag 3 april, van 16.30 tot 18.00, signeert niemand minder dan Quentin Tarantino zijn boek Cinema Speculation / Filmspeculatie bij Athenaeum Boekhandel Spui. Lees bij ons een fragment uit de vertaling door Petra C. van der Eerden en Janine van der Kooij!

Het langverwachte, eerste non-fictiewerk van de vermaarde cineast is een even onderhoudend als intelligent filmboek, net zo eigenzinnig en origineel als zijn creaties op het witte doek. Naast het feit dat hij een van de meest gevierde eigentijdse filmmakers is, staat Quentin Tarantino bekend als een zeer bevlogen kenner van het genre. Al sinds jaar en dag verklaart Tarantino bij gelegenheid dat hij zich uiteindelijk wil gaan richten op het schrijven over film. Met Cinema Speculation/Filmspeculatie is die tijd aangebroken, en het resultaat is precies waar zijn toegewijde fans – en filmliefhebbers in het algemeen – op hoopten: aanstekelijke én persoonlijke essays over films, die je na lezing van dit boek meteen wilt gaan kijken.

 

De kleine Q kijkt naar grote films

Eind jaren zestig, begin jaren zeventig had het Tiffany Theater een cultureel pand in bezit dat maakte dat het zich onderscheidde van de andere grote bioscopen in Hollywood. Ten eerste lag het niet aan Hollywood Boulevard. Met de uitzondering van Pacifics Cinerama Dome, eenzaam en trots op de hoek van Sunset en Vine, bevonden de andere grote huizen zich allemaal op de laatste vrijplaats voor toeristen in Old Hollywood, namelijk: Hollywood Boulevard.
Overdag kon je die nog altijd over de boulevard zien lopen, op weg naar het Hollywood Wax Museum, terwijl ze naar hun voeten keken om de namen op de Walk of Fame te lezen (‘Moet je zien, Marge, Eddie Cantor.’). Mensen werden naar Hollywood Boulevard getrokken vanwege de wereldberoemde theaters aldaar (Grauman’s Chinese Theatre, de Egyptian, de Paramount, de Pantages, de Vogue). Maar begon de zon eenmaal te zakken, dan keerden de toeristen terug naar hun Holiday Inns en werd Hollywood Boulevard overgenomen door de mensen van de nacht en omgetoverd tot Hollyweird.
Maar het Tiffany lag niet alleen aan Sunset Boulevard, het lag aan Sunset Boulevard ten westen van La Brea, zodat de locatie officieel de Sunset Strip werd.
Wat maakt dat nou uit?
Een heleboel.
Die jaren werden gekenmerkt door een gigantische hang naar alles wat ‘Old Hollywood’ ademde. Waar je ook maar keek, zag je afbeeldingen, schilderijen en muurschilderingen van Laurel en Hardy, W.C. Fields, Charlie Chaplin, Karloff Frankenstein, King Kong, Harlow en Bogart (dit was ook de tijd van de beroemde psychedelische posters van Elaine Havelock) – vooral in het echte Hollywood (dat wil zeggen, ten oosten van La Brea). Was je echter eenmaal op Sunset voorbij La Brea, dan veranderde de boulevard in de Strip, het Old Hollywood van de film smolt weg en maakte plaats voor het Hollywood als thuishaven voor de hippie-nachtclubs en jongerencultuur. De Sunset Strip was beroemd om zijn nachtclubs (de Whisky a Go Go, de London Fog, Pandora’s Box).
En daar tussen de nachtclubs tegenover Ben Franks Coffee Shop zat het Tiffany Theater.
In het Tiffany zag je geen films als Oliver!, Airport, Goodbye Mr. Chips, Chitty Chitty Bang Bang, The Love Bug of zelfs maar Thunderball. Het Tiffany was de plek voor films als Woodstock, Gimme Shelter, Yellow Submarine, Alice’s Restaurant, Andy Warhol’s Trash, Andy Warhol’s Frankenstein en Pound van Robert Downey.
Dat waren de films die in het Tiffany draaiden. En al was het Tiffany niet het eerste theater in Los Angeles waar The Rocky Horror Picture Show te zien was of zelfs maar het eerste dat middernachtelijke filmvoorstellingen aanbood, het was wel de bioscoop waar het Rocky Horror-fenomeen voor het eerst tot explosie kon komen – dankzij gekostumeerde voorstellingen, shadow cast-optredens, heropvoeringen, thema-avonden enzovoort. De hele jaren zeventig was het Tiffany de thuishaven voor de alternatieve film, de belangrijke films van de tegencultuur. Sommige daarvan waren succesvol (Frank Zappa’s 200 Motels), sommige niet (Freddie Francis’ Son of Dracula met Harry Nilsson en Ringo Starr).
De alternatieve films uit 1968-1971 waren opwindend, of ze nu goed waren of niet. Je moest ze met een hoop anderen samen zien en bij voorkeur stoned. Algauw werd het Tiffany veel minder hip dan daarvoor. De films die na 1972 uitkwamen waren eerder postscriptums bij een nichemarkt.
Maar als het Tiffany een topjaar had, dan was dat 1970.

In datzelfde jaar ging ik op mijn zevende voor het eerst naar het Tiffany, toen mijn moeder (Connie) en stiefvader (Curt) me meenamen naar een dubbelprogrammering: Joe van John G. Avildsen en Where’s Poppa? van Carl Reiner.
Hé, wacht effe, zag je een dubbelprogrammering van Joe en Where’s Poppa?
Zeker wel.
En al was dat een memorabele voorstelling, vandaar dat ik er nu over schrijf, destijds was het voor mij nauwelijks een cultuurshock. Volgen we Mark Harris’ tijdlijn, dan begon de New Hollywoodrevolutie in 1967. En dus vielen de eerste jaren waarin ik in het Tiffany naar de film ging (ik werd geboren in 1963) samen met het begin van de revolutie (1967), de filmrevolutie zelf (1968-1969) en het jaar waarin de filmoorlog gewonnen werd (1970). Het jaar dat Nieuw Hollywood hét Hollywood werd.
Avildsens Joe veroorzaakte nogal wat deining toen hij in 1970 uitkwam (de film had onmiskenbaar invloed op Taxi Driver). Helaas is deze explosieve film de afgelopen vijftig jaar wat in de vergetelheid geraakt. De film vertelt het verhaal van een radeloze vader uit de bovenlaag van de samenleving (gespeeld door Dennis Patrick) die zijn dochter (het filmdebuut van Susan Sarandon) kwijtraakt aan de hippie-drugsscene van die tijd.
Tijdens een bezoek aan het weerzinwekkende hok dat zijn dochter deelt met haar klootzak van een junkievriendje, slaat Patrick hem de hersens in (zij is er op dat moment niet). Als hij daarna in een kroeg het geweld en de misdaad die hij gepleegd heeft probeert te verwerken, ontmoet hij een racistische bouwvakker met een grote bek, Joe (een topacteerprestatie van Peter Boyle). Joe zit aan de bar, drinkt er na het werk zijn biertje en gaat in een van godslasteringen vergeven tirade à la ‘America, love it or leave it’ tekeer over hippies, zwarte mensen, en de samenleving in 1970 in het algemeen. Niemand in het arbeiderscafé besteedt enige aandacht aan hem (de barkeeper zegt zelfs duidelijk niet voor het eerst: ‘Joe, alsjeblieft zeg, hou es effe op.’).
Joes schimprede eindigt met de overtuiging dat iemand ze allemaal om zeep zou moeten helpen (de hippies). Nou, Patrick heeft dat zojuist gedaan en biecht in een onbewaakt moment daar aan de bar zijn daad alleen voor Joes oren op.
Wat volgt is een merkwaardig vijandige, maar desondanks symbiotische relatie tussen twee verschillende mannen uit twee verschillende klassen. Vrienden zijn het allesbehalve (Joe chanteert de angstige vader zo’n beetje), maar op een zwart-komisch verwrongen manier worden ze wel kameraden. De gedistingeerde heer uit de maatschappelijke bovenlaag heeft de fascistische rants van deze bouwvakker met zijn grote bek gerealiseerd.
Door Patrick te chanteren en een soort bondje met hem te sluiten, deelt Joe het duistere geheim van de moordenaar maar in zekere zin ook de schuld aan de moord. Als gevolg van deze dynamiek krijgen de verlangens en remmingen van de lefgozer uit het arbeidersmilieu ruim baan en wordt het schuldgevoel van de beschaafde man ondergeschoffeld, vervangen door een gevoel van zingeving en rechtvaardiging. Tot de twee mannen op zeker moment gewapend met machinegeweren in een commune hippies staan te executeren. In een tragisch-ironisch freeze-frame executeert de vader ten slotte zijn eigen dochter.
Heftig, hè? Nou en of.
Maar wat die synopsis niet in staat is over te brengen, in de verste verte niet, is dat de film godvergeten grappig is.
Hoe rauw, lelijk en gewelddadig Joe ook is, de film is in essentie een gitzwarte komedie over klasse in Amerika die grenst aan satire, terwijl hij tegelijk ongelooflijk vuil is. Arbeidersmilieu, gegoede burgerklassen en jongerencultuur worden vertegenwoordigd door hun allervreselijkste representanten (echt elke man in de film is een walgelijke idioot).

[…]

 

Copyright © Quentin Tarantino 2022
Copyright Nederlandse vertaling © Petra C. van der Eerden en Janine van der Kooij/Nijgh & Van Ditmar 2023

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum