Leesfragment: 49 manieren om de dag door te komen

27 november 2015 , door Christophe Vekeman
| |

3 maart verschijnt de nieuwe roman van Christophe Vekeman (Een borrel met Barry - e-book) : 49 manieren om de dag door te komen. Vanavond kunt u al de eerste pagina's lezen, en uw exemplaar reserveren of bestellen.

Vincent De Wimper voelt zich bedrogen: door zijn ex-vriendin, door de maatschappij, ja, door het leven zelf. Sinds zijn relatie met Patty tien maanden geleden op de klippen liep, brengt hij zijn dagen in ledigheid door. Afleiding zoekt hij onder meer in fantasieën over de zangeres Duffy, het schrijven van brieven aan wijlen zijn onzichtbare hondje, denkbeeldige reizen naar El Paso, Texas, en bespiegelingen over het meest onderschatte lichaamsdeel ter wereld, namelijk de vrouwelijke kuit.
Op een dag, echter, neemt hij een belangrijke taak op zich: het redden van zijn kettingrokende, zwijgzame onderbuurman Johannes...

49 manieren om de dag door te komen, het achtste boek van Christophe Vekeman (1972), is een adembenemende, confronterende en bijzonder grappige roman over een man die tracht te vluchten in de waanzin, en daar wonderwel in lijkt te slagen.

Lees de eerste alinea's van 49 manieren om de dag door te komen ook op de website van Uitgeverij De Arbeiderspers, waar de komende 48 dagen telkens een fragment verschijnt.

1. Geneeslijk ziek zijn

Als zo vaak is het elf uur 's ochtends en je staat voor het raam van je kamer op de eerste verdieping, daar waar je altijd staat, en kijkt door de vitrage naar buiten. Het is koel voor de tijd van het jaar; het is zomer.
Sedert een tiental maanden woon je hier, in deze met kasseien bestrate, doodkalme buurt. Je woont alleen. Veel meer dan wonen doe je niet. Je woont en staat te staren door het raam. Er rijdt een auto voorbij.
Op een steenworp afstand bevindt zich de kerk, die goeddeels omringd wordt door bomen. Dat is de situatie. In de bomen fluiten vogels.
Je hebt een raar gevoel, maar dat negeer je. In plaats van eraan toe te geven, schuif je de vitrage opzij en opent het raam. Signaal voor genoemde vogels, blijkbaar, om nog luider aan het fluiten te gaan. Ze geven hem flink van jetje.
Je voelt je raar, maar zo voel je je nu eenmaal altijd. Je voelt je moe, eveneens naar gewoonte. Het is altijd hetzelfde: alles verandert, maar jij niet. Akkoord, je wordt ouder. Maar zelfs dat heb je altijd al gedaan.
Toch is er deze keer meer aan de hand, en dat merk je gauw genoeg. Eerst wens je nog dapper te blijven doen alsof je denkt dat de pijn in je keel geheel en al inbeelding is, maar als je vervolgens de hand op je voorhoofd legt, stel je een onmiskenbare verhoging van de lichaamstemperatuur vast, die er bepaald niet om liegt. Meteen, als op bevel, wordt ook je keelpijn erger, terwijl een zanderig gevoel spoorslags door al je ledematen trekt en je spieren een stille klaagzang aanheffen.
Amper een paar minuten later sta je in wintertrui in de keuken te wachten tot het water kookt. Je voelt je, zucht je, ronduit beroerd. Je bent uitgeteld. Behalve thee heb je voor dit soort noodsituaties ook altijd een potje aardbeienjam in huis. Niets symboliseert voor jou de noodgedwongen plichtenvrijheid zozeer als een boterhammetje met aardbeienjam. Je rilt van de koorts, niet van genoegen.
Je ligt in bed, je hebt geen keus. Rust is van het grootste belang. Je dient jezelf, en meer bepaald dan de mate waarin je lichamelijke toestand van kwaad tot erger evolueert, nauwlettend in de gaten te houden: je bent op jezelf aangewezen. Ook in liggende positie sta je er volkomen alleen voor. Helemaal alleen. Natuurlijk liep het slecht af tussen jullie: zij had veel te dunne benen, Patty. Haar benen deden denken aan armen. Het leek wel of zij de voorbije vijfentwintig jaren in een rolstoel doorgebracht had. Je ziet het haarscherp voor je, daar zit zij. IJl je nu?
Je dommelt in, je slaapt, ontwaakt, het is kwart over twee. Je keelpijn blijkt verdwenen, en dat wil je zo houden ook. Daarom blijf je voorzichtig in bed. Je neemt het zekere voor het onzekere. Overmoed is zelden goed. Patty bleef doorgaans, als ze zich niet lekker voelde, koppig in de weer, niet gehinderd door schuldgevoelens over het onnavolgbare spoor van besmetting dat zij zonder twijfel achterliet in winkels, bij de bakker of op haar werk. Ze werkte in een restaurant, nota bene. Daar dribbelde ze dag in dag uit rond tussen de tafels op die polsdikke beentjes van haar, die desondanks maar niet aan vorm wilden winnen. Zelfs de hoogste hakken konden haar geen kuit verlenen. Er hielp geen moedertjelief aan. Haar kon het zogenaamd weinig schelen. Ze was best tevreden, zei ze, met die muggenpootjes van haar, maar dat heb je nooit kunnen geloven. In het beste geval bedroog ze zichzelf, en in het slechtste, nu goed, dat weet je inmiddels.
Rond drie uur sta je dan toch op, al trek je je kleren niet aan. Gehuld, slechts, in een wit, kort, mouwloos tshirt schuifel je door de kamer, tot je plotseling merkt dat je vanochtend verzuimd hebt, niet om het raam te sluiten, maar wel om naderhand het vitragegordijn weer op zijn plaats te schuiven. Aan de overzijde van de straat bulkt de gevel van het glas — drieëntwintig ramen en raampjes; je hebt ze al zo vaak geteld —, zodat je je plat op je buik vallen laat. Je kronkelt zo snel je kunt naar het raam toe, je oren beurtelings tegen de vloer, je vuisten dicht bij je gezicht, je ellebogen ver uit elkaar. Het vaste tapijt ruikt vaag naar ongeschilde aardappelen.
Eenmaal onder de vensterbank, ruggelings tegen de muur aan liggend, reik je met ingehouden adem en min of meer blindelings boven je hoofd naar de onderrand van de vitrage, waarvan je uiteindelijk de gewenste hoek tussen je duim en wijsvinger te pakken krijgt. Uitermate behoedzaam, schokje voor schokje, lukt het je het gordijn weer in zijn volle breedte voor het raam te trekken. Je komt overeind, opgelucht en bekaf. Je speurt de ramen aan de overzijde nauwgezet af. Achter geen ervan ontwaar je beweging. Je schudt het hoofd, een tikje beschaamd. Men zou je bezig moeten zien.

2. Inkopen doen

Het doen van inkopen geschiedt bij voorkeur in een warenhuis naar keuze: de kans dat een caissière ertoe overgaat een praatje met je te maken, hetzij over het weer, hetzij over ergere dingen, is er veel minder groot dan het gevaar dat desbetreffend niet-aflatend op de loer ligt in een zogeheten buurtwinkel. Bovendien is het opvallend hoe al met al bijzonder weinig kennissen je in het warenhuis pleegt tegen te komen. Het is een relatief veilige plek.
Kuierend langs de rekken doe je maar liefst drie dingen tegelijk: 1) je tracht te verzinnen wat je die avond gaat eten, 2) je denkt aan Patty en 3) je speelt het aloude, zeer eenvoudige maar nooit vervelende spel waarin het erom gaat die ene vrouw aan te wijzen met wie je naar bed wilt. Let wel, gekozen is gekozen, er valt niet terug te komen op je beslissing: wandelt er even later een nog veel mooiere dame voorbij, dan mag je binnensmonds vloeken en foeteren wat je wilt, het zal geen zoden aan de dijk zetten, je blijft opgescheept zitten met je eerste keus. Toch, wie zichzelf erg slim vindt en bijgevolg pas aan het eind van zijn bezoek de knoop wil doorhakken, zou wel eens kunnen thuiskomen van een nog heel wat koudere kermis. De regels stipuleren immers dat je uitsluitend vrouwen mag kiezen die zich in je gezichtsveld bevinden, en zij die onverhoeds verdwenen blijken — ze hebben de winkel verlaten — zonder dat je voor hen geopteerd hebt, zijn onherroepelijk voor je verloren. In dit spel draait alles om timing, kortom, en je dient natuurlijk ook goed uit je doppen te kijken.
Er blijkt je niets te binnen te schieten waarin je werkelijk zin hebt vandaag — wellicht nog het gevolg van je fysieke dipje van gisteren — en daarom lonkt het avontuur en kies je voor iets wat je nog nooit hebt geprobeerd: ravioli met twee soorten kaas. De inhoud van het blik, zo lees je, is toereikend om van twee tot drie personen de honger te stillen. Dat wordt kortom urenlang tafelen straks. Lekker flesje wijn erbij: de boog kan niet de hele tijd gespannen zijn.
Je steekt in een uitmuntend humeur, merk je. Goed nieuws is dat, met tot gevolg dat je humeur nog verbetert. Je bevindt je heden in de Carrefour aan de Dampoort — het enige warenhuis dat dicht genoeg bij jou in de buurt is om er op de fiets of zelfs te voet heen te kunnen, wat niet wegneemt dat je met de wagen bent — en als zo vaak, maar ditmaal langer dan anders, blijf je hangen in je favoriete gang: die met aan de ene kant de kranten, week. en maandbladen, en aan de andere het kinderspeelgoed. Vooral dat laatste draagt je belangstelling weg. Je hebt onlangs de kaap van dertig bereikt, maar van een plastic zwaard met zilverkleurig heft en bot, muisgrijs lemmet gaat je bloed nog steeds sneller stromen. Ook naar de dozen met gezelschapsspelen — vooral dan het mysterieuze, klassieke Cluedo met de bloedgeile Miss Peacock — mag je overigens graag staan kijken (het enige gezelschapsspel dat je bezit is monopoly). Het roept allemaal zoet verlangen in je op, welk verlan11 gen nochtans niets met heimwee heeft te maken, want in vergelijking met jouw kindertijd waren de donkere Middeleeuwen een warme, knusse periode. Waar komt het dan wel vandaan, dat verlangen? Wat is het dan? Hoe moet jij dat weten?
Aan het einde van de gang staat een witgeschilderd ijzeren rekje met pockets. Je komt hier minstens drie keer per week, dikwijls vaker, en je hebt nog nooit iemand zofn boekje zien kopen. Sommige zijn geschreven door Agatha Christie of Ian Fleming, andere door hedendaagse auteurs. Jill Mansell, bijvoorbeeld, geeft verschillende keren acte de présence, onder meer met De prins op het verkeerde paard, Ondersteboven en De boot gemist. Je hebt nog nooit iets van Jill Mansell gelezen, maar haar titels mogen er wezen. En toch geen succes, dus, hier in de Carrefour aan de Dampoort. Wellicht wordt haar werk voornamelijk gesmaakt door mooie, jonge, meer of minder hoog opgeleide vrouwen die na een dag vol intellectuele arbeid snakken naar wat pretentieloze ontspanning. Vrouwen die, zoals je ook vandaag weer vaststellen moet, niet bepaald behoren tot de vaste clientele van deze zaak: het is lang geen gemakkelijk spel dat je speelt. Mocht het een spel zijn, zelfs, dat je kon winnen of verliezen, je zou genadeloos het onderspit dreigen te delven.
Gelukkig is zij aanwezig vandaag: je hoogstpersoonlijke reservemeisje. Je hebt haar al zo vaak gehad, maar goed, dat maalt niet, tenslotte. Het is en blijft een pittig ding, een tomeloos roofdier tussen de lakens, gewapend met glanzende tanden en armen die qua seksuele uitstraling Pattyfs benen vele malen overtreffen. Geen ware schoonheid betreft het, geen Miss Peacock, maar dus toch ook zeker niet iemand om je schouders over op te halen en te denken: ach, het is beter dan niets. Laura is de naam.
Behalve een blik ravioli met twee verschillende kazen en een lekker flesje rode wijn heb je ook een notitieboekje, een schaar, een banaan en een pakje met vier vlieglinten gekocht, en je stalt je waren uit op de rolband. Laura draagt vandaag een donkerblauw t-shirt met laag uitgesneden hals. ‘Goedemiddag,’ zegt ze, en je antwoordt met ‘Hallo’.
‘Geen al te best weer buiten,‘ merk je op.
‘Nee,’ zegt ze.
Je zegt, en je stelt vast dat je stem trilt: ‘Fris voor de tijd van het jaar.’

3. Het verfraaien van je interieur

Je staat voor het raam van je kamer op de eerste verdieping, daar waar je altijd staat, en plots besef je waarom je zo graag naar buiten kijkt: binnen is het niet om aan te zien. De muren zijn geel geschilderd, het volle geel van zonnebloemen, maar verder is alles grauw en aftands: het hout van de vloer en de meubels is schraal en verweerd, veelvuldig gebruik blijkt mettertijd de magnetische krachten van de kleerkastslotjes helemaal te hebben uitgehold, zodat beide kastdeuren op een ruime kier staan, en het hoge, beweeglijke bed begint al te kraken als je er gewoon nog maar je blik op laat rusten. Het nachtkastje ernaast is dermate gammel dat mocht je er een vaas met bloemen op zetten, het langzaam open. en dichtgaan van de kelken alléén al tot gevolg zou hebben dat het voortdurend op zijn pootjes zou staan kwikkelen.
Je woont hier nu bijna een jaar en hoe je het ook wendt of keert, je hebt nog geen enkele keer schoongemaakt, in welke vorm dan ook; op het totaal van onder dik, grijs stof bedolven tafelbladen, kasten, vensterbanken en wat dies meer zij, zou je met je vinger een kloeke roman kunnen schrijven, — maar ook dat doe je niet.
Niet dat het vroeger zoveel beter was, niet dat het huisje waarin jullie woonden een schoolvoorbeeld van netheid mocht heten: Patty vertoonde een welhaast fo14 bisch gedrag wanneer het op opruimen aankwam, en de keren dat zij in die zeven jaren de vaat heeft gedaan, kan je op twee handen tellen. Het niettemin aanzienlijke verschil met hoe je heden woont, wordt zonder de minste twijfel bepaald door haar niet te stuiten, vrijwel passionele liefde voor Ikea. Ikea: alleen het woord al deed haar blauw-geel uitslaan van geestdrift. Ze zou, mocht dat hebben gekund, naar Ikea op vakantie zijn gegaan. Met het aantal snuisterijen, hebbedingetjes, prullaria en — godbetert — ‘ benodigdheden‘ die zij in de loop van jullie relatie in betreffende winkelketen heeft betrokken en jullie woning heeft binnengestouwd, zou je zonder veel moeite een gloednieuw filiaal kunnen vullen. Je overdrijft natuurlijk, maar dat deed zij zacht gezegd ook.

[...]

Copyright © 2010 Christophe Vekeman
Copyright foto © Mieke De Ley

Uitgeverij De Arbeiderspers

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum