Leesfragment: Hans Keilson. Telkens een nieuw leven

12 april 2023 , door Jos Versteegen
| | |

14 april verschijnt Jos Versteegens biografie Hans Keilson. Telkens een nieuw leven. Lees bij ons een fragment!

De biografie van schrijver Hans Keilson, die op honderdjarige leeftijd wereldberoemd werd.

  • ‘Wat Keilsons werk zo goed maakt is dat hij het lijden niet verheerlijkt of uitbaat.’ — Arnon Grunberg

De honderdjarige Duits-Joodse Hans Keilson, in de jaren dertig naar Nederland gevlucht, werd in 2010 door The New York Times als een van de grootste schrijvers ter wereld gekwalificeerd. In korte tijd verschenen zijn boeken in meer dan twintig landen, en opeens was hij een bestsellerauteur. In zijn belangrijkste boeken Het leven gaat verder, Komedie in mineur en In de ban van de tegenstander geeft Keilson een beeld van de roerige Weimar-periode, het gevaarlijke leven van een onderduiker en de psyche van Adolf Hitler. Dat zijn ouders de dood vonden in Auschwitz, was zijn levenslange trauma. Deze fascinerende biografie geeft een compleet beeld van Hans Keilson: de beschadigde, hoffelijke, geestige en intelligente echtgenoot en minnaar, psychiater en psychoanalyticus, sportliefhebber en muzikant, schrijver en dichter.

  • ‘Ik kan het niet duidelijker en korter zeggen: In de ban van de tegenstander en Komedie in mineur zijn meesterwerken.’ — The New York Times
  • ‘Het wonder van de schrijver Hans Keilson schuilt in de diepe ernst van zijn onderwerpen, gecombineerd met de onweerstaanbare lichtheid van zijn toon.’ — Arjen Fortuin in NRC Handelsblad

N.B. Lees op onze site Ruth Kief over In de ban van de tegenstander en Alleen in Berlijn, en fragmenten uit Komedie in mineur, Daar staat mijn huis, Liever Holland dan heimwee en Dagboek 1944.

 

Inleiding

Hij is 101 als hij voor het eerst op het Boekenbal komt. Bij de rode loper voor de ingang van de Amsterdamse Stadsschouwburg stapt hij die avond met zijn vrouw uit een taxi. Achter zijn rollator loopt hij met kleine, voorzichtige passen naar binnen, rechtstreeks naar de theaterzaal. Het is 15 maart 2011. Het thema van de Boekenweek: levensverhalen.
Hij is de oudste feestganger: Hans Keilson, schrijver, dichter, psychiater en psychoanalyticus. Joods, Duits en Nederlands. Zeven maanden eerder stond er in The New York Times een jubelende recensie over twee van zijn boeken, wat de belangstelling in Nederland en in veel andere landen plotseling aanwakkerde. Hij gaf legio interviews aan kranten en tijdschriften, op radio en televisie. Een tijdlang was hij een ‘troetelkind van de media’.
Ik ontmoette Hans Keilson nooit persoonlijk, maar op een literaire middag in de zomer van 2014, drie jaar na zijn overlijden, raakte ik wel in gesprek met zijn negenenzeventigjarige weduwe, Marita Keilson-Lauritz. Ze vertelde dat ze thuis in Bussum in het persoonlijke archief van haar man twee literaire vondsten had gedaan: een dagboek en zesenveertig sonnetten, alles geschreven in 1944, in de onderduik, in het Duits.
Ik las het dagboek en kreeg een beeld van Hans Keilson als onderduiker in dat ene jaar. Hij had een jonge, Joodse vrouw leren kennen, ook ondergedoken. Een grote liefde was opgebloeid, midden in het grootst denkbare gevaar. De sonnetten had hij voor haar geschreven. Het oorlogsverhaal van de zeer oude man achter de rollator op het Boekenbal kreeg al wat reliëf. Toen Marita Keilson mij vroeg of ik de sonnetten in het Nederlands wilde vertalen, zei ik ja. Ik was geïntrigeerd door wat hier samenkwam: deze poëzie was een getuigenis van liefde én van gruwel, een hoogstpersoonlijke geschiedenis én een tijdsdocument. De gedichten, hoewel oud, waren toch nieuw omdat niemand ze kende. En wat ook meespeelde: ik hield van de strakke sonnetvorm.
In het jaar dat ik aan de vertaling werkte, stelde de weduwe mij opnieuw een vraag: wilde ik een biografie over haar man schrijven? Ik durfde ja te zeggen omdat ik Hans Keilson langzamerhand had leren kennen uit de interviews, uit zijn dagboek, zijn proza en zijn sonnetten. Hij had geschreven over zijn ouders en de ondergang van hun textielwinkel; over hun deportatie; over de onderduik en de liefde; over zijn theorie dat er tussen slachtoffer en vervolger een band bestaat.
Het levensverhaal zou rijker en caleidoscopischer blijken te zijn dan ik me aanvankelijk kon voorstellen. Over één ding had ik zekerheid: het eindigde met veel publicitair spektakel. In het laatste jaar van zijn bestaan was er geen uitdovende nachtkaars maar vuurwerk, en dat zou aan het slot van de biografie die ik ging schrijven te merken moeten zijn. Hij stierf terwijl de hype nog niet was uitgewoed. Het intrigeerde. Hoe had hij als zeer oude man geleefd in die maanden van mediahectiek?
Ik kreeg inzage in alle documenten die bewaard waren gebleven: ongepubliceerde teksten, persoonlijke en zakelijke correspondenties, mappen met interviews en recensies, computerdocumenten met herinneringen aan zijn jonge jaren, cassettebandjes, cd’s en dvd’s waar interviews op stonden. Ook zijn complete boekenverzameling was er nog, in verschillende kamers van zijn huis in Bussum. Een overvloed, een rijkdom die me afschrikte en tegelijk geruststelde: het materiaal zou het mogelijk maken om door te dringen tot het bestaan van deze man. Mijn schatgraverij kon beginnen.
Zes jaar deed ik onderzoek naar het leven van Hans Keilson: een eeuwling die nog herinneringen had aan de tijd vóór de Eerste Wereldoorlog, die in het bruisende Berlijn van de gouden jaren twintig medicijnen had gestudeerd, die de opgang van de nazi’s van nabij had meegemaakt, die Hitler en Goebbels in levenden lijve had gezien, die was gevlucht naar Nederland en daar in 1940 als het ware was ingehaald door de bezetter. Een man die door onder te duiken zijn leven had gered, maar wel het ondraaglijke moest zien te dragen: dat hij zijn ouders Max en Else niet had kunnen redden van de gaskamers van Auschwitz. Een man die levend uit de ontreddering tevoorschijn kwam en een bestaan probeerde op te bouwen door te schrijven en zich als adviseur en psychiater in te zetten voor Joodse kinderen die in de oorlog hun ouders hadden verloren. Hun probleem was ook het zijne, ook al was hij tijdens de bezetting geen kind meer.
Het slachtoffer hielp de slachtoffers, bestudeerde de slachtoffers, schreef over de slachtoffers. Dat werd zijn rol, zijn taak, zijn missie. Tegelijk stelde hij zich een ongemakkelijke vraag: zou ik als niet-Jood ongevoelig zijn gebleven voor de magnetische aantrekkingskracht van het nazisme? Al was er geen antwoord mogelijk, de vraag betekende wel dat hij bereid was zich in het leven en de positie van foute Duitsers te verdiepen. En in zijn roman In de ban van de tegenstander poneerde hij de gewaagde stelling dat haat en fascinatie bij gezworen vijanden zoals Hitler en de Joden hand in hand kunnen gaan. Dat gedachte-experiment was een poging om een brug te bouwen over de afgrond.

Bij Hans Keilson had het Duitse drama van de twintigste eeuw blijvende wonden achtergelaten. Maar ondanks alles was hij geen man die zich permanent liet insnoeren door somberheid. Hij had een rijk liefdesleven, kon geestig zijn en hield van musiceren: zijn instrumenten waren de viool en de trompet. In zijn studententijd in Berlijn trad hij tot diep in de nacht op met jazzbandjes. Twee dagen voor de machtsovername door Hitler lieten hij en zijn muziekgroepje de gasten van het Berlijnse Presseball nog dansen op hun ritmes terwijl buiten de nazi’s marcheerden. Op het Boekenbal in Amsterdam, een kleine tachtig jaar later, vertelde hij tongue in cheek tegen een journalist dat hij die avond best nog eens op zijn oude trompet had willen spelen.
Minder dan een jaar voor zijn debuut op het Boekenbal was hij nog een schrijver die langzamerhand vergeten dreigde te raken. Nu had hij succes en was de rode loper ook voor hem uitgerold. Een journalist legde hem de vraag voor of dat gerechtigheid betekende. Zo wilde hij het niet zien. Gerechtigheid was een te groot begrip, het was niet van toepassing als het ging om hemzelf. Het woord had een niet te missen effect: in gedachten bracht het hem bij het onbevattelijke onrecht dat zijn ouders was aangedaan.

Deel 1
De kleine en de grote stad

1
Een kuuroord bij Berlijn
1904-1920‘Maar help me dan toch, Else’

De winkel en de familie

De twintigste eeuw was nog jong toen een achtentwintigjarige Joodse man met een jubelsnor, Max Keilson, een textielzaak opende in het kuurstadje Freienwalde.
‘Geschäfts-Eröffnung’: met grote letters had hij het in de krant laten zetten. Op dinsdag 22 maart 1904 was het zover en kon je in de nieuwe zaak aan de Königstraße, dé winkelstraat van Freienwalde, terecht voor zijden, wollen en katoenen stoffen per meter, kleding en linnengoed, fournituren en naaibenodigdheden. Max Keilson, klein van gestalte, tenger en druk, had zijn eigen zaak en daarmee zal een wens in vervulling zijn gegaan. In Midden-Duitsland was hij bij meerdere textielfirma’s in dienst geweest. En hij had rondgetrokken als handelsreiziger in textiel.
Het was geen slecht idee om een winkel te beginnen in Freienwalde, een kuuroord in de groei. In 1866 werd het aangesloten op het spoorwegnet, belangrijk voor de verbinding met Berlijn, zestig kilometer naar het westen. Het aantal inwoners nam toe en in hetzelfde jaar dat er voor het eerst een trein stopte, werd begonnen met de bouw van een gymnasium. Industriële activiteit was er ook: in de omgeving stonden een aluinfabriek en meerdere steenfabrieken. De vijf steenfabrieken die in 1888 in bedrijf waren, verschaften werk aan ruim achthonderd arbeiders.
Gepensioneerde Berlijners met een goed gevulde beurs lieten villa’s bouwen, er kwam een kuurhotel en een badhuis. In de omringende heuvels werden wandelpaden aangelegd met rustplaatsen, boshutten en twee uitkijktorens. Rond de eeuwwisseling was Freienwalde uitgegroeid tot het belangrijkste kuur- en ontspanningsoord in de omgeving van Berlijn. Volgens een reisgids kwamen er direct voor de Eerste Wereldoorlog in het zomerseizoen tegen de vijfduizend bezoekers. En dat terwijl de stad maar rond de tienduizend inwoners telde.
Een paar maanden na de opening van zijn winkel raakte Max Keilson nog meer gesetteld: op 21 juni 1904 gaven hij en zijn Joodse geliefde Else Buttermilch, een vrouw van zesentwintig met grote blauwe ogen, elkaar het jawoord. Waar en hoe ze elkaar hadden leren kennen is onbekend, al kwamen ze wel allebei uit de textielwereld. Elses vader was stoffenhandelaar en mogelijk onderhield Max zakelijke contacten met hem in zijn tijd als handelsreiziger. De jonggehuwden gingen wonen in een huurappartement op de eerste verdieping van hetzelfde gebouw waar ook de winkel was gevestigd: een statig nieuw hoekpand, hoger dan de huizen ernaast. Ze voerden een koosjer huishouden: zuivel hielden ze gescheiden van vleeswaren, al aten ze wel ham. Het naleven van de spijswetten bleek lastig vol te houden en de teugels werden verder gevierd. Max kocht af en toe koosjere vleeswaren in Berlijn als hij daar toch moest zijn voor andere inkopen.
Groot geluk in huize Keilson, dat had 3 mei 1905 moeten brengen, want op die dag kwam het eerste kind van Max en Else ter wereld: Herbert. Maar het jongetje stierf na veertig dagen, de doodsoorzaak is onbekend. In de familie werd later het verhaal verteld dat hij direct na de geboorte was overleden doordat de navelstreng om zijn hals gedraaid zat en de dienstdoende arts een fout had gemaakt. Herbert kreeg een grafje op de Joodse begraafplaats van Freienwalde.
Hildegard, roepnaam Hilde, geboren op 28 januari 1907, was het tweede kind van de Keilsons. De laatste telg kwam bijna drie jaar later, op zondag 12 december 1909: Hans Alex. In een advertentie meldden de ouders ‘de voorspoedige geboorte van een gezonde jongen’. Er waren in deze tijd van het jaar drie koopzondagen waarop je als winkelier een stijging van de omzet kon verwachten naarmate Kerstmis dichterbij kwam: een koperen, zilveren en gouden zondag, respectievelijk de derde, tweede en laatste zondag voor kerst. De geboorte van Hans viel op zo’n zilveren zondag. Vader Max Keilson opende een fles sekt om het te vieren. Else en hij hadden weer een zoon. Een jongen met rossig-donkerblond haar en grijsblauwe ogen.

[…]

 

© 2023 Jos Versteegen
© 2023 Nieuw Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum