In de aanloop naar het nieuwste deel, Toni Morrisons Teer, in september, publiceren we op deze site alle nawoorden bij de klassiekers in de Perpetuareeks. Zoals de grote Russen van weleer. Lees vandaag Margriet de Moors nawoord bij Toergenjevs Eerste liefde (vertaling Dunya Breur)!
Er bestaat in de wereldliteratuur geen verhaal dat het gevoel van een eerste verliefdheid zo sterk oproept als Eerste liefde. Het gaat om een puber die door een jonge vrouw wordt binnengehaald in het kringetje van haar aanbidders. Als de vrouw na enige tijd zelf verliefd wordt (ook háár eerste liefde!) wordt hij natuurlijk jaloers, maar hij laat voorlopig niet tot zich doordringen op wie hij eigenlijk jaloers moet zijn.
Het was lang geleden dat ik een keukenmeidenverhaal had gelezen. In het keukenmeidenverhaal vergooit een meisje of jonge vrouw zich voor de rest van haar leven aan een erotische liefdesverhouding. De man op wie zij verliefd wordt is altijd erg aantrekkelijk, zijn seksuele macht spat van de pagina’s af. Haar macht doet dat aanvankelijk ook en lijkt de zijne, vermomd als deze nog is in hoffelijke en vaak allernederigste avances, in de eerste hoofdstukken zelfs te overheersen. Het begin van het keukenmeidenverhaal is zo betoverend dat je als lezeres aan niets anders meer kan denken. Onder de afwas beeld je je de details in die nog gaan komen, nieuwsgierig, belust, maar ook al een beetje bedroefd want je weet dat het heel slecht gaat a?open met de heldin met wie je je volledig identificeert. Wat haar wacht is verlating, ongehuwd moederschap in combinatie met isolement, vernedering en armoe, of dood in het kraambed.Op mijn elfde zou ik het lot van Zina niet bijzonder beklagenswaardig hebben gevonden, of laat ik het preciezer zeggen: op ons tiende en elfde zouden mijn zusje en ik hebben gevonden dat Zina niets te klagen had– op die dood in het kraambed na dan, een ingreep waar we niet dol op waren en die we ook zeker zouden hebben veranderd in weemoedig terugblikkende volwassenheid. Want: had zij niet de allergrootste hartstocht beleefd waar een vrouw in haar leven maar naar verlangen kan? Nou dan? Mijn zusje en ik waren specialisten op het gebied van het vrouwelijk levensverhaal. In het ouderlijk huis, dat barstte van de kinderen en de boeken, stond ons bed op zolder, een enorm ledikant waarin we met ons tweeën sliepen en vanwaar we onze arm maar uit hoefden te strekken om een van de titels te grijpen die onze ouders wegens plaatsgebrek achter een mooi, gebloemd gordijn in lage kasten onder de zoldering hadden opgeborgen. Zo lazen wij in vaak vergeelde oorlogsuitgaven de ene keukenmeidenroman na de andere (Tommy’s jeugd, Maagdenpalmen, Madame Bovary) en raakten we overtuigd van het bestaan van een royale voorraad aan tragische werelden, zuivere realiteiten die we in het zoete gebied tussen waken en slapen zó voor ons konden zien. De vraag waarom ze toch zo verschilden van onze eigen, familiare wereld stelden we ons niet. (Niet alleen waren onze ouders zeer gelukkig met elkaar, onder de ooms en tantes, tien stuks van moederskant, dertien van de kant van vader, allemaal getrouwd, kwam niet één scheiding voor; mocht er overspel in de familie zijn voorgekomen, dan moeten ze dat wel zeer discreet hebben aangelegd.)Tientallen jaren zijn sindsdien verstreken. Ik lees Eerste liefde van Toergenjev en merk dat ik in dezelfde stemming verkeer als toen. Mijn zusje en ik zouden Zinaïda Aleksandrovna een nest van een meid hebben gevonden. We zouden direct hebben gezien dat ze de salon binnen dendert op de manier van de pittige Natasja uit Oorlog en vrede, maar dat daarmee elke gelijkenis stopt. Wat zijn dat voor stompzinnige spelletjes waarmee ze de vijf aanbidders rond haar persoontje weet vast te houden? Pandverbeuren, hou toch op! Nog tot ver over de helft van de novelle zijn zij en die vijf jandoedels met dat gedoe bezig. En zij maar orders uitdelen daar in dat ongezellige, lelijke huis, ook dat nog, en raadseltjes opgeven, alles op onuitstaanbare toon. Mijn zusje en ik zouden totaal niet hebben ingezien dat de charmes van het aristocratische kind dusdanig waren dat vijf jeugdige mannen zich een zomer lang elke dag vrijwillig voor joker kwamen laten zetten.En het buurjongetje dan, zoon Vladimir met zijn kalverliefde? Tja.Pas op driekwart van het verhaal, zeg rond pagina vijfenvijftig, zouden wij, twee onbezorgd opgroeiende fantasten, ingestemd hebben met de tekenen van de gevaarlijke en verleidelijke wereld die ons zo buitengewoon interesseerde.Want die tekenen waren er natuurlijk, prachtig mooi opgeschreven en wel. Sterrennachten boven een verlaten tuin, een fontein, een ruïne uiteraard, en ja, daar hebben we hem: de man. Een in de liefde ervaren man, volwassen, die in het verhaal zo intrigerend zwijgzaam nog helemaal niet op de voorgrond is getreden. Tot ver over de helft is Eerste liefde een soort detective waarin de vraag van wie heeft het gedaan, vervangen is door de variatie: wie is het aan het doen, wie ?ikt het hem? Vanaf het moment dat wij hem samen met het meisje, te paard, heel kort maar duidelijk in het vizier hadden gekregen (‘Mijn vader zei iets tegen haar, waarbij hij met zijn hele lichaam naar haar over boog en met zijn hand op de hals van zijn paard steunde; hij glimlachte.’) zouden wij hebben geweten wie de geheime minnaar was. De verschrikkelijke driehoeksverhouding tussen geliefde, vader en zoon zouden we onmiddellijk enthousiast hebben goedgekeurd. Wel werd ons geduld in een verhaal van krap zeventig pagina’s een beetje erg lang op de proef gesteld, zouden we hebben gemopperd, en we begrepen niet waarom het drama, rond pagina vijfenvijftig dan toch eindelijk in beweging gekomen, daarna zo moest worden afgeraffeld.Maar vanaf nu is Zina een echte heldin. Een tragische schoonheid, vol passende emoties. En als de zoon rond diezelfde tijd ’s nachts de tuin in is geglipt om zijn rivaal op te sporen en godweetwat aan te doen, en als hij dan, na in de duisternis van alles te hebben gehoord, geritsel, voetstappen, gelach, maar niets te hebben gezien naar zijn koude bed is teruggekeerd, dan krijgt hij van de schrijver een paar zinnetjes mee die hem in één klap tot een karakter maken.‘Ik voelde een vreemde opwinding: alsof ik naar een afspraakje was geweest, maar vergeefs had gewacht en rakelings langs het geluk van een ander was gelopen.’En passant geeft dit zinnetje de kleine roman ook een neventhema mee dat mij nu, zoveel later, vanwege zijn zachte, lyrische dubbelzinnigheid bijzonder zou moeten aanspreken. Want de personages uit mijn eigen verhalen zijn ook nogal eens geneigd tot die stapjes langs andere, niet geleefde maar zeer nabije levens.Inderdaad spreekt het neventhema aan. Vooral als gaandeweg duidelijk wordt dat die dubbelzinnigheid niet zacht is, maar zwart, niet lyrisch, maar verschrikkelijk cynisch. Meedogenloos gaat het geluk waar de verliefde Vladimir op een zomernacht langs is gelopen aan gruzelementen. Met uitzondering van hemzelf loopt het met alle hoofdpersonen ellendig af. De vader gaat dood. Zina gaat dood, in dat banale kraambed dus. En helemaal op het laatst moet er ook nog een willekeurig oud vrouwtje aan geloven, ten overvloede zouden mijn zusje en ik hebben gevonden. Uiteraard verlopen ook voor de twee vrouwelijke bijfiguren, de moeder van Zina en de moeder van Vladimir, de dingen zeer onaangenaam.Jammer dan voor ze, maar kunnen we meeleven met die twee krengen?Want wát zijn de twee oudere vrouwen in dit verhaal lelijk en onsympathiek en wat is het huwelijk van Vladimirs overspelige vader een ramp. Diens chagrijnige vrouw: ouder dan hij en rijk. Ach, zit dat weer eens zo, dacht ik. De twee types kwamen mij wel erg karikaturaal voor. Waar haalt een schrijver dit soort figuren vandaan, zo eendimensionaal koud, zo zonder ook maar een beetje tegenwarmte om ze ten minste wat levensechter te maken?Wanneer in Eerste liefde een van de aanbidders van Zina ter sprake komt, de schrijver Majdanov, kunnen we tussen haakjes een veelzeggende ontboezeming lezen die voor de handeling van het verhaal eigenlijk nauwelijks relevant is.‘Hij was (zoals vrijwel alle schrijvers) een tamelijk koel mens...’ Stammen die twee stomvervelende vrouwspersonen uit het koel ontwerpende brein van hun schepper? Bedacht? Maar waarom dan zo plat als een dubbeltje?Ze zijn niet plat, weet ik inmiddels. Of we moeten erkennen dat de werkelijkheid dat is. Ivan Toergenjev, of Jean, zoals zijn moeder hem vanaf zijn geboorte noemde, had zijn levende voorbeeld onmiddellijk bij de hand. Zij, moeder Varvara Toergenjeva, rijk, ouder dan haar man, was ‘lelijk, heerszuchtig en wreed. Tot twee keer toe liet ze lijfeigenen die haar niet behoorlijk gegroet hadden naar Siberië verbannen’ (Karel van het Reve).Een van de vele dingen waarmee de literatuur ons plezier doet, is door achter die ene echte wereld een tweede wereld voor ons wakker te houden van nog niet bekende, nog niet door ons ondervonden vertakkingen. Toch lijken ze, dankzij de verbeeldingskracht waarover we nu eenmaal beschikken, al wel bij ons leven te horen. Van huis uit ben ik nooit erg geïnteresseerd geweest in de persoon van de schrijver. Mijn zusje en ik lazen tot onze ogen dichtvielen, waarop het verhaal kalmpjes opschoof naar onze droom. De meneer die het boek bij elkaar had gepend interesseerde ons niet. Tegenwoordig vind ik het wel eens leuk om te zien hoe privé-ingrediënten uit de werkelijke wereld dusdanig kunnen worden gerecycled dat ze mij, vanuit die andere wereld, persoonlijk aangaan.
Eerste liefde is geen gewone keukenmeidenroman, het is een uitzonderlijke variatie. Het is hier namelijk de man die te gronde gaat. De meest superieure figuur van het verhaal, Pjotr Vasiljitsj Voldemar, knap, hooghartig, afstandelijk, gaat psychisch aan het gif van de liefde kapot. Ook Zinaïda maakt het als de zaak uit de hand is gelopen een tijdje heel slecht, geestelijk. Maar de ?exibele vrouw weet ondanks het verlies van haar goede naam toch nog een echtgenoot op de kop te tikken, een helemaal niet zo slechte partij, en raakt in gezegende omstandigheden. Dat ze toch doodgaat is niet het gevolg van liefdestragiek, maar een geval van puur fysieke, verloskundige pech. Haar arme minnaar leeft dan allang niet meer. Verbaasd stel ik vast hoe de mogelijkheden van diens toch zo literair-genieke einde met een enkele alinea vrij nonchalant door Toergenjev wordt afgedaan.Brief van zijn geliefde uit Moskou. Emotie. Beroerte. Daaraan vooraf nog het begin van een brief aan zijn zoon... Dood. Maar het verhaal beweegt zich dan al in die merkwaardige versnelling. Toch vindt er in het hart van die versnelling, als een eiland van literaire rust, een mooi, mysterieus tafereel plaats: dat van vader en zoon met de paarden. Voor mij is dit de sleutelscène. De man en de jongen snellen te paard over de boulevards van Moskou, de vader op een Engelse volbloed, Vladimir op een klepper. Dan buigt de vader plotseling af in de richting van het Krimse Wed, hij gaat langs de kade galopperen, stijgt af bij een stapel hout en laat zijn zoon, wiens gedachten tot op dat moment niets anders hebben gedaan dan zijn vader als superruiter de hemel in prijzen, op de paarden passen. Vervolgens vinden in de achterbuurt die zich daar vlak bij de houtstapel bevindt een aantal buitengewoon beeldende, duistere scènes plaats, uitgevoerd door een in de goot belande Zina, een vader die haar met zijn zweep te lijf gaat en een zoon die op een afstandje aanschouwt wat hij met geen mogelijkheid kan begrijpen. Wat gebeurt er tussen Zina en de vader, wat spoken ze uit, hoeveel tijd hebben ze voor hun ontmoeting na de slag met de zweep? De scènes zijn kleurrijk maar blijven vaag, waargenomen als ze worden door Vladimir. Maar dat ze allemaal over de liefde gaan, is zeker, namelijk die van de zoon voor de vader.Vrees, grenzeloze bewondering...Wie zal uitmaken waaruit liefde, om liefde te heten, moet bestaan?