Leesfragment: Bernhard. Een verborgen geschiedenis

07 maart 2010 , door Annejet van der Zijl
| |

9 maart verschijnt de handelseditie van het proefschrift van Annejet van der Zijl, Bernhard. Een verborgen geschiedenis. Vanavond kunt u al de proloog lezen en uw exemplaar reserveren of bestellen.

Na eerder met veel succes de mens achter ‘schaduwkoningin’ Annie M.G.Schmidt achterhaald te hebben, waagt Van der Zijl zich nu aan een zoektocht naar de waarheid achter de mythe Bernhard. Bijna vijf jaar lang werkte ze aan een nauwgezette historische reconstructie van het eerste deel van zijn leven – als, zoals ze het zelf uitdrukt, een archeologe op zoek naar een met allerlei dwaalsporen en ingenieuze afleidingsmanoeuvres omgeven farao. Ze baande zich een weg door alle rookgordijnen die in de loop der tijd rond hem zijn opgetrokken en reisde door de geschiedenis van Europa, op zoek naar de verloren wereld waaruit hij voortkwam en de jongen die hij ooit was.
Het resultaat is een verhaal van Faustiaanse allure. Een astmatisch, gepest jongetje met louter onvoldoendes voor sport, dat zich wist te transformeren tot het summum van mannelijkheid: een geallieerde oorlogsheld met een heel volk aan zijn voeten. Een verloren zoon van de Weimarrepubliek die trouwde uit liefde - zij het op een andere manier dan je zou denken. Een sprookjesprins die precies deed waarvoor hij was ingehuurd – namelijk sprookjes vertellen. Maar ook de ogenschijnlijk zo ongrijpbare Bernhard betaalde een prijs voor de keuzes die hij maakte en als er iets is wat dit boek duidelijk maakt, dan is het wel dat hij veel minder dan hij deed voorkomen de regisseur is geweest van zijn eigen leven.

Annejet van der Zijls Bernhard is niet bepaald het stoere jongensboekverhaal waarmee het onderwerp zelf de geschiedenis in had willen gaan. Het is ook zeker niet het inktzwarte scenario dat zijn tegenstrevers op zijn leven trachtten te plakken. Het is allemaal veel toevalliger, kleiner en vooral menselijker dan dat. En daarom, misschien wel voor het eerst, begrijpelijk.

 

Proloog

Audaces fortuna iuvat – Het geluk is met de stoutmoedigen.
Publius Vergilius Maro, 70 v.Chr.–19 n.Chr.

Als kind wilde ik archeoloog worden. Zo’n ouderwetse, zoals je die in films ziet: iemand die, terwijl iedereen hem voor gek verklaart, blijft zoeken naar dat mythische koningsgraf onder het woestijnzand. En gedurende de jaren waarin ik werkte aan dit boek, bekroop me wel eens het gevoel dat ik uiteindelijk toch zo’n archeoloog geworden was. Ik had een doel waarvan ik niet eens zeker wist of het wel bestond – namelijk een nog onvertelde waarheid. Ik had een dode farao, die tijdens zijn leven de meest ingenieuze afleidingsmanoeuvres had bedacht om me op een dwaalspoor te brengen. Ik had ook allerlei grafrovers en onderzoekers die me al voor waren geweest en die maar al te vaak belangwekkend historisch materiaal in de war hadden gegooid of al hadden vertrapt. En wat die zandvlaktes betreft – in mijn geval waren dat vooral papierwoestijnen, bestaande uit tientallen strekkende meters artikelen, boeken, informatie, tapes en meningen over mijn personage.
Je zou denken dat als er al zo enorm veel materiaal over iemand is, de essentie van die persoon toch wel zo’n beetje op tafel moet liggen. Een overvloed aan publiciteit maakt mensen echter weliswaar bekend, maar zelden gekend. In dit geval gold bijna het tegenovergestelde: hoe meer er over mijn personage werd onthuld, hoe raadselachtiger hij werd. Dat is ongetwijfeld een belangrijke reden waarom hij tot op de dag van vandaag een niet-aflatende, en zelfs voor een lid van het koningshuis buitenproportionele aandacht genereert. Zijn naam hoeft maar te vallen, of iedere nieuwsredactie staat op scherp. Nederland houdt zijn adem in. Want nog steeds weten we niet écht waar we met hem aan toe zijn. Prins Bernhard is onverwerkt collectief verleden.

*

Toen in de loop van 2005 bekend raakte dat ik bezig was met een boek over Bernhard werd ik geconfronteerd met een koor van ongelovige, sceptische en zelfs ronduit afkeurende geluiden. Niet dat de koorzangers het slecht met mij voorhadden – integendeel. Maar ze konden mij als schrijfster en als persoon moeilijk rijmen met dit onderwerp. Niet alleen omdat dit in intellectuele en literaire kring nooit veel affiniteit had opgeroepen, maar ook omdat ze vreesden dat het een onmogelijke taak zou zijn om op een gedegen en serieuze manier te schrijven over een man die bij leven maar zeker ook bij zijn dood zulke uiteenlopende reacties had opgeroepen.
Bovenstaand motto slaat dan ook niet zozeer op het onderwerp van dit boek – al had het hem wel gepast, want van prins Bernhard kan veel gezegd worden, maar niet dat hij het avontuur schuwde – als wel op degene die stoutmoedig genoeg is om toch een hernieuwde poging te wagen vat te krijgen op deze ogenschijnlijk zo ongrijpbare figuur. Uitgangspunt daarbij was het klassieke Angelsaksische adagium: What makes Sammy run? En zo zou ik er in dit geval aan willen toevoegen: ... hoe verhield zich dat tot zijn tijd? Prins Bernhard is – in ieder geval in eigen land – immers niet alleen een van de meest tot de verbeelding sprekende personages van de twintigste eeuw, hij is ook met duizend draden aan de geschiedenis van diezelfde eeuw verbonden. Ik heb het altijd opvallend gevonden dat juist die historische context in zijn verhalen zo goed als afwezig was – zeker in vergelijking met memoires van Duitse generatiegenoten zoals Sebastian Haffner. De wereldoorlogen, de revolutie, ze waren er wel en kwamen zijdelings ter sprake, maar altijd vooral als decor waartegen de hoofdpersoon als een soort ‘Kuifje in Europa’ zijn eigen heldendaden kon etaleren. Dat er eerder dan een serieuze biografie een stripboek over zijn leven verschenen is, lijkt me in dit verband meer dan toeval: de publieke prins Bernhard was een man van plaatjes.
En we kennen ze allemaal, zoals die van de vlotte jongeman met dat olijke brilletje, die in september 1936 voor Paleis Noord einde uit zijn Fordje sprong en een frisse wind deed waaien door ons sombere land. Zoals een door de Oranjezon verblinde scribent schreef: ‘de nobelste man dien Holland zich denken kan, van alle markten thuis, verliefd op zijn Juliana als Zephuros op Iris’. Nog verleidelijker waren de beelden van een kleine tien jaar later: een zelfverzekerde dertiger in generaalsuniform die zich, één hand aan het stuur van zijn jeep, een weg baande door dolenthousiaste menigtes, en aan wie goed te zien was dat hij de gehate Duitsers eens flink op hun plaats gezet had.
Gedurende de jaren vijftig en zestig konden we hem bewonderen in zijn rol als kosmopolitische zakenprins, gekleed in de fraaiste pakken, omringd door de mooiste vrouwen, rijdend in de snelste auto’s. Het wat provinciale Nederland mocht maar wát blij zijn dat een man met zoveel allure ons wilde vertegenwoordigen. Vervolgens verandert de film van toonzetting, maar aan de kracht van de beelden doet dat niets af. Want ook de voor het oog van de wereld van zijn voetstuk gevallen prins-gemaal met zijn strakke mond en zwarte zonnebril staat in het collectieve geheugen geëtst. Om ten slotte weer verzacht te worden door de oude man met de grijze baard en de schalkse ogen, ‘de deugniet’ zoals hij zichzelf graag zag, op wie niemand écht boos kon zijn – tot hij over de drempel van de dood nog één keer een ongekend mediaoffensief ontketende.
Al deze beelden tezamen vormen de man die we zijn gaan beschouwen als ‘onze’ prins Bernhard. En al deze beelden moeten we vergeten als we echt iets van hem willen begrijpen. Want de enige manier om het verhaal van de mens achter het fenomeen te reconstrueren, is eerst alles te vergeten wat we over hem menen te weten, en weer helemaal terug te gaan naar het begin. Terug naar de tijd dat ‘prins Bernhard’ nog geen begrip geworden was, terug naar de jongen die hij was en de verzonken wereld waaruit hij voortkwam. Terug dus naar het Duitse keizerrijk.

Inhoud

Proloog [ 9 ]

  1. De Muizenprins tot 1905 [ 13 ]
  2. Een huwelijk met de linkerhand 1905-1914 [ 36 ]
  3. De Grote Tijd 1914-1918 [ 64 ]
  4. Het verloren land 1918-1924 [ 101 ]
  5. Jongens onder elkaar 1924-1929 [ 132 ]
  6. Bernilo Lippe 1929-1933 [ 172 ]
  7. Het Godsgeschenk 1933-1936 [ 212 ]
  8. De landverhuizer 1936-1940 [ 256 ]
  9. Instrument van Oranje 1940-1945 [ 301 ]
  10. De tovenaarsleerling 1945 en later [ 343 ]

Epiloog [ 381 ]

De bronnen voor het onderzoek [ 391 ]
Geraadpleegde archieven [ 395 ]
Lijst van geïnterviewde personen [ 397 ]
Dankwoord [ 399 ]
Noten [ 403 ]
Bibliografie [ 433 ]
Personenregister [ 445 ]
Fotoverantwoording [ 457 ]

Copyright © 2010 Annejet van der Zijl

Uitgeverij Querido

pro-mbooks1 : athenaeum