Leesfragment: Uit de schaduw

30 oktober 2024 , door Frank Trentmann
| |

5 november verschijnt Frank Trentmanns boek Uit de schaduw. Duitsland en de Duitsers 1942-2022 (Out of the Darkness, The Germans, 1942-2022), vertaald door Auke van den Berg, Alexander van Kesteren, Wilfried Simons en Erik de Vries! Wij publiceren voor uit deze baanbrekende nieuwe geschiedenis van het moderne Duitsland voor iedereen die wil begrijpen wat de Duitsers bezielt. Lees nu een fragment en bestel vast je boek!

In 1945 lag Duitsland moreel en materieel in puin. Het Duitse volk ging de geschiedenis in als hoofdverantwoordelijke voor een gruwelijke genocide en een uitroeiingsoorlog. Maar in 2015 leek Duitsland voor velen de morele stem van Europa te zijn en bijna een miljoen vluchtelingen te verwelkomen. Tegelijkertijd streefde het land een controversieel rigide begrotingsdiscipline na en sloot het energiedeals met een dictator. Veel mensen hebben zich afgevraagd hoe Duitsland in de duisternis van de nazi’s terechtkwam, maar dit boek stelt nóg een cruciale vraag: hoe en in hoeverre hebben de Duitsers zichzelf sindsdien opnieuw uitgevonden?

Uit de schaduw vertelt het dramatische verhaal van de Duitsers, vanaf het midden van de Tweede Wereldoorlog, via de Koude Oorlog en de val van de Berlijnse Muur, tot de zoekende periode die volgde na de hereniging van Oost en West. Zelden werd de buitengewone morele tweestrijd van een land zo helder in beeld gebracht: schuld versus wiedergutmachung, rijkdom versus welzijn; tolerantie versus racisme; mededogen versus medeplichtigheid.



 

Inleiding

In 1945 lag Duitsland moreel en materieel in puin. Duitsers hadden de wreedste oorlog uit de geschiedenis gevoerd en waren verantwoordelijk voor genocide en massamoord. Zeventig jaar later verwelkomde hetzelfde land bijna een miljoen vluchtelingen. Voor goedgezinde waarnemers was Duitsland daarmee de morele stem van Europa geworden. Anderen zagen er eerder een roekeloze vorm van moreel imperialisme in: Duitsland wilde zo graag het goede doen dat het de belangen van vreemdelingen boven zijn eigen belangen stelde. De terugkeer van een extreemrechtse partij in het parlement in 2017 deed de angst herleven dat de Duitsers nooit echt waren veranderd.
In februari 2022 viel Vladimir Poetin Oekraïne binnen, wat deze zorg in zijn tegendeel deed omslaan: misschien waren Duitsers juist te véél veranderd. Voor het eerst sinds 1945 vond er in Europa weer een veroveringsoorlog plaats. Dit riep twijfels op over de tweeledige strategie waarmee Duitsland sterk was geworden: wereldwijde export en militaire terughoudendheid. Veel Duitsers waren gaan geloven dat een oorlog Europa bespaard zou blijven zolang zij zichzelf hervormden. De Russische aanval op Oekraïne maakte een bruut einde aan deze overtuiging. Op 27 februari 2022 kondigde kanselier Olaf Scholz een Zeitenwende (een nieuw tijdperk) aan, waarbij hij 100 miljard euro beloofde voor het uitgedunde Duitse leger.1 In welke vorm het land Oekraïne zou moeten steunen, bleef echter uiterst controversieel. In mei van dat jaar verzette een groep bekende intellectuelen en kunstenaars zich in een brief aan de kanselier tegen de roep om zware wapens, waarbij ze zich beriepen op de bijzondere ‘historische verantwoordelijkheid’ van Duitsland. Omdat ze in het reine waren gekomen met het bloedige verleden van hun land, voelden sommigen zich bij uitstek geroepen om anderen moreel de les te lezen, zelfs Oekraïners, die het slachtoffer van nazi-Duitsland waren geweest. Tegen het einde van die zomer had Duitsland tien pantserhouwitsers gestuurd, maar vooral geld, hulpgoederen en helmen. Pas na toenemende druk van zijn bondgenoten ging Duitsland in januari 2023 ermee akkoord om in het kader van een gezamenlijke navo-inspanning ook gevechtstanks te sturen. De invasie maakte duidelijk dat Duitsland in gevaarlijke mate afhankelijk was geworden van autoritaire regimes door gas, olie en steenkool uit Rusland te kopen en handel te drijven met China.
In zijn klassieke vorm betreft het ‘Duitse probleem’ de vraag hoe een land van dichters en filosofen in staat was tot de Holocaust. Deze vraag heeft geleid tot bibliotheken vol studies over de Duitse weg naar de moderniteit, de mislukking van de Weimarrepubliek, Hitlers pad naar de macht, de werking van het naziregime en de weg naar de zogenoemde ‘Endlösung’ oftewel de ‘definitieve oplossing’ van het Joodse vraagstuk. Maar op deze vraag volgt ook een andere vraag: hoe is een volk totalitarisme, veroveringsoorlogen en volkerenmoord te boven gekomen, en waarheen voerde de weg van daaruit? Dit boek volgt de Duitsers vanaf de Tweede Wereldoorlog via de deling van hun land en de hereniging (in 1990) naar het heden, en neemt daarbij een hele reeks morele uitdagingen en tegenstrijdigheden onder de loep. Dit proces werd in gang gezet door de oorlog en zijn directe gevolgen, maar ging veel verder en baande zich een weg door familie, werk, buitenlands beleid en het milieu, totdat uiteindelijk alle domeinen van het leven gedefinieerd werden in termen van goed en kwaad. Het is een verhaal van conflicten over schuld, schaamte en herstel, herbewapening en pacifisme, tolerantie en racisme, rechten en plichten, gerechtigheid en ongelijkheid, materieel comfort en zorg voor de natuur.
Mijn boek begint dit verhaal niet aan het einde van de oorlog, maar er middenin, in de winter van 1942-43. De onvoorwaardelijke capitulatie van Duitsland op 8 mei 1945 betekende het formele einde van de oorlog in Europa. Toch was dit in allerlei opzichten niet het ‘uur nul’, zoals het al gauw genoemd zou worden. De harten en hoofden konden niet simpelweg worden afgelegd als uniformen. Mensen namen hun ervaringen uit de oorlog mee naar vredestijd. Door in 1942 te beginnen zien we de Volksgemeinschaft van de nationaalsocialisten op een kritiek kruispunt, het jaar waarin Duitsland voor het uitroeien van de Joden overschakelde van kogels op gaskamers, en waarin het tij van de oorlog zich tegen het Reich begon te keren.
De macht van de nazi’s was enorm, omdat ze zowel met instemming als met dwang regeerden. Ze genoten brede steun van de middenklasse en delen van de werkende klasse, van de oude elites en het grootkapitaal. Tegelijkertijd terroriseerden ze ‘vijanden’ met de Gestapo (de geheime politie) en de ss (Schutzstaffel), de wrede paramilitaire organisatie. In 1939 waren de meeste ‘arische’ Duitsers lid van een of meer naziorganisaties. Orde, discipline en het herstel van de nationale eer en kracht waren populaire idealen, evenals de uitsluiting van iedereen die om raciale, politieke of sociale redenen niet in de Volksgemeinschaft paste. Hoewel niet alle Duitsers blij waren met een nieuwe oorlog, vonden ze die wel bijna allemaal noodzakelijk en gerechtvaardigd. Maar ss-eenheden waren al direct vanaf de aanval op Polen op 1 september 1939 begonnen met het executeren van Joden en krijgsgevangenen, en de invasie van de Sovjet-Unie (Operatie Barbarossa) op 22 juni 1941 werd gelanceerd als een vernietigingsoorlog. In hetzelfde jaar gaf Hitler bevel tot de deportatie van alle Joden die nog in het Reich verbleven. Dit was het moment waarop de nazi’s de gaskamers opschaalden die ze tot dan toe hadden gebruikt om binnen Duitsland mensen met beperkingen te doden, en waarop ze in Polen vernietigingskampen bouwden waar Joden uit alle delen van Europa na aankomst werden vermoord. Chelmno, het eerste vernietigingskamp, werd in december 1941 in gebruik genomen; Belzec, Sobibor, Treblinka en Auschwitz, het grootste, zouden snel volgen. Achter de 200.000 Duitsers die zich schuldig maakten aan massamoord en andere oorlogsmisdaden stond het reguliere leger, dat vaak actief meewerkte aan de massamoord; achter het leger wederom stond een bevolking die het regime in overgrote meerderheid steunde. Voor miljoenen Duitsers was het Derde Rijk geen juk waaronder ze gebukt gingen, zoals velen na 1945 graag wilden doen geloven; ze maakten er deel van uit en moesten zichzelf opnieuw definiëren om zichzelf weer als ‘goed’ te kunnen zien.
Toen in 1942 het tij van de oorlog begon te keren, begonnen sommige Duitsers langzaam van gedachten te veranderen. De steden in het Reich werden steeds zwaarder vanuit de lucht gebombardeerd door de geallieerden, terwijl de Duitse oorlogsinspanningen aan het Oostfront tot stilstand kwamen, eindigend met de capitulatie van het Zesde Leger in Stalingrad op 2 februari 1943. Ouders begonnen zich af te vragen waarvoor hun zonen stierven. Verhalen over nazi-wreedheden kregen een nieuwe betekenis naarmate de bevolking zich kwetsbaarder voelde en de angst groeide dat er ooit verantwoording moest worden afgelegd. Tegenwoordig weten we dat tapijtbombardementen militaire doelen hadden. Maar op dat moment geloofden veel Duitsers dat de geallieerde bombardementen direct verband hielden met de vervolging van de Joden, waardoor ze heel anders over goed en kwaad gingen denken. Waren de bombardementen een vergelding voor de deportatie van hun Joodse buren, een teken van goddelijke wraak, of waren ze juist het bewijs dat Joden de vernietiging van het Duitse volk planden, en daarmee een verdere rechtvaardiging voor hun vernietiging? Dit gewetensonderzoek was niet toereikend om het naziregime ten val te brengen – daarvoor waren geallieerde tanks en soldaten nodig – maar de Volksgemeinschaft vertoonde de eerste scheurtjes.
De weg uit de duisternis was lang en moeizaam, en ging gepaard met allerlei morele uitdagingen. Nederlaag, dood en verwoesting riepen op ongekende schaal vragen op over misdaad, straf en genoegdoening. Nazi- Duitsland had zes miljoen Joden vermoord, maar ook drie miljoen Sovjet-krijgsgevangenen, acht miljoen niet-Joodse Russische, Poolse en Servische burgers, bijna een half miljoen Roma en Sinti, een kwart miljoen mensen met beperkingen, en vele duizenden politieke tegenstanders, ‘asocialen’, homoseksuelen en Jehova’s Getuigen. Duitse troepen hadden de Balkanlanden en Oost-Europa in puin gelegd. Wie had dit op zijn geweten en wie moest hiervoor financieel opdraaien: Hitlers handlangers, leden van de nazipartij of de Duitse bevolking als geheel? Schuld wedijverde met schaamte en ontkenning, en denazificatie met antisemitisme en de roep om amnestie. Overgangsrecht – de manier waarop een samenleving omgaat met de erfenis van conflicten en grootschalige mensenrechtenschendingen – staat per definitie voor de lastige opgave om een balans te vinden tussen verantwoording en straf enerzijds en verzoening anderzijds. In het geval van Duitsland probeerden het democratische westen en het socialistische oosten bovendien om zich in de Koude Oorlog – tegenover elkaar – opnieuw te positioneren. Genoegdoening zag er aan de ene kant van de grens anders uit dan aan de andere. Omdat de communisten tot de eerste slachtoffers van de nazi’s hadden behoord, zag de Duitse Democratische Republiek (ddr) zichzelf als de vrucht van de heldhaftige communistische overwinning. Daartegenover stond de Bondsrepubliek, die zichzelf definieerde als de rechtmatige opvolger van het Duitse Reich, wat betekende dat het ook de verplichtingen daarvan zou overnemen. Daarmee was echter nog lang niet de vraag beantwoord wie tot de slachtoffers van het nationaalsocialisme behoorde en welke groepen en landen recht hadden op genoegdoening: Duitse Joden, of alle Joden, politieke gevangenen, homoseksuelen, Sinti en Roma, buitenlanders, andere landen? Niet iedereen geloofde dat het juist was om geld te ontvangen als schadeloosstelling voor de misdaden van de nazi’s.
Tegenwoordig definiëren de Duitsers zichzelf via een kritische confrontatie met hun verleden. Bondspresident Joachim Gauck formuleerde het in 2005 zo: ‘Er is geen Duitse identiteit zonder Auschwitz.’ Bij de Rijksdag en de Brandenburger Tor staan grote monumenten ter herinnering aan de vermoorde Joden, Sinti en Roma. Als het gaat om de omgang met een moorddadig verleden, heeft Duitsland wereldwijd de toon gezet en wordt het vaak aangehaald als een voorbeeld voor anderen. Sommige landen hebben het voorbeeld gevolgd; in 2018 bewoog België zich in de richting van excuses voor zijn koloniale misdaden in Congo. Maar geen enkel land behalve Duitsland heeft boetedoening voor begane zonden tot een bron van burgerlijke trots gemaakt. Vergeleken met Duitsland is de confrontatie met het fascisme in bijvoorbeeld Italië en Spanje traag en fragmentarisch verlopen – Franco’s lichaam werd pas in 2019 uit zijn mausoleum weggehaald – en in Japan worden oorlogsmisdadigers tot de dag van vandaag geëerd in het Yasukuni-heiligdom in Tokyo. In Polen hangt iedereen een gevangenisstraf boven het hoofd die beweert dat sommige Polen medeverantwoordelijk waren voor de door nazi-Duitsland gepleegde misdaden. Amerikanen en Britten zijn bitter verdeeld over de vraag hoe de misdaden van de slavernij en het Britse kolonialisme moeten worden herdacht en goedgemaakt.
De verwerking van de nazimisdaden was een wezenlijk onderdeel van de morele transformatie van Duitsland, maar gebeurde pas halverwege ons verhaal en was slechts één bron van verandering. Het is waar dat groepen jongeren ook al in de jaren vijftig het voormalige concentratiekamp Bergen-Belsen bezochten en dat de eerste kampoverlevenden lezingen hielden op scholen; ook het in Ulm gevoerde proces tegen de moordcommando’s van de ss (Einsatzgruppen) in 1958 vergrootte het publieke bewustzijn. Tijdgenoten begonnen op te roepen tot Vergangenheitsbewältigung, een van die gewichtige samengestelde woorden waar de Duitse taal zo rijk aan is. Het kan zowel het verwerken als het overwinnen van het verleden betekenen (waarbij het laatste strikt genomen onmogelijk is omdat het verleden niet ongedaan kan worden gemaakt). In 1963 stelde de filosoof Theodor Adorno het begrip Aufarbeitung voor (het verleden grondig onderzoeken, evalueren en verwerken), dat sindsdien door veel auteurs is overgenomen. Op dat moment echter was het verleden dat de meeste Duitsers zich wilden herinneren, hun ‘goede oorlog’ en hun lijden, en niet wat zij anderen hadden aangedaan. Pas in de jaren zeventig en tachtig, toen de Holocaust geleidelijk in het middelpunt van de publieke herinnering kwam te staan, ontwikkelde zich een kritische vorm van herdenken.
Volgens een wijdverbreide opvatting moet het hun uiteindelijke afrekening met het verleden zijn geweest die de Duitsers van nu tot morele kruisvaarders heeft gemaakt. Nadat de schuld eerst was verdrongen, begon een nieuwe generatie in het West-Duitsland van de jaren zestig haar ouders voor hun misdaden ter verantwoording te roepen. Hoe meer ze over die misdaden te weten kwamen, hoe meer ze zich realiseerden hoe gemakkelijk hun land ermee was weggekomen. Door goede daden te verrichten maakten ze goed dat Duitsers hun verdiende straf hadden ontlopen en toonden ze aan zichzelf en de wereld dat Duitsland ten goede was veranderd. Een natie van zondaars veranderde in een land van heiligen. Van het recyclen van glas en papier tot het helpen van de armen wereldwijd – in deze opvatting vloeit uiteindelijk alles wat ze doen voort uit dit slechte geweten.
Maar de morele vernieuwing van Duitsland is een veel rijker en verrassender verhaal dan dit, en het is mijn ambitie om de complexiteit ervan uiteen te zetten en uit te leggen, in plaats van alle beweegredenen tot de schuldvraag te reduceren. Dat de herinnering aan de Holocaust van centraal belang is voor de Duitse identiteit betekent niet dat alles wat de Duitsers doen en waarvoor ze zich inzetten, uit dit herdenken resulteert. Vrijwilligerswerk, zorg en milieubescherming, om maar enkele voorbeelden te noemen, hebben hun eigen geschiedenis. Gezin en werk, kopen en consumeren, rijkdom en welvaart, industrie en natuur – voor al deze domeinen bestonden al denkbeelden over goed en kwaad, gepast en ongepast gedrag, wat als redelijk wordt beschouwd, en wat mensen elkaar en de wereld verschuldigd zijn. Samen vormden deze opvattingen een dicht vlechtwerk van morele waarden. Dit proces kreeg een impuls door de Aufarbeitung van het verleden vanaf de jaren zestig, maar het was meer dan dat. Het was ook daarvoor al in gang gezet en zet zich voort tot in het heden.

[...]

 

Copyright © 2023 Frank Trentmann
Copyright Nederlandse vertaling © 2024 Auke van den Berg, Alexander van Kesteren, Wilfried Simons en Erik de Vries, Suzanne Willekens / BV Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum