Leesfragment: Voor alle leeftijden. Bij Lewis Carrolls Alice in Wonderland & Achter de spiegel en wat Alice daar aantrof

09 juni 2023 , door Nicolaas Matsier
| | |

In de aanloop naar het nieuwste deel, Toni Morrisons Teer, in september, publiceren we op deze site alle nawoorden bij de klassiekers in de Perpetuareeks. En we besteden aandacht aan zoveel mogelijk boeken in de Grote Vriendelijke Honderd, de favoriete kinderboeken allertijden. Het 58ste Perpetuadeel is nummer 93 in de GV100: Lewis Carrolls Alice in Wonderland & Achter de spiegel en wat Alice daar aantrof. Lees nu op onze site het nawoord van vertaler Nicolaas Matsier.

De avonturen van Alice in Wonderland & Achter de spiegel en wat Alice daar aantrof worden gerekend tot het beste van de nonsensliteratuur, maar ze gaan wel degelijk ergens over. In de werelden die Alice binnenrolt buitelen ontmoetingen met fabeldieren en rare figuren over elkaar heen, tot de lezer zich afvraagt waar de grens ligt tussen fantasie en werkelijkheid. In de echte wereld was de invloed van die ervaring in elk geval gigantisch: nog steeds verschijnen talloze theater- en filmbewerkingen, en beide klassieke sprookjes zijn vertaald in bijna alle talen, voor jong en oud.

Charles Lutwidge Dodgson (1832-1898) was deken in de Anglicaanse Kerk, wiskundige, fotograaf en schrijver van kinderboeken, onder het pseudoniem Lewis Carroll. Hij was dol op wiskundige problemen en spelletjes.

Nicolaas Matsier is schrijver en vertaler. Hij vertaalde werk van onder meer Xenofon, Alfred Jules Ayer, Stefan Themerson, Leon Garfield en Gaston Bachelard. 

 

Lewis Carrolls beide meesterwerken, Alice’s Adventures in Wonderland en Through the Looking Glass zijn vanaf hun verschijning in 1865 en 1871 nooit meer onverkrijgbaar geweest. Alice, in Engeland al snel een succes, werd dat weldra ook internationaal. Geen kinderboek is in zoveel talen vertaald, meestal meer dan eens. Alleen al in het Nederlands zijn er een stuk of tien vertalingen tot stand gekomen.
Al even onophoudelijk worden de avonturen van Alice voorzien van steeds maar weer nieuwe illustraties. Het werk van Carroll is voor vertalers, illustratoren en beeldende kunstenaars een bron geworden die nooit meer droog is gevallen. Hetzelfde geldt voor de makers van musicals, toneelstukken en films.
Daar komt bij dat Lewis Carroll, voor de burgerlijke stand Charles Lutwidge Dodgson, het onuitputtelijke onderwerp is geworden van een stroom van biografieën en studies. Nog in het jaar waarin hij stierf verscheen de eerste. Er zijn Lewis Carroll Society’s in onder meer Engeland, de Verenigde Staten en Japan, met eigen tijdschriften en publicaties. Alice is springlevend en de Carroll-bibliografie groeit maar door.
Bij dat al is er zelfs een commentaar op de twee boeken verschenen. Hè wat, een commentaar op een kinderboek? Voor wie zou dat bedoeld zijn? De auteur, Martin Gardner, geeft zelf het antwoord. Zijn boek, The Annotated Alice, is bedoeld voor de volwassen lezer van de twee Alice-boeken. Alleen volwassen lezers, voornamelijk fysici en mathematici, zo beweert de annotator, zijn Alice blijven koesteren en hebben haar zodoende van onsterfelijkheid verzekerd.
Overdrijft de goede man niet een beetje? Zijn de destijds beoogde en zeker ook bereikte jonge lezers dan inmiddels aan hun auteur ontvallen? Nou ja, een beetje wel misschien. Carroll schreef immers voor kinderen die zijn jongere tijdgenoten waren. Hij en zij maakten deel uit van een bepaald opvoedkundig klimaat. En dat leverde de coulissen voor zijn werk. Carroll haalde bijvoorbeeld grappen uit met de wel zeer brave en moralistische versjes die de kinderen van toen uit hun hoofd moesten leren.
Maar deze versjes, die Alice zo nu en dan moet opzeggen en die er tot haar verwarring niet uitkomen zoals ze moeten, hebben voor latere generaties van kleine lezers gegolden als zuivere nonsenspoëzie. Begin twintigste eeuw was de vereiste achtergrondkennis of ervaringswereld weggesleten. Engelse kinderen, laat staan Amerikaanse, wisten niet meer welke versjes het waren die Carroll zo onherstelbaar verbeterd had tot pastiche, parodie en pure nonsens. Maar die kennis bleken de latere lezers, kleine en grote, helemaal niet nodig te hebben.
Net zo min hoeft iemand zich nu te realiseren dat allerlei ‘werelden’ van het kind die door Carroll op de korrel worden genomen niet meer bestaan, althans niet in hun negentiende-eeuwse vorm. Maar een belangrijke sleutel, speciaal in de Britse standenmaatschappij, voor het enorme succes dat de boeken direct al hadden zal geweest zijn dat de avonturen van Alice die van een welopgevoed kind zijn: een modelkind met zeer goede manieren dat voortdurend gezelschap krijgt van mensen en dieren en wezens die zich niets gelegen laten liggen aan het etiquetteboek.
Het keurige meisje is in een wereld beland die op zijn kop staat, een wereld waarin zij haar gezonde verstand blijft gebruiken zo goed en zo kwaad als dat gaat – zij heeft niets anders. En ze blijft zich voorbeeldig gedragen. Ze maakt haar knicksen, neemt niet als eerste het woord, spreekt met twee woorden, denkt na voordat ze iets zegt, luistert oplettend, bedankt voor het genoten onderwijs.
Waar het in Wonderland en Achter de Spiegel echter volledig aan schort, dat is aan modelvolwassenen. Alice komt alleen in aanraking met mensen en dieren en wezens die snauwen en grauwen, haar niet laten uitspreken, haar negeren, in slaap vallen tijdens het gesprek, geen antwoord geven, plotseling van onderwerp veranderen. Alle dialogen zijn gebaseerd op talige misverstanden, onverholen minachting, weergaloze domheid en onbegrip, gebrek aan voorstellings- en inlevingsvermogen. Carroll is een meester van de afgebroken dialoog en de absurde logica.
Wat Alice blijft doen, is het bij zichzelf zoeken. Ze heeft de gewoonte in en met zichzelf te praten. Dat is niet alleen gemakkelijk voor de lezer die op die manier op de hoogte blijft van hoe zij over haar avonturen denkt, het is – en dat is veel belangrijker – noodzakelijk voor haarzelf. Zij houdt zichzelf staande door hardop dan wel in stilte aan het denken te blijven. Zij denkt er het hare van. Zij houdt zichzelf gezelschap, ook in barre situaties. Niet zozeer gevoelsmatig, alswel cerebraal. Alice is misschien wel het meest cerebrale personage uit de wereldliteratuur.
De boeken van Carroll hebben de grenzen van hun tijd en die van hun taal weten te passeren. Deze avonturen, die toch een zeer talig karakter hebben, blijken overgezet te kunnen worden in alle talen, Europese en niet-Europese, zonder essentiële verliezen. Voor wie dat tot zich laat doordringen, is het misschien ook niet verwonderlijk dat de avonturen van Alice elke leeftijdsgrens getrotseerd hebben. Heel wat oorspronkelijk voor volwassenen bedoelde romans worden, al dan niet een beetje bewerkt, alleen nog door kinderen gelezen: Stevensons Schateiland, Defoe’s Robinson Crusoe, Swifts Gulliver. Alice, als enige kinderboek, is deel uit gaan maken van twee literaire canons. Het kan levenslang worden gelezen door kinderen en volwassenen.

Charles Lutwidge Dodgson (spreek uit: dotsun) werd geboren in 1832. Hij stierf in 1898 – als Lewis Carroll, zou je kunnen zeggen. Halverwege zijn leven had er een tournure plaatsgevonden. Vanaf 1865 werd de mathematicus C. L. Dodgson, als docent verbonden aan Christ Church College in Oxford, en onder die naam publicerend als wetenschappelijk auteur, steeds meer in de schaduw gesteld door de schrijver van Alice’s Adventures in Wonderland.
Het begin van Dodgsons studietijd viel, tot vrijwel op de dag nauwkeurig, samen met de totaal onverwachte dood van zijn moeder. Net in Christ Church gearriveerd moest hij terug voor haar begrafenis. Deze dood heeft hij ervaren als een grote cesuur, het feitelijke afscheid van zijn kindertijd en jeugd.
Het pseudoniem van Lewis Carroll berust op een omkering van zijn twee ogenschijnlijke voornamen. Lutwidge, als voornaam gebruikt, maar eigenlijk de achternaam van zijn moeder, werd Lewis. Charles werd Carroll. Het is dus zijn moeders achternaam die voornaam wordt. Zijn eigen voornaam wordt achternaam. De naam van de vader verdwijnt.

Alice verscheen in 1865, maar de opmaat dateerde al van drie jaar eerder. Het is een bekende geschiedenis. Op vrijdag 4 juli 1862 waren ze met hun vijven van Christ Church College naar de Folly Bridge gelopen: twee mannen met picknickmanden plus drie kleine meisjes. Bij de brug huurden de mannen een boot. Stroomopwaarts roeiden ze over de Theems. De roeiers waren vrienden. Dodgson roeide boeg, de theoloog Duckworth slag. Dat wil zeggen dat Duckworth, meer achter in de boot, de kracht en de kwaliteit van de slag bepaalde, terwijl het Dodgsons (lichtere) taak was om het aangegeven ritme te volgen, vóór in de boot.
Beide mannen zaten, zoals dat bij roeien gaat, met hun rug naar de richting waarin de boot voer. De enigen die gewoon vooruit keken waren de drie gefêteerde meisje achterin, dochters van de decaan van Christ College. Dodgsons favoriet, Alice Liddell, tien jaar oud, stuurde. Zij zat tussen een ouder zusje van dertien en een jonger van acht.
Aan boord van de boot moet er een mondelinge oerversie de lucht in zijn gegaan van het latere boek. ‘Het verhaal werd verzonnen en uitgesproken over mijn schouder heen, ter attentie van Alice Liddell,’ aldus de Reverend Duckworth in later jaren tegen de man die de eerste biograaf van Lewis Carroll zou worden. ‘Ik herinner me dat ik me omkeerde en zei: “Dodgson, zit jij dit verhaal nou voor de vuist weg te vertellen?” En hij antwoordde: “Ik verzin het onder het varen.”’
Maar een meesterwerk komt gewoonlijk niet uit de lucht vallen. De improvisaties die Dodgson aan boord van de roeiboot ten beste gaf stonden in een stevige traditie. Hij kon dat, verhalen vertellen: van jongs af aan had hij dat gedaan. Als oudste zoon in een groot domineesgezin had hij in zijn eentje humoristische tijdschriften volgeschreven en volgetekend. Oplage één exemplaar. Hij was goed in het bedenken van spelletjes en in het regisseren van toneelstukjes. In het verlengde van de befaamd geworden roeitocht kwam een voorloper tot stand van Alice in Wonderland: een ‘publicatie’ bestaande uit één uniek, handgeschreven exemplaar in getekende drukletters, geïllustreerd door Dodgson. Het boekje, in omvang ongeveer de helft van het latere boek, was het gevolg van stevig aandringen door Alice Liddell. ‘Oh, Mr Dodgson, I wish you would write out Alice’s Adventures for me.’
Het boekje arriveerde per post, als kerstcadeau, in 1864. Toen het meisje dat als muze gefungeerd had, en naar wie de heldin van het boekje vernoemd was, haar unieke exemplaar uitpakte was het oergebeuren, de roeitocht, al twee en een half jaar achter de rug. Dodgson was al anderhalf jaar persona non grata bij moeder Liddell. Waarom precies, dat weet niemand.
Dodgson had ondertussen doorgeschreven aan een boek dat bestemd was voor een groter publiek: het boek zoals wij het nu kennen, gedrukt en in de handel, voorzien van illustraties door John Tenniel, medewerker van het satirische blad Punch. Het pseudoniem Lewis Carroll, wel eens door Dodgson gebruikt voor een bijdrage aan een humoristisch tijdschrift, zou van nu af de klinkende auteursnaam worden.
Dat unieke exemplaar van Alice Under Ground, dat men tegenwoordig in de British Library kan bewonderen, bevat nergens een auteursnaam. Als hij er een gebruikt zou hebben, zou dat, denk ik, C.L. Dodgson zijn geweest. Voor Alice Liddell is hij letterlijk nooit Lewis Carroll geweest.
De stap van het ene handgeschreven exemplaar voor dat ene meisje naar de vele gedrukte exemplaren heeft zeker ook iets van een onteigening gehad. Alice Liddell, wier gezicht duidelijk te herkennen is in de tekeningen van Dodgson in de oer-Alice, is de bijna toevallige voornaamgenote geworden van een Alice met een heel ander gezicht, dat in samenspraak tussen Carroll en Tenniel tot stand is gekomen.

Tot slot het controversiële onderwerp: Carroll als vriend van kleine meisjes. Alice Liddell was immers Carrolls eerste child-friend. Het is een aanduiding die Carroll zelf gemunt heeft. In de neutraliteit van het Engelse ‘friend’ komt niet uit dat de belangstelling van Carroll voor kinderen vooral uitging naar meisjes. Vriendschappen met jongens zijn op één hand te tellen. In een brief, twee maanden voor zijn dood, schreef de levenslange vrijgezel dat hij ‘zo’n 200 of 300 kinderen’ had gekend.
Carroll, dat is bekend, kon ze om zijn vinger winden. Hij entertainde ze met spellen en raadsels en muziekdoosjes, hij had ze te logeren, hij stuurde ze boeken, hij schreef ze brieven, hij maakte foto’s van ze. Ook naaktfoto’s. Wat juist in de Victoriaanse tijd overigens heel wat minder opzienbarend was dan nu, zolang het om kinderen ging. Hij had een eigen studio boven zijn appartement in Christ Church. Hij was een van de beste fotografen van zijn tijd.
Onder de vele biografen van Carroll kun je diverse stilzwijgende, soms ook suggestieve, soms uitgesproken overtuigingen tegenkomen op het gebied van Carrolls seksuele geaardheid. Hij zou van het meisje Alice hebben gehouden en naar haar hand geworven hebben; hij zou maagdelijk het graf in zijn gegaan; hij zou pedofiel zijn geweest, maar een keurige, die nooit iets onoorbaars had gedaan.
In een biografische studie, In the Shadow of the Dream Child (tweede editie 2009), heeft Karoline Leach, een Britse toneelschrijfster, het min of meer traditioneel geworden beeld van Carroll als maagd of frustraat gekritiseerd en bijgesteld. Naar mijn smaak laat zij overtuigend zien dat dat beeld van Carroll als iemand die uitsluitend geïnteresseerd zou zijn geweest in meisjes van 4 tot 10 vertekend is. Leach wijst op Carrolls vele vriendschappen met volwassen, al dan niet getrouwde vrouwen. Ze vestigt er de aandacht op hoeveel rek er, qua leeftijd, zat in de door Carroll zo graag gebruikte aanduiding child-friend. En ze houdt het erop dat Carroll, gezien enkele door hem geschreven gedichten, de liefde toch echt wel gekend heeft.
Eén ding is zeker: in onze tijd, misschien wel meer geperverteerd dan het Victoriaanse tijdperk, had het Dodgson met geen mogelijkheid meer kunnen lukken om Carroll te zijn of Carroll te worden. Gelukkig maar dat zijn boeken ruim op tijd waren om de twintigste en de eenentwintigste eeuw te kunnen halen.

pro-mbooks1 : athenaeum