Leesfragment: Ik stuur deze brief maar op goed geluk weg

09 februari 2023 , door Hella S. Haasse
| |

14 februari verschijnt Hella S. Haasses Ik stuur deze brief maar op goed geluk weg. Brieven 1939-1950, samengesteld en bezorgd door Patricia de Groot. 23 februari wordt het boek gepresenteerd bij Athenaeum Boekhandel Spui. Lees bij ons vast een brief!

Vanaf het moment waarop Hella Haasse, 20 jaar oud, zonder haar ouders vanuit Nederlands-Indië vertrekt om in Nederland te studeren, schrijft ze brieven aan hen. Vertelt ze eerst over de eenzaamheid en onwennigheid in Amsterdam, vol hilarische anekdotes, al snel is er geen briefverkeer meer mogelijk vanwege de oorlog. Haar vader en moeder, ieder in een ander jappenkamp geïnterneerd, lezen pas jaren later hoeveel ingrijpends er in Hella’s persoonlijke leven is gebeurd. De ontmoeting met Jan, met wie ze na een moeizame start trouwt; de toneelschool en haar studie; haar debuut als schrijfster; de Hongerwinter; de geboorte van hun eerste dochtertje en 2,5 jaar later haar overlijden, kort voor de geboorte van hun tweede dochtertje. Alle hoogte- en dieptepunten beschrijft ze in de stijl die we van haar kennen.
De brieven, waaruit Aleid Truijens in haar biografie Leven in de verbeelding citeerde, zijn nu voor het eerst in hun geheel te lezen, en worden ingeleid door Jet Steinz.

N.B. Lees een fragment uit Aleid Truijens’ biografie Leven in verbeelding en Fleur Speets bespreking. We publiceerden eerder voor uit Margot Dijkgraafs boek over Haasses oeuvre, Spiegelbeeld en schaduwspel en Haasses essay over Het martyrium uit Inkijk. We bespraken Irundina en Maanlicht. Van Aleid Truijens publiceerden we eerder voor uit haar biografie Geluk kun je alleen schilderen. F.B. Hotz. Het leven.

 

Brief aan haar ouders en broer in Batavia,
11 september 1939

De post van en naar Nederlands-Indië ging per schip, per zogenaamde mailboten, zoals de Baloeran en de Oranje, die niet alleen passagiers maar ook post vervoerden.
De Nandoe was een vliegtuig van de knilm, de Koninklijke Nederlandsch-Indische Luchtvaart Maatschappij, die in december 1941 vernietigd zou worden bij een Japanse aanval.
Opvallend in deze brief is de laconieke toon waarop wordt gesproken over de mobilisatie van Nederland: ‘je let niet eens meer op mobilisatie of zandzakken en ander oorlogstuig’. Belangrijker lijkt haar nieuwe kamer. Of wil Hella niet zwaarmoedig overkomen en haar ouders niet ongerust maken, en vertelt ze daarom het hilarische verhaal over het diner met Douwe?
Het bedrag van ƒ 0,80 in 1939 zou nu ongeveer € 8 zijn; f 17,50 is te vergelijken met het aanzienlijke bedrag van € 178. Al had Douwe dat geld hard nodig voor zijn repetitor, de bijlesdocent medicijnen die hem voorbereidde op zijn tentamens, met een variatie op het Duitse gezegde ‘Es ist bezahlt, es soll herunter’ besluiten ze toch van het diner te genieten.
‘Heck’ ofwel Heck’s was een gelegenheid voor drankjes, niet te duur eten en entertainment, met een grote vestiging op het Rembrandtplein in Amsterdam.

 

11-9-’39

Lieve Allemaal,

Moesten jullie veel porto betalen voor mijn vorige brief? Ik wist niet precies hoeveel er op moest voor de zeepost, ik dacht 6 cent, dat had Oma gezegd, en ik had geen tijd meer om ’t op ’t postkantoor te gaan vragen, omdat de brief nog diezelfde avond met de Oranje wegmoest. Maar de volgende dag las ik in de krant dat de vliegdienst weer ingesteld was en dat de Nandoe dien morgen was vertrokken. Ik hoorde ook dat mijn brief te laat was geweest voor de Oranje, zodat ik denk dat hij nu met het vliegtuig is meegegaan. Hoe gaat het met jullie? Hier is alles weer gewoon, je let niet eens meer op mobilisatie of zandzakken en ander oorlogstuig. Ze zeggen dat de oorlog wel een jaar of drie zal duren. Ik hoop het niet! – Anneke en ik hebben van kamer geruild. Ik heb nu de grote voorkamer met 3 ramen op de gracht. Mijn meubels staan er prachtig in, het ziet er zo artistiek en gezellig uit. Douwe heeft een vriend die binnenshuis foto-opnamen kan maken, misschien kan die mijn kamer ook eens nemen. Er is weer van allerlei gebeurd. Douwe en ik hebben het zotste avontuur van ons leven meegemaakt. Enfin, nu moeten wij er voor boeten. Het is een tragi-komische geschiedenis, getiteld: ‘Wij gaan op een middag om 6 uur de stad in om goedkoop te eten’. Luistert! Zondagmiddag’s eten D. en ik gewoonlijk in de ‘Petite Marmite’ dat is een kantoormensen eetgelegenheid waar je voor 80 cent soep, voorgerecht, groenten, aard. en vlees, toetje en koffie krijgt, meer dan genoeg en uitstekend klaargemaakt. D. heeft daar een abonnement. Gisteren zouden wij ’t ook weer doen. Wij waren wat laat, zodat er geen plaats meer te krijgen was (er kunnen n.l. maar ± 25 mensen in). Wij hadden echter veel te veel honger om te wachten en besloten ons heil elders te zoeken. Nu waren wij eens op een avond in een café in de Leidse straat geweest dat ‘Fleur’ heet. Het was een goedkope gelegenheid, zoiets als Heck, en een bedevaartsoord voor soldaten + meisje, en Zaterdagavond-dagjesmensen. Op de tafeltjes lagen kaarten die ’t bestaan vermeldden van een, blijkbaar bij ‘Fleur’ horend, eet-restaurant in de straat daarachter. Dit nu herinnerden wij ons gisteren ter onzaliger ure. Wij zeiden tegen elkaar: ‘Het zal wel net zo goedkoop zijn als “Fleur”, laten wij het maar proberen.’ Nu, D. en ik richten onze schreden naar de Kerkstraat en staan weldra voor een draaideur, waarboven in gulden letters ‘De Smorre’. Een gegallonneerde portier rijst op uit het luchtledig en laat ons naar binnen draaien. Tot onze niet geringe verbazing staan wij plotseling in een zachtverlichte ruimte met brocaten stoelen, zware fluwelen gordijnen, enorme gesmede lichtkronen en zachte tapijten. In ’t midden een tafel waarop torens van gevogelte en vruchten, in de stijl van een mailschip-eetzaal. Vóór wij van onze schrik bekomen zijn, zweven enige slanke kellners in rok op ons toe, ontnemen mij al buigend mijn mantel en voeren ons door de spookachtig lege zaal naar een tafeltje. Douwe en ik zijgen krachteloos op de toegeschoven zetels neer en pakken met trillende vingers de aangeboden spijskaarten aan. De vervloekte obers blijven achter onze stoelen staan, zodat wij, na de onbeschrijfelijk hoge en verbijsterende prijzen aanschouwd te hebben, niet met elkaar kunnen overleggen wat we nemen zullen. Wij wisselen vertwijfelde blikken en trachten zenuwachtig de fantastische Franse benamingen der spijzen te ontcijferen. Nu komt er echter een heer in jacquet aanzweven, die ons aanbiedt een menu voor ons samen te stellen. Hij prevelt tegen Douwe iets van ‘Poularde’ en ‘Tomatensoep’ en ik kijk haastig in de spijskaart om te zien wat dat kost. ‘Poularde’ is een van de goedkoopste gerechten, maar toch nog meer dan twee x eten anders. Douwe, in paniekstemming, zegt ja en amen tegen de maître d’hôtel en slaagt erin mij toe te fluisteren: ‘In Godsnaam dan maar. We krijgen soep, kip en nog wat, ik weet niet precies wat-ie zei.’ Na enige minuten van doodse stilte, waarbij de kellners onbewegelijk om ons heen geschaard staan, gaat er een deur open en komt er een ober aanrijden met een geweldig stellage van glas en staal waarop een onafzienbare hors d’oeuvre. D. en ik krijgen bijna een flauwte, maar beheersen ons met bovenmenselijke krachtsinspanning en laten ons rijkelijk bedienen. Op een tafeltje naast ons wordt een zilverglanzend toestel geplaatst, waar een ober brood voor ons gaat staan roosteren. Na dit gerecht, komen ze met een onbeschrijfelijk lekkere room-achtige tomatensoep in Delfts blauw aandragen. Wij verzwelgen deze heerlijkheid tot de laatste droppel. Wij hebben ons nu enigszins aangepast aan de situatie, kijken alsof het niet anders hoort en roken Turmac sigaretten op nonchalante en wereldse wijze. Niets verbaast ons meer, zelfs niet de fles Moezelwijn die wij volgens de ober besteld hebben en die wij tot de droesem toe leegdrinken. (‘Es ist bezahlt, es soll gefressen werden!’ was ons motto!) Nu komt er een kok aan, omstuwd door obers. De kok draagt een spit en daaraan een complete, van vet druipende gebraden kip, die voor onze neus heen en weer gewenteld wordt opdat wij het aroma kunnen keuren. Douwe zegt: ‘gaat wel’ en de kip wordt op een tafeltje naast ons vakkundig ontleed. In een kristallen schaal brengt men ons compôte van aardbeien en reine claude, op een zilveren bord patates frites. Wij ‘fressen’. De wijn heeft ons ons zelfvertrouwen teruggeschonken, wij converseren opgewekt en worden zelfs niet geschokt wanneer men ons als toetje een levensgrote Omelette Sibérienne komt opdienen. Daarna krijgen wij koffie, die voor onze ogen wordt gefiltreerd in een soort retard van glas en zilver. Dan komen ze met de rekening op een zilveren blaadje en Douwe telt met een vorstelijk gebaar ƒ 17.50 neer. Wij schrijden weg en zakken buiten op straat uitgeput tegen een muur. Met dat al heeft D. het geld nodig om zijn repetitor te betalen. Dus zijn wij de volgende dag voor ’t eerst in ons leven naar ‘Oome Jan’ ofwel de Bank van Lening geweest. Ziehier het droevig relaas. Enfin, ik heb van mijn leven nog niet zo lekker gegeten! – Sorry voor de vlekken. Ik moest mijn pen vullen, en heb gemorst.
Dag! Heel veel liefs en zoenen van Hels.
Pootje voor Willem!

 

Copyright © 2023 Erven Hella S. Haasse
Copyright voorwoord © 2023 Jet Steinz
Copyright samenstelling en annotaties © 2023 Patricia de Groot

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum