Leesfragment: De Oorlog VII: verschillende perspectieven op de oorlog in Indië

27 november 2015 , door Barbara Henkes
| | | |

Op ons verzoek volgt historica Barbara Henkes de nieuwe documentairereeks van de NPS, De Oorlog. Vannacht aflevering 7, Oorlog in Indië (via deze link ook na te bekijken). Waren verzet en collaboratie toeval of toch een keuze?

Zie voor Henkes' commentaar bij aflevering 1, 2, 3, 4, 5 en 6 de Nachten van vorige weken. Boekentips bij aflevering 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 zijn ook in afgelopen Nachten te vinden, in de (nu al toegankelijke) Nacht van morgen die bij aflevering 8: Loodzware jaren.

Een luchtig geklede Rob Trip springt in een vertrekkende trein, waarna het kleurenbeeld plaatsmaakt voor zwart-wit beelden van een fraai landschap en een vooroorlogse commentaarstem: ‘Tropisch Nederland ligt rondom ons: een vruchtbaar, rijk en welvarend land.’ Trip voegt daar vanuit de hedendaagse trein aan toe: ‘Als er iets is dat resteert van 350 jaar Nederlandse aanwezigheid in Indonesië dan is het de infrastructuur.’ De treinen van toen en nu razen voort over diepe ravijnen en langs adembenemende vergezichten. ‘Overal zijn hier spoorbruggen, wegen, waterwerken, ooit ontworpen door Nederlandse ingenieurs, en die waren er trots op!’ meldt onze reisleider en verwijst daarbij naar een boek met de omineuze titel Daar wèrd wat groots verricht… Nederlandsch-Indië in de XXste eeuw dat kort voor de oorlog verscheen. De toon is gezet, zonder een spoor van ironie. In het kielzog van de koopman en de dominee lijken ook de makers van De Oorlog te benadrukken hoeveel goeds de Nederlandse kolonialen ooit hebben gebracht naar deze voormalige kolonie in de Stille Oceaan. Vol verwachting wachten we af wat er zal volgen na de bekende trailer.

Spoorwegen staan hier symbool voor ‘het goeds’ dat de Nederlandse koloniale heerschappij heeft gebracht. Later zou de spoorweg symbool staan voor ‘het kwaad’ dat de Japanse bezetter met zich meebracht: de onmenselijke omstandigheden tijdens het werken aan de Birmaspoorweg. De ene imperialistische grootmacht werd in 1942 vervangen door de andere. Wat betekende dat nu voor de direct betrokkenen in de Indonesische archipel? Het  verhaal over De Oorlog in de Stille Oceaan is uiterst complex, omdat het gewapende conflict mede een reactie vormde op de vanzelfsprekendheid waarmee Westerse naties gebieden in die regio hadden gekoloniseerd en – het valt moeilijk te ontkennen – tot wingewest hadden omgevormd ten koste van de gevestigde bevolking. In deze aflevering, over ‘Oorlog in Indië’, proberen de makers deze episode in de geschiedenis van het huidige Indonesië vanuit verschillende perspectieven over het voetlicht te brengen: naast de positie van de koloniale machthebbers en de daarmee verbonden kleine minderheid ‘blanke’ Europeanen (circa 100.000 in 1940) waar ook de ongeveer 200.000 ‘Indo-Europeanen’ zich veelal toe rekenden, plaatsen zij de positie van de overgrote meerderheid ‘inlanders’ en de nationalistische onafhankelijkheidsbeweging. Bovendien geven ze aandacht aan de ambivalente alliantie tussen de geallieerde Verenigde Staten en de Nederlands autoriteiten, evenals de minstens zo ambivalente samenwerking tussen de Japanse machthebbers en de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging.

Op zoek naar tastbare sporen van het oorlogsverleden in het huidige Indonesië wordt Trip ter zijde gestaan door de journaliste Sri Kusmiati. Hun zoektocht vangt aan bij de de vooraanstaande leider van de nationalistische onafhankelijkheidsbeweging Soekarno, die in de jaren 1920 werd opgeleid tot architect aan de Technische Hogeschool in Bandung. Nadat we enkele voetballende studenten aan de huidige universiteit van Bandung hebben kunnen bewonderen, vervolgt Trip zijn weg naar het gebouw van de Landraad. Daar verdedigde Soekarno zich in 1930 tegen de aanklacht van de Nederlandse autoriteiten wegens ‘haat zaaien’ met zijn vermaarde pleidooi ‘Indonesië klaagt aan’ (Indonesia menggugat). Een poging om met behulp van een Indonesische acteur Soekarno’s retorische welsprekendheid van destijds aan de hedendaagse kijker in Nederland over te brengen overtuigt niet, maar duidelijk wordt wel dat hij ter plekke de rollen wist om te keren: niet Soekarno met zijn streven naar onafhankelijkheid, maar de Nederlands-Indische regering werd aangeklaagd vanwege de astronomische winsten die grote internationale bedrijven uit het land haalden, terwijl de ‘gewone’ Javaan of Sumatraan in diepe armoede leefde. Al zagen de koloniale autoriteiten dat anders: zij beschouwden zichzelf als ‘voogd’ die goed voor de aan haar toegewezen ‘kinderen’ moest zorgen. Soekarno en veel van zijn medestanders werden jarenlang verbannen naar interneringskampen op Nieuw Guinea (een episode waarover in het gelijknamige boek van Ad van Liempt iets meer vermeld wordt).

Het beeldverhaal maakt met luid geraas en beelden van zinkende schepen een abrupte overgang naar de Japanse aanval op Pearl Harbour op 7 december 1941. Trip heeft zich op een bankje geïnstalleerd met een plastic wereldbol die niet goed opgeblazen is. Zijn vinger beweegt in close up over het hobbelige oppervlak en wijst naar ‘de plek’ waar het allemaal gebeurde. Als het de bedoeling was om een slapstickachtig vervreemdingseffect te bewerkstelligen, dan zijn de makers daar in geslaagd. Maar dat is niet het genre waarin we ons bevinden, zo blijkt ook uit de daarop volgende beelden van de Amerikaanse president Roosevelt die de oorlog verklaart aan Japan en de soortgelijke verklaring van gouverneur-generaal Tjarda van Starkenborgh Stachouwer namens de Nederlandse regering in ballingschap. De ontwikkelingen rond de oorlog in Indië worden nu gevolgd vanuit het perspectief van de koloniale autoriteiten en de zeelieden die in de slag bij de Javazee hebben gevochten. Trip bevindt zich bij een monument in Soerabaja waar een plaquette wordt onthuld met namen van gesneuvelden van de Marine Luchtvaart Dienst. Fluisterend richt hij zich tot de camera: ‘Het verleden leeft hier op de erevelden van Indonesië. Er worden nog steeds nieuwe gedenktekens onthuld, zoals vandaag, voor de mannen van de marine en de luchtvaartdienst’. De vraag welk verleden met ‘steeds nieuwe gedenktekens’ wordt herinnerd en wie dat betaalt, blijft onbeantwoord. Uit de blog van regisseur Gerda Jansen Hendriks blijkt dat ‘enkele mensen van de Nederlandse marine’ zijn overgekomen, ‘alsmede de directeur van de oorlogsgravenstichting in Nederland’.

De invasie door de Japanners van het toenmalige Nederlands-Indië stuitte op weinig weerstand. Intrigerend zijn de dagboekfragmenten waaruit blijkt hoe vernederend dit door  Nederlandse kolonialen werd ervaren en hoe verbaasdt de Japanse opperbevelhebber was over de enthousiaste ontvangst door de plaatselijke bevolking.  In antwoord op de vraag van Trip of de inwoners van de kustplaats Eretan de Japanners ‘als vriend of vijand’ zagen, luidt het fraaie compromis van een locale Indonesiër: ‘Ze waren hier alleen op doortocht.’ Om na enig aandringen te antwoorden dat de Japanners ‘als gasten’ werden gezien. Voor de Indonesische bevolking, zo vertelt Trip, probeerde de Japanse bezetter het leven zoveel mogelijk door te laten lopen. Dat lag uiteraard anders voor de aanwezige Europeanen, evenals voor de meeste Indo-Europeanen. Na de capitulatie verdwijnen 42.000 krijgsgevangenen achter prikkeldraad en er worden zo’n 100. 000 burgers opgesloten in kampen.

Er zijn ook Nederlanders die buiten de kampen blijven, veel van de Indische Nederlanders. Trip meldt dat de Japanners zich niet goed raad wisten met deze groep mensen ‘met gemengd bloed’. In Japanse ogen behoorden Indo Europeanen tot de Aziatische bevolkingsgroep, maar zelf beschouwden zij zich, volgens Trip, nadrukkelijk als Nederlanders. Al wordt die constatering onmiddellijk gerelativeerd door een citaat uit het  dagboek van Hertha Hampel: ‘Wij zitten tussen de oosterling, die ons niet mag omdat we westers bloed hebben en de westerling die de pest aan ons heeft omdat we oosters bloed hebben. Wat kan mij dat schelen? Ik ga om met de mensen die ik aardig vind, westerling of oosterling.’ Helaas wordt deze complexe positie, niet alleen onder de Japanners maar evengoed onder het Nederlands gezag, niet verder uitgediept.

Het verhaal vervolgt met een treffende fragment uit het Indische bioscoopjournaal onder de Japanse bezetting: Jan Pieterszoon Coen, eerder symbool voor  al ‘het groots’ dat Nederland in Indië had verricht, maar op dat moment symbool voor de uitbuiting die daarmee gepaard was gegaan, wordt tot vreugde van de omstanders van zijn sokkel getrokken. Deze beelden vormen de opmaat om aandacht te besteden aan de Indonesische onafhankelijkheidsstrijders die na de Nederlandse nederlaag zijn teruggekeerd uit hun verbanningsoorden. Had Soekarno in 1930 nog gewaarschuwd tegen het Japanse imperialisme, in de nieuwe omstandigheden waren hij en zijn kameraden bereid tot verregaande concessies. Via de Japanse bezetter hoopten zij de weg van de onafhankelijkheid  in te slaan. Soekarno ging zo ver dat hij een oproep deed aan de bevolking om voor de Japanners de werken. Dat werd hem toen al, en zeker ook achteraf, niet in dank afgenomen. Zo’n 200.000 Indonesiërs, Maleiers en Chinezen vonden als dwangarbeiders, de zgn. romujha’s, samen met zo’n 3000 Europese krijgsgevangenen de dood bij het werken aan onder andere de Birmaspoorlijn. Daarmee maakt deze aflevering duidelijk dat ook vanuit het Indonesische perspectief zeer verschillende ervaringen en dus herinneringen mogelijk zijn.

Dat geldt eveneens voor het perspectief van het voormalige koloniale gezag, dat verdeeld was tussen degenen die streefde naar herstel van de koloniale verhoudingen, terwijl anderen overtuigd waren van de noodzaak tot hervormingen. We zien en horen hoe koningin Wilhelmina in de zomer van 1942 het Amerikaanse Congres toespreekt en de suggestie doet dat het Nederlandse Rijk na de overwinning een Gemenebest zal worden. Met haar optreden toonde de autocratische Wilhelmina zich vooruitstrevender dan ze was, wat vooral het werk was van de hervormingsgezinde minister van koloniën, H.J. van Mook. Hij voorzag dat Nederland zich alleen van de blijvende steun van de Verenigde Staten kon verzekeren als ze tegemoet wilde komen aan het onafhankelijkheidsstreven van de Indonesiërs. Van Mook was ook de man achter de volstrekt irreële propagandafilm The fighting Dutch, waarin we een Indonesische piloot vanachter zijn stuurknuppel zien zwaaien naar de camera. Een Amerikaanse voiceover laat weten: ‘These are the people of the Netherlands. Members of a democratic commonwealth of nations, fighting and learning to fight.’

In het bezette Nederlands Indië waren de nationalisten echter het stadium gepasseerd van het praten over een grotere zelfstandigheid binnen het Nederlandse Koninkrijk. Op 8 september 1944 kregen zij van de Japanners de verzekering dat Indonesië, ‘op een nog nader te bepalen tijdstip’, onafhankelijk mag worden. We zien journaalbeelden en horen de stem van Soekarno die, in het voormalig werkpaleis van de Nederlandse gouverneur generaal, zijn dank uitspreek jegens de Keizer van Japan. Bij een juichende menigte op straat luidt het commentaar dat dit het moment is ‘waarop 70 miljoen Indonesiërs al zo lang van dromen’. Hoewel kritische stemmen de publieke sfeer niet gehaald zullen hebben, wordt wel duidelijk dat het onafhankelijkheidsstreven inmiddels een brede aanhang heeft gekregen. Op hetzelfde moment lijden mannen, vrouwen en kinderen in en buiten de Japanse interneringskampen onder honger, ziekten, vernedering, mishandeling, onmacht en gebrek. In deze aflevering wordt relatief weinig aandacht besteed aan hun lot, al zijn de makers er wel in geslaagd de meest essentiële informatie te geven.

Op die manier omzeilen zij ook het probleem van de vergelijking van het oorlogsleed. Terecht hoeden zij zich er voor om de uitsluiting, vervolging, deportatie, dwangarbeid en moord op de joden in Europa te vergelijken met de dwangarbeid en isolering in de kampen van Europeanen in Nederlands- Indië. Na de venijnige polemiek tussen de beide voormalige ‘kampjongens’ en vermaarde schrijvers Jeroen Brouwers (Bezonken Rood, 1982) en Rudy Kousbroek (Het Oostindisch Kampsyndroom, 1992) weet men wel beter. Ook Rob Trip zal in deze aflevering benadrukken dat de kampen in Nederlands- Indië niet te vergelijken zijn met de vernietigingskampen in Polen en Duitsland. Maar dat neemt niet weg dat een imperialistische expansiepolitiek en het ‘verlangen naar zuiverheid’, naar de vestiging van een etnische eenheid (‘Azië voor de Aziaten!’ resp. een Grootgermaans Rijk zonder joden of ‘slavische’ invloeden), een verbindend element vormt tussen beide gewelddadige geschiedenissen. Zoals ook de overeenkomsten tussen de imperialistische praktijken en etnische segregatie onder Nederlands en Japans bewind meer aandacht zouden verdienen.

In het slot van deze aflevering keren we terug naar de strategische oorlogsvoering: veel geronk van vliegtuigen en gebulder van afweergeschut. De Amerikanen die de Japanners via ‘island hopping’ proberen te verdrijven, de Japanse kamikazepiloten, de Amerikanen die met een bommentapijt op Tokyo 84.000 Japanse burgers de dood in jagen, de Japanse militairen die van geen overgave willen weten. Dat alles cumuleert in de twee  allesvernietigende atoombommen (‘little boy’ en ‘fat man’) op Hiroshima en Nagasaki en de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945. De vraag of dit als een ‘terreurbombardement’ kan worden aangemerkt, zoals in de eerste aflevering naar aanleiding van het bombardement op Rotterdam werd gesteld, blijft dit keer achterwege. Het noemen van de meer dan 100.000 burgerslachtoffers en de beelden van geraamtes op de verschroeide aarde zegt genoeg.

Twee dagen later werd de onafhankelijke republiek Indonesia uitgeroepen, terwijl het land nog in een onduidelijk machtsvacuüm verkeerde. De dramatische episode die daarop volgde – toen Nederland nog altijd dacht iets ‘groots’ te kunnen verrichten - komt ongetwijfeld in de volgende aflevering aan de orde.

Barbara Henkes is universitair docent Nieuwste Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze promoveerde op Heimat in Holland. Duitse dienst­meisjes 1920-1950 (1995) en schreef Uit liefde voor het volk. Volkskundigen op zoek naar de Nederlandse identiteit, 1918-1948 (2005).

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum