Leesfragment: In orbit

10 december 2024 , door Samantha Harvey
|

17 december verschijnt de met de Booker Prize 2024 bekroonde roman van Samantha Harvey, In orbit (Orbital) in de vertaling van Kitty Pouwels! Wij publiceren voor. Lees een fragment en bestel vast je boek!

Een team astronauten verzamelt in een internationaal ruimtestation meteorologische gegevens en voert er wetenschappelijke experimenten uit. Maar meestal observeren ze. Gezamenlijk kijken ze naar de stille blauwe planeet, ze cirkelen eromheen, draaien langs continenten en door de seizoenen, ze zien gletsjers en woestijnen, de toppen van bergen en de deining van oceanen.

Hoewel ze van de wereld afgescheiden zijn, kunnen ze toch niet ontsnappen aan de constante aantrekkingskracht van de aarde. Ze ontvangen het nieuws dat de moeder van een van hen is overleden en daarmee komen de gedachten op over een terugkeer naar huis. Ze kijken toe hoe een tyfoon zich samenpakt boven de mensen van wie ze houden, en zijn vol ontzag en angst. De kwetsbaarheid van het menselijk leven vult hun gesprekken, hun angsten en hun dromen. Zo ver van de aarde hebben ze zich nog nooit zo’n onderdeel ervan gevoeld.



 

24 uur in omloopbanen rond de aarde met daglicht op het noordelijk halfrond. Uit: Samantha Harvey, In orbit24 uur in omloopbanen rond de aarde met daglicht op het noordelijk halfrond

 

Orbit minus 1

Cirkelend rond de aarde in hun ruimteschip zijn ze zo samen, en zo alleen, dat zelfs hun gedachten, hun innerlijke mythologieën, af en toe overeenstemmen. Soms dromen ze dezelfde dromen – over fractals, blauwe hemellichamen en vertrouwde gezichten die door het donker worden verzwolgen, en over het elektriserende felle zwart van de ruimte dat hun zintuigen overdondert. De rauwe ruimte is een panter, wild en primitief; in hun dromen sluipt hij door hun cabine.
Ze hangen in hun slaapzakken. Op een handbreedte afstand, aan de andere kant van een metalen huid, ontvouwen zich de simpele eeuwigheden van het heelal. Hun slaap wordt lichter, ergens ver weg daagt er een aardse ochtend en op hun laptop flitsen de eerste stille berichten van een nieuwe dag; het vibreren van filters en ventilatoren vult het klaarwakkere, altijd wakkere station. In de keuken de overblijfselen van het avondmaal van gisteren – vuile vorken die met magneetjes aan de tafel vastzitten en eetstokjes in een etui aan de wand. Vier blauwe ballonnen zweven op de circulerende lucht, er hangt een folieslinger met de woorden Happy Birthday, niet dat er iemand jarig was maar er viel iets te vieren en ze hadden niets anders. Een schaar met een lik chocolade en een kleine vilten maan hangen met touwtjes aan de handgrepen van de opklaptafel.
Buiten draait de aarde weg in een massa maanlicht, ze kantelt naar achteren terwijl zij vooruitvliegen naar haar randloze rand; de toefjes wolken boven de Stille Oceaan kleuren de nachtelijke oceaan helderblauw. Daar is Santiago op de naderende Zuid-Amerikaanse kust in een nevelige goudgebrande glans. Ongezien door de gesloten luiken hebben de passaatwinden boven het warme water van de westelijke Stille Oceaan zich ontwikkeld tot een storm, een warmtemotor. De wind zuigt de warmte uit de oceaan, verzamelt die in steeds dikkere wolken die samenklonteren en beginnen rond te tollen in verticale stapels waaruit een tyfoon is ontstaan. Terwijl de tyfoon naar het westen richting Zuid-Azië gaat, vervolgt hun ruimteschip zijn baan naar het oosten, omlaag naar Patagonië, waar een slingerend poollicht in de verte een neonkoepel over de horizon spant. De Melkweg is een dampsliert van kruit dat door een satijnen lucht is geschoten.
Aan boord van het station is het dinsdagochtend kwart over vier, begin oktober. Buiten is het Argentinië is het Zuid- Atlantische Oceaan is het Kaapstad is het Zimbabwe. Over haar rechterschouder fluistert de aarde de ochtend – een ragfijn kiertje vloeibaar licht. Stil glijden ze door tijdzones.

Allen zijn ze op enig moment per kerosinebom de lucht in geschoten en daarna in een brandende capsule, met ongeveer het gewicht van twee zwarte beren op hen, door de dampkring gegaan. Allen hebben ze hun ribbenkast tegen die kracht gepantserd tot ze voelden dat de ene na de andere beer terugweek, de lucht de ruimte werd, de zwaartekracht afnam en hun haar rechtovereind ging staan.
Met zijn zessen in een grote metalen h die boven de aarde hangt. Ze buitelen rond, vier astronauten (Amerikaans, Japans, Brits, Italiaans) en twee kosmonauten (Russisch, Russisch); twee vrouwen, vier mannen, één ruimtestation dat uit zeventien met elkaar verbonden modules bestaat, achtentwintigduizend kilometer per uur. Zij zijn de laatste zes in een lange reeks, het is niets bijzonders meer, gewone astronauten in de achtertuin van de aarde. De fantastische, ongelooflijke achtertuin van de aarde. Ze draaien traag zwevend over de kop en botsen zachtjes, hoofd tegen heup tegen hand tegen hiel, ze draaien en draaien met de dagen. De dagen vliegen om. Ieder blijft hier een maand of negen – negen maanden dit gewichtloos zweven, negen maanden dit gezwollen hoofd, negen maanden dit hutjemutje, negen maanden dit richting aarde staren, dan weer terug naar de geduldige planeet. Een buitenaardse beschaving die dit zou zien, zou zich afvragen: wat doen zij hier? Waarom gaan ze nergens naartoe en draaien ze almaar rond? De aarde is het antwoord op elke vraag. De aarde is het bezielde gezicht van een geliefde; ze kijken hoe zij slaapt en waakt en verliezen zich in haar gewoonten. De aarde is een moeder die wacht tot haar kinderen thuiskomen, vol verhalen, geestdrift en verlangen. Hun botten wat minder dicht, hun ledematen wat dunner. Ogen vol vergezichten die moeilijk na te vertellen zijn.

Orbit 1, stijgend

Roman wordt vroeg wakker. Hij pelt zijn slaapzak af en zwemt in het donker naar het raam van het lab. Waar zijn we, waar zijn we? Waar ter wereld. Het is nacht en er is land. Een reusachtige stadsnevel schuift in zicht te midden van rossigroestig niets – nee, twee steden, Johannesburg en Pretoria, aaneengeklonken tot een dubbelster. Pal achter de hoepel van de dampkring is de zon, en in de komende minuut rijst die boven de horizon en overspoelt de aarde, en binnen een paar tellen zal de dageraad komen en gaan, waarna het daglicht overal tegelijk is. Centraal- en Oost-Afrika op slag fel en heet.
Vandaag is zijn vierhonderdvierendertigste dag in de ruimte, een totaal dat in drie missies is bereikt. Hij houdt zorgvuldig de telling bij. Op deze missie is het dag achtentachtig. Eén missie van negen maanden bevat in totaal zo’n vijfhonderdveertig uur ochtendgymnastiek. Vijfhonderd ochtend- en middagvergaderingen met de Amerikaanse, Europese en Russische teams op de grond. Vierduizenddriehonderdtwintig zonsopkomsten, vierduizenddriehonderdtwintig zonsondergangen. Bijna honderdvierenzeventig miljoen kilometer afgelegd. Zesendertig dinsdagen trouwens, waarvan dit er een is. Vijfhonderdveertig keer je tandpasta moeten doorslikken. Zesendertig schone t-shirts, honderdvijfendertig schone onderbroeken (dagelijks schoon ondergoed zou te veel plaats innemen), vierenvijftig paar schone sokken. Poollicht, orkanen, stormen – hun aantallen onbekend maar dat ze komen staat vast. En natuurlijk negen volledige cycli van de maan, hun zilveren metgezellin die kalm haar fasen doorloopt terwijl de dagen uit de pas gaan. Toch zien ze de maan meermaals per dag, soms vreemd vervormd.
Aan de telling die hij op een blaadje in zijn cabine bijhoudt zal Roman het achtentachtigste streepje toevoegen. Niet omdat hij wil dat de tijd voorbijgaat, maar om die vast te leggen in iets telbaars. Anders – anders raakt het centrum op drift. De ruimte scheurt de tijd aan flarden. Dat was hun tijdens de training al verteld: hou elke dag de tel bij zodra je wakker wordt, zeg bij jezelf: dit is de ochtend van een nieuwe dag. Zorg dat dat helder voor je is. Dit is de ochtend van een nieuwe dag.

[…]

 

Copyright © 2023 Samantha Harvey
Copyright Nederlandse vertaling © 2024 Kitty Pouwels

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum