Lees nu een fragment uit Pauline Peyrades The age of destroying (L’Âge de détruire), bekroond met de Goncourt du premier roman 2023, vertaald door Kiki Coumans - en bestel je boek!
The age of destroying dompelt ons onder in de kleine wereld van een kind dat probeert te overleven naast een moeder die veel fout doet. In Frankrijk was het boek meteen een bestseller, wat bijzonder is voor een onbekende auteur. Wel had Pauline Peyrade ondanks haar jonge leeftijd al een aantal bekroonde toneelstukken op haar naam staan.
Peyrade beschikt over een zeldzame kwaliteit: haar analytisch vermogen, de manier waarop ze perfect begrijpt wat haar personages beweegt. Ze maakt haar teksten niet onnodig zwaar met uitleg, maar laat deze zelf spreken middels handelingen en woorden van de personages, die ze bondig en minutieus – en juist daarom zo doeltreffend – beschrijft.
Met haar gebeeldhouwde kuiten en haar pijnlijke voeten in de pumps met vierkante hakken staat mijn moeder in haar eentje in de slaapkamer en zet een kruisje in de linkerbovenhoek van de plattegrond van het appartement. Boven het kruis schrijft ze het woord ‘bobbels’. Recht eronder preciseert ze ‘plafond’. Ze kijkt op en staart even naar de opbollende verf boven haar hoofd, bellen met groene vlekken en vervagende randen. De overblijfselen van een overstroming. Er is weinig kans dat het erger wordt. Ze vraagt zich af of het duur zou zijn om het te laten herstellen. Er ontsnapt haar een korte, nerveuze zucht.Het appartement is zesenvijftig vierkante meter groot. Het ligt met drie andere op de derde verdieping in een complex van flatgebouwen dat in de jaren zeventig is gebouwd, een geheel van lichtgele torens met verschillende geometrische vormen rond een binnenplaats van oudroze cementtegels met scherfjes kwarts, en onderling verbonden door gemeenschappelijke ondergrondse parkeerplaatsen, liften met bruine vloerbedekking en spiegels, betonnen liftkooien en glazen luchtbruggen. Er zijn twee slaapkamers, een woonkamer, een balkon dat boven de straat uitsteekt en doorloopt langs de woonkamer en de tweede slaapkamer, een keuken, een badkamer en een wc. De muren zijn bekleed met witte en vezelige jute. De ruimtes die aan water en vuil worden blootgesteld zijn voorzien van witte of lichtroze tegels. Op de grond van de gangen, de woonkamer en de slaapkamer die op het balkon uitkijkt ligt een mintgroene laagpolige vloerbedekking. De tweede slaapkamer, aan de noordkant, de kant van de binnenplaats, onderscheidt zich door een zeeblauw en wit gemêleerde vloerbedekking.Mijn moeder heeft nog nooit in haar leven een offerte aangevraagd. Sinds ze haar ouderlijk huis heeft verlaten heeft ze in verschillende woningen gewoond zonder zich er verantwoordelijk voor te voelen, altijd tijdelijk, met lege handen. Nu heeft ze zich in het hoofd gehaald dat ze koste wat kost een appartement wil kopen, ze rekent en rekent opnieuw, ze controleert haar berekeningen om zich ervan te vergewissen dat het financieel haalbaar is. Ze pluist het contract van haar nieuwe baan na, speurt de zinnen over haar salaris zó nauwkeurig af dat ze haar ogen bijna bederft. Ze twijfelt nog aan de cijfers die zeggen dat het binnen haar bereik ligt en kan zich moeilijk van het idee ontdoen dat ze té grootse plannen heeft, buiten haar bereik. Huiseigenaar worden is de normaalste zaak van de wereld, maar haar lijkt het juist abnormaal. Ze ziet zichzelf de nodige stappen zetten, de papieren bij elkaar zoeken, ieder nieuw stuk aanleveren waar de bank om vraagt voor het dossier, zonder een spier te vertrekken de documenten invullen en ondertekenen, als een kind dat ijverig doet wat er van haar wordt gevraagd, serieus maar zonder er helemaal in te geloven.Een stroom frisse lucht komt de kamer in, samen met het zachte geroezemoes van de binnenplaats. Het raam staat open. Het is het begin van de herfst. Mijn moeder rilt. Als in een reflex werpt ze een blik op haar horloge, maar vergeet te kijken hoe laat het is. Haar caramelkleurige aktetas hangt zwaar aan haar arm. Ondanks de kou zijn haar haren bij het begin van haar nek en voorhoofd nat van het zweet. Haar schouder kraakt. Haar donkerrode mantelpakje, gekreukt door het zitten op de autostoel, houdt haar warm. De geur van zweet die haar katoenen blouse doorlaat stoort haar. Om haar nek draagt ze een dunne gouden ketting, om haar rechterpols een gouden armband, om de linkerpols een eenvoudig horloge en drie ringen met edelstenen die ze van oma heeft gekregen. Ieder sieraad heeft een precieze herkomst en betekenis. Ze verwisselt ze nooit en doet ze nooit af.Mijn moeder steekt haar hand diep in haar jaszak, haar vingers tasten naar haar aansteker en haar sigaretten. Ik vind de vorm van de sigaretten en de tekening op het pakje mooi, een zigeunerin die danst met een waaier, maar ik heb een hekel aan de geur. Ze bijt in een witte filter, een dun vlammetje brandt bij het topje van haar neus. Haar keel trekt samen. Ze ademt diep in. De rook verdwijnt in de lusjes van het tapijt van synthetische wol, blauw en wit, minuscuul, ontelbaar veel. De blik van mijn moeder wordt troebel. Even meent ze dat ze ze ziet bewegen.Elsa zal dat blauw mooi vinden, denkt ze. Kinderen houden van blauw.Ze drukt haar sigaret uit op de vensterbank en doet het raam met een snelle beweging dicht. Ze grabbelt opnieuw in haar jaszak, haalt er een plat strookje kauwgum in zilverpapier uit. Ze vouwt de kauwgum dubbel, verfrommelt de verpakking in haar hand. Er blijft wat chlorofylpoeder op haar vingers achter. Ze neemt een snelle ademteug, laat speeksel in haar mond stromen en slikt het schuim met een smaakje door. Ze blaast een groene bel die groter wordt tussen haar lippen en met een droog geluidje uit elkaar klapt. Ze kijkt nog een keer naar de bobbels op het plafond voordat ze de kamer uitloopt.
© Pauline PeyradeVertaling © Kiki Coumans