Leesfragment: Alexander de Grote in de Punjab. Een foto-essay

12 september 2009 , door Jona Lendering
| | |

De Swatvallei is momenteel een van de voornaamste strijdtonelen in de War on terror. Het is niet voor het eerst dat het Westen belang stelt in de uitkomst van gevechten in dit deel van Pakistan: in 327 v.Chr. trokken de legers van Alexander de Grote een spoor van vernietiging door de Swatvallei.

 

In het najaar van 327 v.Chr. keerde Alexander de Grote terug naar het land rond Kaboel, waar hij enkele jaren daarvoor de stad Alexandrië-Kapisa had gesticht, het huidige Begram. De veldtocht in Oezbekistan en het noorden van Afghanistan was voorbij, maar wie mocht denken dat de Macedoniërs nu naar huis gingen, heeft het mis. De terugtocht naar Alexandrië-Kapisa diende alleen om langs de rivier de Cophen, de huidige Kaboel, naar het oosten te trekken, naar het mysterieuze Indusland, waarvan men meende dat het lag op de rand van de aarde.

Het leek geen moeilijke operatie te worden. Een oude weg, de Uttarapatha, verbond de hoofdsteden van de plaatselijke vorsten. Deze route begon aan de Boven-Cophen, ging door de Khyberpas, vervolgde langs de Beneden-Cophen, liep dwars door de Punjab, en eindigde uiteindelijk aan de Ganges. Deze weg, die tegenwoordig bekendstaat als Grand Trunk Road, kon echter alleen worden gebruikt als de Macedonische flanken waren gedekt. Operaties in de ernaast gelegen Swatvallei waren onvermijdelijk.

Pakistan, de valleien van de Cophen (Kaboel) en Soastos (Swat)
De valleien van de Cophen (Kaboel) en Soastos (Swat)

Voor die begonnen, boekte Alexander al een diplomatiek succes. In Nagarahara in oostelijk Afganistan kwam een groep radja's hem tegemoet om hun overgave aan te bieden. Ze waren niet de eersten. Een zekere Ambhi, de heerser van de westelijke Punjab, had de Macedoniërs al om hulp gevraagd in zijn strijd tegen de radja van de oostelijke Punjab. Maar Ambhi was toen alleen geweest. Nu erkenden alle radja's, als collectief, dat Alexander een avatar was van hun god Vishnu, wat volgens de Macedoniërs betekende dat heel India zich onderwierp. Zij zouden daarom de komende maanden elk verzet uitleggen als verraad dat moest worden bestraft, en dit vormt een van de verklaringen voor het extreem gewelddadige karakter van de operatie.


Pashtunkinderen rapen eieren tussen de ruïnes van Puskalavati.

De eigenlijke opmars begon in de eerste dagen van 326. Perdikkas en Hefaistion, twee van Alexanders meest vertrouwde commandanten, leidden de hoofdmacht over de Khyber en bereikten Puskalavati (‘de lotusstad’), de hoofdstad van de Beneden-Cophen. Niet veel later bereikte deze troepenmacht de Indus, waar de soldaten begonnen met de bouw van een scheepsbrug.

De Swatcampagne


De Indus

De tweede legergroep werd door Alexander zelf gecommandeerd. Dit leger nam niet de hoofdweg, maar een noordelijker route, om zo de flank van de hoofdmacht te dekken. Daarbij staken de mannen verschillende rivieren over die uitstromen in de Cophen. De eerste was de Euas (Kunar), waar de inheemse Aspasiërs onverwacht werden gered toen de Macedoniërs ontdekten dat de god Dionysos, een van Alexanders voorouders, was geboren op een nabijgelegen berg. Het onweerlegbare bewijs was dat er klimop groeide, wat, zoals iedereen wist, hét symbool was van de god.


Nomaden bij Wuch.

Niet iedereen kwam er zo goed vanaf als de Aspasiërs. De bewoners van een andere stad, Arigaion, werden op de vlucht gejaagd en in de volgende vallei, die van de rivier de Guraeus (Wuch), sloegen de Macedoniërs het beleg op voor de stad Massaga. De blokkade duurde geruime tijd, maar toen een Indische huurlingenleider door een katapultpijl was gedood, knoopten diens manschappen onderhandelingen aan. Alexander stuurde de huurlingen naar een nabijgelegen heuvel en viel ze vervolgens aan, met als motivatie dat hij ze een vrijgeleide had gegeven, maar niet had beloofd dat hij hun levens zou sparen. De stad zelf capituleerde korte tijd later, en het lijkt erop dat Alexander kort een verhouding heeft gehad met de koningin.


De Swat.

Nu lag de lieflijke Swatvallei open voor de Macedonische troepen. Alexander stuurde twee divisies vooruit om de forten van Bazira en Ora te veroveren. Het eerste was een steile rots, die nog moeilijker benaderbaar was gemaakt door het uithakken van greppels en de bouw van muren. Op sommige plaatsen zijn de Macedonische katapultstenen nog altijd te zien. Ora lag iets oostelijker: een gigantisch bergfort waarvan de muren zijn geïdentificeerd, maar waar nog geen archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden.


Bir-Kot, het antieke Bazira.

Alexanders kolonels waren niet in staat Bazira en Ora in te nemen, en de inheemse Assakenen die de forten verdedigden, hadden weinig behoefte aan onderhandelingen. Immers, de krijgers die zich bij Massaga hadden overgegeven, hadden daarmee alleen gewonnen dat ze op een andere plek stierven. Los daarvan konden de Macedonische reguliere troepen de steile rotswanden niet bestormen en dreigde de opening van een tweede front: de radja van een nabijgelegen rijkje had versterkingen gestuurd die de belegeraars bedreigden. Zo stagneerde de strijd tot Alexander zelf ter plekke arriveerde en de steden met speciale troepen stormenderhand innam. De belangrijkste buit bestond uit olifanten, waarvan de Macedoniërs nu probeerden te doorgronden hoe die konden worden ingezet. Wat er gebeurde met de mensen die in Alexanders handen vielen, vertellen onze bronnen niet.


De Aornos en de Indus.

Over de Shang-La-pas bereikten de Macedoniërs het dal van de Indus. Een groep Assakenen had hier zijn toevlucht genomen op een rots die in het Indisch Avarana heette, ‘schuilplaats’. De Grieken hoorden er aornos in: 'plaats die te hoog is voor vogels'. Dit plateau stak meer dan 1500 meter uit boven de nabijgelegen rivier, en het verdrijven van de vluchtelingen beloofde een lastige operatie te zijn. Misschien zou Alexander ervan hebben afgezien, als er geen plaatselijke sage was geweest dat de god Krishna het fort niet had kunnen innemen. Een betere reden om het toch te proberen kon Alexander zich niet indenken.

Er waren twee toppen. De Indiërs verbleven op de oostelijke, waar een artesische bron was. Een van Alexanders kolonels slaagde erin met een voorhoede de westelijke top te bezetten, maar toen Alexander met de hoofdmacht naar hem toe kwam, werd hij onverwacht aangevallen door de Assakenen. Slechts met moeite wisten zijn mannen boven te komen, maar toen de twee divisies eenmaal waren verenigd, kon een begin worden gemaakt met de bouw van een belegeringsdam tussen de twee toppen. De Assakenen capituleerden en werden tot de laatste man afgeslacht. Alexander had Krishna overtroffen.

De slag aan de Hydaspes


Taxila (Bhir).

Een paar dagen later bereikte Alexanders legergroep de scheepsbrug die de andere legergroep had gebouwd over de Indus. Over de Uttarapatha trok men verder, en al snel waren de Macedoniërs in Taksasila of Taxila, de hoofdstad van de westelijke Punjab. Het was een van de belangrijkste cultuurcentra van die tijd: hier leefde de grote taalkundige Panini, hier zijn de Ramayana en de Mahabharata voor het eerst voorgedragen. Verschillende steden liggen hier op een rij: het Taxila van die tijd, dat nu Bhir heet; twee jongere steden, Sirkap en Sirsukh; de Britse koloniale hoofdstad Rawalpindi; en het moderne Islamabad.

De pauze in Taxila werd gebruikt voor trainingen. De Macedoniërs experimenteerden bijvoorbeeld met een wapen dat kon worden ingezet tegen olifanten: een lans met een soort mes eraan, waarmee slurven konden worden afgesneden. Alexanders mannen ontdekten verder dat ze, zolang ze trouw bleven aan hun compacte opstelling (de ‘falanx’), geen reden hadden om bang te zijn voor vijandelijke olifanten.

Naast de oefeningen, trainingen en exercities bleef er tijd voor ontspanning. Een van de officieren, Onesikritos, probeerde een gesprek aan te knopen met enkele plaatselijke saddhu’s (niet-Brahmaanse wijzen). De resultaten waren weinig bemoedigend. Hij had vier vertalers nodig en wat hij beschouwde als de naam van zijn nieuwe vriend, Kalanos, is in feite het Indische woord voor ‘hallo’.


Langs de Uttarapatha.

Ondertussen wachtte de oorlog tegen de koning van de oostelijke Punjab, het voorwendsel waarom Alexander naar het oosten was getrokken. De eigenlijke naam van de vijandelijke koning is onbekend; hij wordt in onze bronnen aangeduid met zijn dynastieke titel: Poro, of, zoals de Grieken het weergaven, Poros. Zijn hoofdstad, Lo Poro, is vermoedelijk identiek aan het huidige Lahore, en was door de Uttarapatha verbonden met Taxila. De opmars verliep dit keer echter moeizaam, want het landschap is hier heuvelachtig en ruig, en hoewel de weg bestraat lijkt te zijn geweest, is begrijpelijk dat de soldaten de tocht haatten - vooral omdat ze de boten met zich mee moesten dragen die ze hadden gebruikt om de scheepbrug over de Indus te bouwen. De klachten van de soldaten zouden Alexander al snel dwingen tot buitengewone maatregelen.


De rivier de Jhelum in mei.

Onze bronnen presenteren het gevecht met Poros als een grote, beslissende veldslag, maar dat kan het niet geweest zijn. Alexander zette slechts een zesde van zijn troepen in. Minder bekende veldslagen als die bij de Perzische Poort en aan de Jaxartes waren grootschaliger. De uitkomst van de oorlog tegen Poros stond ook vooraf vast: de heerser van de oostelijke Punjab was weinig meer dan een geïsoleerde radja die bij het zoeken naar bondgenoten minder handig was geweest dan Ambhi.

Poros had wel een troefkaart: de Macedoniërs zouden de Vitaçta moeten zien over te steken, de brede rivier die in het Grieks Hydaspes wordt genoemd en in onze atlassen wordt aangeduid als Jhelum. De oversteek zou onder alle omstandigheden moeilijk zijn geweest, want de rivieren in de Punjab zijn sowieso breed, maar in 326 begon de moesson buitengewoon vroeg. Zonder speciale hulpmiddelen was het menselijkerwijs onmogelijk de rivier over te steken. Als Poros de aanval van de avatar van Vishnu zou kunnen weerstaan, mocht dat gelden als een prestatie van formaat, die het machtevenwicht in zijn voordeel zou kunnen doen omslaan.


Een van de munten naar aanleiding van Alexanders Indische overwinning (British Museum).

Wat Poros niet wist, was dat de Macedoniërs beschikten over de boten die deel hadden uitgemaakt van de scheepsbrug over de Indus. Alexander liet die een dagmars stroomopwaarts in een bos neerleggen, en slaagde er vervolgens in om ongezien de rivier over te steken tijdens een nacht waarin de regen het zicht belette. Toen de Macedoniërs contact maakten met Poros’ voorhoede, bleken de Indische strijdwagens weg te slippen in de modder. Dit was ook de reden waarom de Indische boogschutters niets hadden aan hun drie meter lange bogen, waarmee speren in plaats van pijlen konden werden gelost. Deze verschrikkelijke wapens moesten verankerd staan op de grond, die door de regen was veranderd in modder. Alexanders infanterie, ruiterij en bereden boogschutters ondervonden daarentegen geen nadeel van de regen, en omcirkelden al snel Poros’ hoofdmacht. Door steeds dichterbij te komen, dwongen ze de vijandelijke infanterie dichterbij de eigen olifanten te gaan staan, totdat ze uiteindelijk werden vertrapt. Het resultaat was gruwelijk: ongeveer tweederde van het Indische leger werd uitgeschakeld en Poros moest capituleren. Hij zal verbaasd zijn geweest dat Alexander hem het leven spaarde.

Naar de rand van de aarde

Alexander stichtte een stad op het slagveld, Nikaia, ‘overwinningsstad’. Die moet dichtbij de huidige stad Jhelum zijn geweest, waar de Uttarapatha de rivier kruist. Een Boeddhistische bron vermeldt zowel Nikaia als haar tweelingstad Boukefala als halteplaatsen langs de grote weg. Degenen die de steden bouwden, kregen vervolgens opdracht om grote schepen te bouwen, want Alexander meende dat hij dichtbij de rand van de aarde was en wilde daar naartoe trekken. Hij zou snel terug zijn, meende hij.


Alexander met de attributen van Zeus.

Het Macedonische leger rukte nu op naar het oosten en volgde niet langer de Uttarapatha, die de soldaten naar het zuidoosten zou hebben gebracht, naar Lahore en Amritsar. De nieuwe route was langer, maar beloofde minder heet te zijn.

Toch klaagden de soldaten, en Alexander besloot hen af te kopen. De munten die voor de gelegenheid werden geslagen zijn schitterend en het bedrag dat de koning betaalde was aanzienlijk, maar het was een vergiftigd geschenk. Op de keerzijde stond namelijk Alexander zelf, met een bliksemschicht in de hand. Anders gezegd, hij claimde dat hij degene was die het onweer en de regen had veroorzaakt die de slag tegen Poros zo eenvoudig hadden gemaakt. De soldaten die het geld aanvaardden, accepteerden dus dat Alexander goddelijke krachten bezat. Deze krijgstheologie bewijst dat de suggestie dat Alexander een avatar van Vishnu was, in goede aarde was gevallen. Binnen drie jaar zou Alexander universele verering eisen.


De Chenab.

De soldaten vervolgden hun opmars en staken verschillende rivieren over, zoals de Ashkini, die de Macedoniërs aanduidden als Akesines en die tegenwoordig Chenab heet. De Iravati (Hydraotes, Ravi) bleek geen onoverkomelijke hindernis, en ook de plundering van de stad Sangala en het uitmoorden van de bewoners bleek niet al te bezwaarlijk. Alexander mocht denken dat alles op rolletjes liep, maar de soldaten werden moe van de eindeloze moessonregens. Ze klaagden dat het onderhoud van hun wapens onmogelijk werd, mopperden over het eten en vervloekten hun katoenen kleding. Toen ze de Vipas bereikten (Hyfasis, de huidige Beas) en daar vernamen dat tussen deze rivier en de Oceaan de Gangesvallei lag, hadden ze het helemaal gehad, en Alexander was gedwongen af te zien van de verdere opmars. Het was midden juni. Alexander moet zich zijn dertigste verjaardag anders hebben voorgesteld.

Naar het zuiden


Een banyanboom.

Al deze tijd had Poros in Alexanders gezelschap verkeerd, en hij bleek nuttig. Hij was geïsoleerd geweest toen hij de binnenvallers bestreed en hij had sindsdien zijn leger verloren. Wilde hij als koning aanblijven, dan moest hij doen wat Alexander hem opdroeg: hij was volledig op de Macedoniërs aangewezen. Dat maakte hem de perfecte onderkoning, en de ideale bestuurder van het land dat de Macedoniërs ten oosten van zijn koninkrijk hadden veroverd. Zo had hij aan zijn nederlaag vooral een enorme gebiedsuitbreiding te danken, en in modern Pakistan verschijnen dan ook boeken waarin te lezen valt dat ‘Poros de Grote’ Alexander heeft verslagen.

Alexander keerde nu terug naar Nikaia, waar zijn vloot al in gereedheid was gebracht. Hij verdeelde zijn leger, alles bij elkaar zo’n 100.000 man, in drie groepen: het ene zou over de oostelijke oever van de Jhelum naar het zuiden marcheren, het tweede zou aan boord gaan, en het derde zou over de westelijke oever trekken. De bewoners van de zuidelijke Punjab capituleerden meestal vóór de strijdmacht in de buurt was, behalve de Malava - of ‘Malliërs’, zoals wij hun naam weergeven. Toen Alexander ter hoogte van het huidige Jhangsadar de noordgrens van het land van dit volk bereikte, besloot hij voor eens en altijd duidelijk te maken wie er de baas was.


De Chenab bij Kamalia.

De schepen zouden naar het zuiden gaan, naar de samenloop van de Akesines en Hydraotes, destijds bij het huidige Shorkot. Het westelijke leger zou ook naar dit punt gaan en er een kamp aanleggen. Het oostelijke leger werd in drieën gesplitst. Eén colonne trok naar het oosten, een tweede trok naar het zuiden, en de door Alexander gecommandeerde derde colonne trok door een droog en moeilijk toegankelijk gebied naar het zuidoosten, in de richting van het huidige Kamalia. Onverwacht opduikend uit het droge gebied, doodde deze legergroep iedereen die ze tegenkwam. Wie wilde vluchten, stuitte óf op de rivier óf op een van de andere colonnes. Alexander had een dodelijke val geschapen, en de laatste vluchtelingen werden gedood.

De genocide was echter nog niet voorbij. Zo werd de plaats die in onze bronnen wordt aangeduid als de ‘stad van de Brahmanen’, met de grond gelijk gemaakt. De moord op de heilige mannen joeg golven van ontzetting en weerzin door het Indusland, en zorgde ervoor dat Alexander op weg naar het zuiden alleen maar méér weerstand zou ondervinden.


De muren van Multan.

Maar zover was het nog niet. Voor het moment ging de genadeloze afslachting van de onbewapende Malliërs voort, tot Alexander hun hoofdstad bereikte, Multan, ten zuiden van het punt dat hij had aangewezen om te rendez-vousen met zijn vloot en westelijke leger. Uit Boeddhistische bronnen weten we dat er in Multan een belangrijk heiligdom stond op een heuvel die was omringd door een muur waarvan een deel nog zichtbaar is. Toen Alexander de stad bestormde, slaagde een Indische boogschutter erin zijn wapen te verankeren en een lange pijl te lossen, die Alexander in het borstbeen raakte. Hij was buiten bewustzijn toen zijn soldaten de stad verwoestten en de inwoners afslachtten.


De resten van Alexandrië: een akropolis die gedeeltelijk is overbouwd en gedeeltelijk weggespoeld.

Toen Alexander weer bij kwam, was hij in een plek die nu bekendstaat als ‘Head of the Punjab’: de samenvloeiing van de vijf stromen, kilometers breed. Hier bouwden de Macedoniërs een stad die ze Alexandrië noemden: het huidige Uch. De campagne door de Punjab liep nu ten einde en een nieuwe veldtocht begon: de tocht langs de Beneden-Indus naar de kust van de Indische Oceaan zou even bloedig zijn, want de Indiërs verzetten zich tegen de man die de Brahmanen had laten doden en die, zoals de pijlwond duidelijk had gemaakt, een gewone sterveling was en geen avatar van Vishnu.

Alexanders tocht door de Punjab had geen verdere consequenties. Poros was te zwak en de Macedonische garnizoenen waren te klein om het gebied blijvend te controleren. Bovendien waren de mensen waarop Alexander vertrouwde, verdeeld: Ambhi haatte Poros, de Grieken haatten de Macedoniërs, de Iraniërs lagen bij niemand goed, en de inheemsen haatten de bezetters. De opstand om de Brahmanen te wreken werd nooit bedwongen en in 317 ontruimden de laatste Macedoniërs het Indusland. Het gedestabiliseerde en deels ontvolkte gebied werd zonder veel problemen overgenomen door de koning van de Gangesvallei, Chandragupta, die Alexanders tactieken overnam en een nieuw keizerrijk stichtte: dat van de Mauryas. Deze staat, die niet veel later voor de eerste keer in de geschiedenis heel Indië verenigde, is in feite Alexanders meest blijvende erfenis.

Jona Lendering is de auteur van Alexander de Grote. De ondergang van het Perzische Rijk (2004). Hij is werkzaam als docent bij Livius Onderwijs. In oktober verschijnt zijn boek Spijkers op laag water, waarin hij misverstanden over de oude wereld bespreekt.

Livius Onderwijs

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum