Leesfragment: Leven met vogels

30 maart 2023 , door Len Howard
| |

6 april verschijnt Len Howards Leven met vogels (Living With Birds), in de vertaling van Irwan Droog. Lees bij ons Reny van der Kamps bespreking en een fragment!

Len Howards eerste boek, Vogels als huisgenoten, is een fascinerend onderzoek naar het gedrag van de vogels in en rond haar huis. In Leven met vogels beschrijft ze niet alleen de individuele persoonlijkheden van een aantal zeer bijzondere huisgenoten, maar staat ook haar band met de vogels centraal. En Howard had alles voor ze over: er is geen plekje in huis waar geen vogels leven, zelfs haar slaapkamer hangt vol slaapkastjes. Zo maakt Howard de dieren dag en nacht mee en is ze als geen ander in staat hun persoonlijkheden diepgaand, treffend én met humor te beschrijven.

Leven met vogels is het verhaal waar Eva Meijer haar wereldwijde bestseller Het vogelhuis op baseerde.

N.B. Lees een fragment uit Eva Meijers roman Het vogelhuis.

 

Ter introductie

Al vele jaren vliegen er zo'n veertig koolmezen, twintig pimpelmezen, merels, lijsters en andere vogelsoorten in en rond mijn huis; sommige van de mezen slapen ook binnen. Het interieur van het huis is op hun aanwezigheid aangepast, en mijn leven draait min of meer om dat van hen. Er vliegen voortdurend koolmezen om me heen, wat ik ook doe, dus werk waarvoor ik me moet concentreren kan ik het beste 's avonds doen, als het donker is.
Vanavond, voordat ik begon met het optekenen van hun levensverhalen, stond ik bij het raam en keek ik naar de herfstzon die in de schemering onderging terwijl het laatste getsjilp van een merel uit zijn slaapplaats in een boom bij het huis klonk. In het zwakke licht fladderde een roodborstje haastig naar het vogelbad aan de rand van zijn territorium, hij hield zijn kop schuin en wierp een brutale blik op zijn rivaal, die al op zijn slaapplek in een boom zat, en vloog toen terug naar het midden van zijn gebied. Er klonk een zwak 'tik, tik' terwijl hij zijn plekje opzocht. Nu was alles stil in de tuin; het winterkoninkje sliep in een halve kokosnootschil die buiten voor het raam hing. In huis keken de koolmezen en pimpelmezen even op in hun slaapkastjes toen ik de gordijnen dichttrok en het leeslampje aanknipte; daar zijn ze aan gewend, dus ze vielen al snel weer in slaap. Maar het geluid van de typemachine stoort ze wel: als dat te lang voortduurt, worden ze rusteloos en beginnen ze op hun kastjes te hameren tot ik stop met typen. Een boek schrijven onder deze omstandigheden is een van de vele moeilijkheden die het leven met vogels met zich meebrengt.
Hoewel mijn vogels totaal geen angst voor mij kennen, laten ze zich niet snel aan menselijke vreemden zien, maar het is opmerkelijk dat ze wel degelijk meteen verschenen bij gelegenheden waarbij hun aanwezigheid zeer behulpzaam was. Tijdens de oorlog liep er een groep Canadese soldaten die in de buurt gestationeerd was door het veld achter mijn huis, en toen ze bij mijn heg kwamen probeerden ze zich er een weg doorheen te banen, tot ik hun een halt toeriep. De mannen bleven staan
wachten tot hun aanvoerder er was, die voor me kwam staan en nors zei: 'We kunnen geen rekening houden met privéterrein. We zijn aan het exerceren, we proberen het dorp te bereiken zonder ons op de wegen te begeven. We moeten door uw tuin en heggen...' Hij keek me even bevreemd aan en maakte zijn zin niet af, want er kwamen allemaal vogels uit de bomen vliegen, die op me gingen zitten. 'Dat is maf,' zei hij. 'Ik ben al best een tijd in Engeland, maar ik had geen idee dat de tuinvogels hier zo met mensen omgingen. Ik ben overal in het land geweest, maar dit heb ik nog nooit gezien.' Toen ik hem een beetje vertelde over mijn vogels, begon hij nog intenser naar me te staren. 'Dus het is niet iets typisch Engels? Het was uw eigen idee om met deze vogels samen te leven?' Ik zei dat het hun idee was om met míj samen te leven, en dat het mijn verantwoordelijkheid was ze te beschermen. 'Ik vind het mooi om te zien dat ze zo tam zijn,' zei hij. 'Als we door deze tuin gaan banjeren, laten we de vogeltjes misschien schrikken. We vinden wel een andere route.'
Toen hij wegliep, riep hij nog: 'Wat een geluk dat ik dit heb mogen zien. Ik ga iedereen thuis erover vertellen, ik ben benieuwd of ze me geloven!' Een paar dagen later was het bordje vogelhuis van mijn hek verdwenen. De avond ervoor had ik in de schemering twee Canadezen gezien die ernaar stonden te kijken. Misschien had een van hen het bordje wel nodig om zijn verhaal over de vogels
geloofwaardiger te maken.
Het huis ligt aan een grote weg langs een redelijk groot dorp, maar flinke heggen en bomen omringen de tuin, en de poort is overwoekerd om niet te veel in het oog te springen. Ik heb het bordje vogelhuis niet vervangen, omdat er toch al te veel mensen kwamen om de vogels te zien, waar zij onrustig van worden. Vooral in de lente en de zomer moet het Vogelhuis zo rustig mogelijk blijven.

Hofmakerij en vechtpartijen

In de vroege lente van 1946 verscheen er een opvallende koolmees met een kleine witte ster op haar kruin in mijn tuin. Zij en haar partner waren vreemden uit een gebied ten westen van mijn tuin, maar nu hadden ze een nestkast bemachtigd die aan een boom in mijn heg hing. Mijn vaste mezen weerhielden ze ervan om verder de tuin in te komen, dus ik zag ze maar zelden. Ik was me nog niet bewust van het enorme talent van de mees met de ster op haar kruin, en koos dus helaas net Ster, zoals ik haar had genoemd, voor een experiment: ik verplaatste haar nestkast terwijl ze weg was, om te kijken of ze het op de nieuwe plek zou terugvinden - ik zou dat nooit proberen bij een vogel die me voor honderd procent vertrouwde.
Zodra ik haar nestkast weghaalde, kwam ze terug en bleef ze boven me vliegen; ze was zo verstoord aan het piepen dat ik de kast haastig terughing op zijn plek en Ster alleen liet om op haar nest te gaan zitten.
Door dit incident met haar nestkast is Ster nog drie jaar lang wantrouwig bij me uit de buurt gebleven. Pas in de vroege herfst van 1949, toen ze haar oog had laten vallen op een andere vogel, Kaalkop, werd ze minder terughoudend, misschien doordat ze zag dat Kaalkop me volledig vertrouwde. Het levensverhaal van dit mannetje, tot 1950, heb ik beschreven in mijn vorige boek, Vogels als huisgenoten; ik moet hier een paar zaken herhalen om het hele verhaal van Ster te kunnen vertellen. Ster liet al vanaf het begin zien dat ze over een groot doorzettingsvermogen beschikte. De hele herfst en winter volgde ze Kaalkop op de voet, dan vloog ze direct na hem de kamer binnen en bleef ze van een afstandje zitten kijken hoe hij uit mijn hand at. Als hij de kamer daarna meteen weer verliet, negeerde ze het nootje dat ik haar aanbood en vloog ze hem snel achterna, zo erg was ze erop gebrand hem niet uit het oog te verliezen. Het leek er een paar weken op dat hij haar niet opmerkte; zijn partner
van het vorige broedseizoen, die ik Monocle noemde omdat ze een kring rondom een van haar ogen had, leefde nog. Als zij moeite had gedaan om bij hem te blijven, was hij haar waarschijnlijk trouw gebleven, maar ze zocht zijn gezelschap nooit op, dus halverwege de winter had Ster haar nieuwe partner, Kaalkop, in de wacht gesleept.
Vanaf dat moment spande ze zich in om hem te helpen zijn oude territorium en nestkast, vlak bij mijn huis, terug te krijgen; die was hij in de lente kwijtgeraakt aan een koolmees die Inkie heette, na hevige gevechten die Kaalkop de veren op zijn kop hadden gekost en hem een verwonding aan zijn pootje opleverden. Zijn veren waren in de zomer teruggegroeid; hij zag er weer prachtig uit, maar hij liep nog wel een beetje mank.
Kaalkop had de hele herfst en winter geslapen in de nestkast die Inkie had ingepikt; daar had de veroveraar geen bezwaar tegen, maar toen aan het eind van januari 1950 de strijd om territoria losbarstte, wilden Inkie en zijn partner Smook het gebied en de nestkast weer innemen.
Een jaar eerder had de toenmalige partner van Kaalkop, Monocle, alle gevechten aan hem overgelaten. Terwijl hij vocht met Inkie, zelfs nadat hij gewond was geraakt, verstopte zij zich in de bosjes en bleef ze weg bij Smook. Ster zat heel anders in elkaar: zij was levendig en vastberaden, en als er iets belangrijks gedaan moest worden, spande ze zich ervoor in tot het doel bereikt was. Ze vocht onbevreesd in de strijd om het territorium en de nestkast. Een aantal keer lag ze overhoop met Smook, en terwijl die twee over de grond lagen te rollen met hun pootjes in elkaar verstrengeld, vloog Kaalkop nerveus boven hen, schreeuwend en piepend. Hij had zijn lamme pootje aan precies zo'n gevecht overgehouden. Ster en Smook leken aan elkaar gewaagd, ze waren even sterk en zetten allebei door, vastberaden de strijd te winnen, maar Ster hield het toch langer vol: na een paar dagen van haar tomeloze inzet gaf Smook het op, ze durfde niet meer bij Ster in de buurt te komen en bleef op een afstandje toekijken terwijl Ster triomfantelijk bij Kaalkop voor de nestkast ging zitten. Kaalkop was ondertussen niet blijven stilzitten, hij zette zich op originele manieren in: vanwege zijn zwakke pootje kon hij geen direct gevecht met Inkie aan, maar hij weigerde vanaf de zijlijn toe te kijken. Hij had een bijzondere hogesnelheidsaanval uitgevonden, die hij inzette zodra Inkie zich bij de nestkast liet zien. Dan kwam hij zo fenomenaal snel aanvliegen, waarbij hij hoge, schrille tonen uitstootte, dat Inkie zich keer op keer uit de voeten maakte.
Er was een ongewone stekel op de bovenste snavelhelft van Kaalkop gegroeid, waardoor zijn snavel langer leek; het gaf hem een imposante uitstraling. Als hij zo op Inkie afvloog, hield hij zijn kop zo ver mogelijk naar voren, om zo zijn snavel optimaal tentoon te spreiden.
Toen Ster zag hoe Kaalkop zijn indrukwekkende manoeuvres uitvoerde, kwam ze naast hem vliegen terwijl Inkie zich terugtrok. Daarna begonnen Ster en Kaalkop de nestkast uitvoerig te inspecteren, vanbinnen en vanbuiten, met grote, overdreven gebaren - ongetwijfeld om Inkie en Smook te imponeren, die vanachter een boom toekeken.
Halverwege februari had Kaalkop, dankzij de niet-aflatende hulp van Ster, zijn voormalige territorium en nestkast weer terug. Dit jaar (1950) had hij alle veren op zijn kop weten te behouden. Nu alle gevechten voorbij waren, verscheen zijn vorige partner Monocle weer - ze probeerde een paar dagen lang voorzichtig in de buurt van de nestkast te komen. Kaalkop schonk geen aandacht aan haar. Toen hij nog een jonge vogel was, had hij verschillende partners tegelijk gehad, maar dat was tragisch afgelopen (zoals beschreven in Vogels als huisgenoten). Bigamie is zeldzaam onder koolmezen. Ster hield Monocle in elk geval voortdurend in de gaten, en zodra ze zag dat ze door de bosjes in de richting van de nestkast kwam schuifelen, kwam Ster zwijgend op haar af en trok ze zich terug. Eén keer vertrok Monocle niet echt, maar liep ze om de aangrenzende macrocarpus heen om via de andere kant bij de nestkast te komen. Toen reageerde Ster minder beheerst: ze werd kwaad, hief haar kop een paar keer op en vloog toen tierend op Monocle af en joeg haar mijn tuin uit. Monocle heeft niet meer geprobeerd het territorium van Ster te betreden. Ze paarde met een jaarling die het aangrenzende gebied had ingenomen. Ze kwam nooit in de buurt van hun gedeelde grens en vermeed al het contact met Ster en Kaalkop; ze verliet zelfs mijn kamer zodra een van hen er ook was. Haar partner, die Pieter heet vanwege zijn zang (die klonk als 'Pie-tur', en dan heel vaak achter elkaar), kon wel met Kaalkop door één deur. Zij kwamen geregeld in elkaars gebied wanneer ze eten zochten.
Op 20 februari sliep Ster voor het eerst in de nestkast. Koolmezen slapen meestal niet samen, dus toen Kaalkop kort na haar de kast in kwam, sprong ze op en duwde ze hem weer naar buiten. Hij was zichtbaar verbolgen en stond erop naar binnen te gaan. Ik hoorde het geluid van klapperende vleugels uit de nestkast komen, en toen verscheen Kaalkop weer, van slag en geïrriteerd. Na een ommetje door hun territorium probeerde hij het opnieuw, met hetzelfde resultaat. Hij zag er kwaad uit en maakte verongelijkte geluidjes, tikte met zijn snavel tegen de nestkast en stak zijn kop door de opening naar binnen, maar Ster sprong opnieuw op en duwde hem weg. Wat Kaalkop betrof was deze grote kast al sinds de afgelopen zomer zijn slaapplek, hij sliep daar het liefst; maar Ster redeneerde dat nestkasten zo schoon mogelijk moesten blijven, en als haar partner er ook zou slapen, zou dat meer uitwerpselen rapen betekenen, dus meer werk - bovendien was het voor koolmezen niet gebruikelijk om een slaapplaats te delen. Toch gaf Ster uiteindelijk toe en mocht Kaalkop naar binnen. De sterren stonden al aan de hemel tegen de tijd dat de rust in de nestkast was teruggekeerd.
Een aantal avonden na elkaar vond dit schouwspel opnieuw plaats, maar elke dag gaf Ster iets eerder toe. Op 27 februari, toen ze hem er voor de zevende avond op rij uit had gezet, fladderde hij om de nestkast heen en maakte hij tierende geluiden terwijl zij binnen op en neer sprong - ze probeerde door de opening te zien wat hij uitvoerde, zonder dat hij haar kon zien. Toen hij opnieuw probeerde binnen te komen, begon ze luid op de vloer van de kast te tikken, dat schrok hem af. Een paar minuten later lukte het hem wel om naar binnen te gaan. Daarna heeft Ster nooit meer geprotesteerd, en sliepen ze samen totdat hun kroost een paar dagen oud was en Kaalkop uit zichzelf een andere slaapplaats opzocht.

Uit: Len Howard, Leven met vogels Uit: Len Howard, Leven met vogels Uit: Len Howard, Leven met vogels
Nee, we willen geen bezoek! Koolmezen controleren op overtreders.
(Dit bord hangt bij de ingang van het Vogelhuis.) (Dit bord hangt in de buurt van het huis.)

 

© Len Howard
Vertaling © Irwan Droog

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum