Leesfragment: Bomans. Portret van een levenskunstenaar

27 november 2015 , door Karel Schampers, Antoon Erftemeijer
| | | |

De Hallen Haarlem presenteert deze zomer een tentoonstelling over Godfried Bomans. Jarenlang gold hij als meest gelezen auteur van ons land. De expositie geeft een beeld van de veelzijdigheid van Bomans’ talent: als schrijver, als componist èn als tv-persoonlijkheid. Ook worden originele boekillustraties getoond en is werk te zien van zijn kunstenaarsvrienden, onder wie Mari Andriessen, Anton Heyboer en Kees Verwey. De tentoonstelling Bomans. Portret van een levenskunstenaar in De Hallen Haarlem duurt van 19 juni tot en met 5 september 2010.

Vanavond kunt u uit de catalogus, Godfried Bomans. Schrijver tussen kunstenaars, het Woord vooraf van directeur Karel Schampers en de Inleiding van conservator Antoon Erftemeijer lezen. En u kunt een exemplaar van de catalogus bestellen of reserveren.

Woord vooraf
Wat nog ontbrak…

Leeft Godfried Bomans (1913-1971) nog? Zo’n veertig jaar geleden nam Nederland geheel onverwacht afscheid van deze veel te vroeg overleden schrijver. Bomans was een ‘bekende Nederlander’ bij uitstek: door zijn talloze mediaoptredens, en door zijn enorme literaire productie waarmee hij een groot én breed bereik had zoals geen andere schrijver dat ooit had gekend. Na zijn overlijden bleef hij in de aandacht, een eer die maar weinig schrijvers te beurt valt. De herdrukken vielen niet aan te slepen. Zelfs verschenen de zevendelige Werken (ca. 6000 pagina’s; 1996-1999). Scholen en straten werden naar hem genoemd, boeken óver Bomans werden geschreven, en in de toneelwereld stonden Bomans en zijn werk regelmatig in de schijnwerpers. Zijn televisieoptredens verschenen op dvd’s en recent werden diverse ‘luisterboeken’ op cd uitgebracht. Ook op internet is veel materiaal over Bomans te vinden, waaronder diverse filmfragmenten. Er bestaat nog steeds een actief ‘Godfried Bomans Genootschap’, onlangs werd zelfs een planetoïde naar hem vernoemd, en bij de nieuwe inrichting (2010) van het Letterkundig Museum in Den Haag is Godfried Bomans opgenomen in de ‘canon’ van de Nederlandse literatuurgeschiedenis.
Wat nog ontbrak, is een omvangrijke tentoonstelling. Haarlem is daarvoor de aangewezen plaats. Bomans woonde hier, en in de directe omgeving (Heemstede, Bloemendaal), en voelde zich altijd sterk verbonden met deze historische stad aan de duinen. De tentoonstelling die het Frans Hals Museum | De Hallen Haarlem nu organiseert, wil verder reiken dan de paar eerdere, om diverse redenen bescheiden gebleven presentaties zoals die hier en daar te zien zijn geweest. Bomans wordt in deze presentatie als schrijver en mediafiguur zichtbaar gemaakt, onder meer met manuscripten en boeken, originele filmfragmenten en een speciaal jeugdzaaltje over Bomans’ bekendste boek Erik. Ook zijn illustratoren en met hem bevriende beeldend kunstenaars krijgen alle aandacht, evenals enkele collega-schrijvers. Zelfs Bomans’ kleine muzikale oeuvre komt aan de orde. Zo wordt gepoogd een portret te bieden van een veelzijdigman temidden van zijn culturele netwerk. Een man die een onuitwisbaar stempel drukte op de Nederlandse samenleving en nog steeds tot de verbeelding spreekt.

Deze tentoonstelling, en dit bijbehorende catalogusboek, zijn mogelijk geworden dankzij de medewerking van velen. Veel dank gaat uit naar de royale bruikleengevers, alsook naar een groot aantal particulieren en instellingen, die zeer behulpzaam zijn geweest bij de voorbereiding en realisering van dit project. Dank gaat verder uit naar de Dr. Marijnus Johannes van Toorn en Louise Scholten Stichting en naar de Stichting Zabawas, die het project financieel ondersteunden.
Conservator Antoon Erftemeijer stelde de expositie samen en schreef het boek, dat fraai werd vormgegeven door Willem Morelis. Ik ben hem zeer erkentelijk. Veel dank ook aan registrar Susanna Koenig, die dit project begeleidde, evenals alle overige medewerkers van het Frans Hals Museum | De Hallen Haarlem die toegewijd aan dit tentoonstellingsproject hebben gewerkt.

Karel Schampers
Directeur Frans Hals Museum | De Hallen Haarlem

Godfried Bomans in zijn tuin.
Bomans in zijn tuin. (Foto: ANP)

Inleiding
‘Wat ik geven wil is een weinig vreugde’

‘Geen sterveling raadpleegt de inleiding van een catalogus, je koopt zo’n ding om de plaatjes en daarom heb ik mijn hele leven ernaar verlangd om voor zoiets eens te worden uitgenodigd, want je kunt zeggen wat je wilt, geen mens die dat controleert.’ Aldus Godfried Bomans in een uitvoerige inleiding op een kunsttentoonstelling in het Singer Museum te Laren in 1969. Natuurlijk had Bomans gelijk, ook al is het maar ten dele: in een tentoonstellingsboek moeten veel plaatjes staan. Dat uitgangspunt is ook voor dit boek gevolgd. In de toelichtingen bij de plaatjes komt Bomans bovendien zelf veelvuldig aan het woord: het gaat immers over hem, en zijn bijzondere formuleringen zijn onover trefbaar.
De vele platen zijn geordend in een aantal hoofdstuk ken met inleidingen, waarmee omtrekkende bewegingen worden gemaakt rondom de persoon van Bomans. Leven en werk vormen het onderwerp van het eerste hoofdstuk. Dan is er aandacht voor schrijvers rond Bomans, alsook voor zijn vriendenclub ‘De Rijnlandsche Academie’. Verder passeren de illustratoren van Bomans’ werken de revue. Tot slot komen diverse beeldend kunstenaars aan bod die een belangrijke rol hebben gespeeld in Bomans’ leven. Publicaties, brieven en andere documenten van Godfried Bomans zelf vormden het voornaamste uitgangsmateriaal bij de voor bereiding van dit boek en de bijbehorende tentoonstelling, maar ook uit andere bronnen is geput.

Portret

Is hiermee een overtuigend, goed gelijkend portret van Bomans geschetst? Te vrezen valt van niet. Zelfs zijn intimi beschouwden hem nogal eens als een tamelijk raadselachtige persoonlijkheid. De ambitie om Bomans te ‘ontmaskeren’ kent dit project niet. ‘Wij staan hier voor een ondoorgrondelijk geheim’, luiden de laatste woorden uit Bomans’ beeldverhaal Pa Pinkelman in de politiek (1952), en dat geldt tot op zekere hoogte ook voor de schrijver zelf. Godfried Bomans is niet in een hokje te plaatsen, ook al zijn daartoe inmiddels vele pogingen gedaan. Dichter Adriaan Roland Holst betitelde hem ooit als een ‘fluwelen duivel’ – maar gaat het aan om Bomans met een duivel te vergelijken? ‘Ons aller hofnar’, zoals zijn vriend Harry Prenen hem ooit noemde, maakt hem vermoedelijk vrolijker dan hij was. ‘Een lichte letterheer’ was de titel van een expositie in het Letterkundig Museum in Den Haag in 1999: ten dele kloppend, maar Bomans was toch van een wat ander kaliber dan Kees Stip en Kees van Kooten. Tot zijn oeuvre behoren immers heel wat serieuze beschouwingen. Een ‘romanticus’ noemde neerlandicus Gé Vaartjes hem ooit – en dat was Bomans zeker, maar daarnaast was hij toch ook realist en betrokken op de eigen tijd. De genoemde Prenen heeft hem ook eens ‘een ontdooide 19de-eeuwer’ genoemd, en voor een deel klopt dat ongetwijfeld, maar Bomans haakte met vele van zijn analyses en beschouwingen ook in op kwesties die in zíjn levensperiode speelden. In dat verband is hij zelfs een ‘provo’ genoemd, in een publicatie van Edward Krabbendam, die daarbij doelde op de vele maatschappijkritische geluiden van Bomans. ‘Roomse grappenmaker’ is ook wel eens gezegd, maar wie zijn kritische en anti-dogmatische beschouwingen kent over de roomskatholieke kerk (‘In de kou’), kan dit geen dekkende typering vinden (ook al heeft Bomans dan ooit overwogen om zijn leven in een katholiek klooster te slijten). Er zijn meer pogingen geweest om Bomans te typeren, maar echt bevredigend zijn ze nooit. ‘De veelzijdige Bomans’, zoals een expositie over Bomans in Teylers Museum in 1996 heette, doet hem het meeste recht – hoe prozaïsch de titel ook klinkt. Trouwens, Godfried Bomans was óók een normaal mens, die benzine tankte, voetbal keek op tv, werkte voor de kost en vele andere dingen deed die gewone mensen ook doen.
Toch had hij wel iets heel bijzonders: iets dat velen naar hem toe deed trekken, iets dat hem tot de bestverkopende schrijver van zijn tijd maakte en miljoenen aan de radio- en televisie deed kluisteren (o.a. met Bomans in triplo). Wat dat precies was, is dan weliswaar niet in een of twee woorden te vangen, maar het had in elk geval met ‘humor’ te maken. Maar dan niet met lolbroekerij – ook al werd hij ooit gelauwerd door Limburgse carnavals vierders. Bomans was, zoals hij zelf althans meermaals heeft verklaard, in wezen een ernstig, zo niet bij tijd en wijle somber, mens. Hij had, met al zijn eruditie, ver zorgde spreekwijze en klassieke outfit (altijd jasjedasje), in eerste instantie iets van een ouderwetse professor. Maar hij bezat het wonderlijke vermogen om bij zich zelf telkens weer geestige wendingen en kolderieke uitstapjes naar boven te laten borrelen waarmee hij een groot publiek, en niet minder ook zichzelf, wist te verbazen en te laten lachen: ‘de enige schrijver ter wereld, die mij hardop kan doen lachen’, getuigde Harry Mulisch ooit. Buitelingen heet een van zijn bundels, en die typeert goed de typisch Bomansiaanse geest. ‘Ik ben een speels iemand’, constateerde hij aan het eind van zijn leven in zijn Dagboek van Rottumerplaat. Vanzelfsprekend zat niet ieder op Bomans’ golflengte: niet aan iedereen was zijn soms zeer ver gaande relativeringsvermogen besteed en sommigen beschikten zelfs helemaal niet over het vermogen om er om te lachen (zoals columnist Hugo Brandt Corstius). Is het leven op deze aarde immers niet een veel te ernstige zaak? Ergens schreef Bomans: ‘Eigenaardig is ook de hier te lande heersende opvatting, als zou het gebruik van humor alleen bij lichte onderwerpen oorbaar zijn. Naar mijn mening is precies het omgekeerde raadzaam. Juist waar u aan de opmerkzaamheid uwer toehoorders de hoogste eisen stelt, waar u hun aandacht tot het uiterste spant, daar hebt u de bevrijdende, verlossende humor dubbel nodig. Het zijn de zware baksels, die het meeste gist behoeven. Man, man, denk ik dikwijls, als ik een redenaar zich in het zweet zie werken, gooi er toch ’n grap doorheen. Een aardigheid, een kwinkslag, een bon mot, goed gebracht en op tijd gedebiteerd, is oratorisch van onschatbare waarde. Evenals een bliksemschicht zuivert het de atmosfeer, ge ziet een zucht door de zaal gaan, de mensen leunen glimlachend achterover en zijn weer gereed voor nieuwe donderwolken.’

Wijze dwaas

Een groot deel van Bomans’ optreden en schrijfwerk, waarin een zeker moralisme niet ontbreekt – ‘Ik ben een moralist, wil een boodschap overbrengen’ –, ademt de geest van de ‘wijze dwaas’: een traditie in de geschiedenis met figuren als de middeleeuwer Symeon de Dwaas die aansloten bij het ongerijmde advies van apostel Paulus ‘dwaas worden om de ware wijsheid te leren’. Maar ook eerder in de geschiedenis kende dit type zijn vertegenwoordigers, zoals de even geestige als excentrieke Griekse filosoof ‘Diogenes de cynicus’. De letterkundige Anton van Duinkerken noemde Bomans ooit, in een bespreking in De Tijd van diens eerste sprookjesbundel, ‘een verrukkelijke dwaas’. En in zijn lovende voorwoord bij een boekuitgave uit 1952 van de absurde Pinkelman-avonturen, waarin hij ‘wijsbegeerten’ en ‘levensernst’ herkent, merkte dezelfde Van Duinkerken op: ‘Deze avonturen behoren tot het ongewoon ste, dat een gek zou kunnen uitdenken.’ In die avonturen laat Bomans zich overigens ook regelmatig door zijn eigen stripfiguren een ‘gek’ noemen. Een parallel is ook te trekken met de figuur van Tijl Uilenspiegel: net als deze ‘grappenmaker’ hield Bomans zijn medemensen regelmatig een spiegel voor.
Bertus Aafjes en anderen hebben Bomans zelfs vergeleken met Erasmus, de kritische katholiek wiens relativerende Lof der zotheid inderdaad in de geest verwant is aan een deel van Bomans’ werk en instelling. Ook Bomans zelf zag verwantschap met zijn Rotterdamse collega-schrijver, in een interview uit zijn een na laatste levensjaar: ‘Ik heb een Erasmus-positie. Ik luister en ik hoor van de ene zowel als van de andere partij goede dingen en geef ze weer, maar onafhankelijk. En mijn commentaar daarop is genuanceerd. Dat wordt door veel mensen niet gepruimd. Maar voor mij is het de essentie van het schrijverschap. Nuanceringen irriteren tegenwoordig.’ Nog een andere verwante figuur uit de geschiedenis die hier genoemd kan worden, is de kritische katholiek Voltaire, en dan in het bijzonder als schrijver van het satirische boekje Candide. Bomans past in de rij van deze en verwante figuren omdat zijn humor meestal geen loze grappenmakerij was, en in beginsel ook niet gericht op het kwetsen of beschadigen van specifieke personen of groepen. ‘Een geestig mens’ is ‘in wezen altijd ernstig’, en ‘Mijden dient men de serieuzen, want zij missen de ernst’, zijn uitspraken van Bomans die duidelijk maken dat humor voor hem een serieuze zaak was: ‘Humor is het vermogen de dingen betrekkelijk te zien.’ Voor Bomans was humor een zorgvuldig gehanteerd instrument, en niet iets waarmee hij samenviel.

Ontspanning

Een groot deel van Bomans’ loopbaan viel samen met de periode rond de Tweede Wereldoorlog. Vooral vlak na de oorlog kwam er een grote stroom publicaties van zijn hand op gang die bij een groot deel van de bevolking zorgde voor ontspanning en relativering na jaren van ellende. Vooral de absurde kolder, waarin Bomans aanhaakte bij een Engelse traditie (‘The Pickwick Papers’), sprak velen aan: ‘Enkele pure kolderstukken […] zijn zijn absolute meesterstukken. Daarin schitterden zijn stijl, zijn humor en ironie in alle facetten […] Dán pas kon je hem ten volle au sérieux nemen. De ‘gekke Godfried’ was de meest briljante en eigenlijk (hoe ‘gek’ het ook klinkt) de meest wijze.’ – zo concludeerde Bomans’ belangrijkste vriend Harry Prenen. In de loop der jaren deed de buitenwacht steeds vaker een beroep op de gevatte Bomans als grappenmaker, als stand up comedian, een rol die hem echter steeds minder aanstond: ‘Ik moet er voor waken tot een soort nationale paljas uit te groeien. Ik heb twee zijden, een serieuze en voorts een kant die men zo goed is humoristisch te noemen. Op het laatste facet wordt zo veel vuldig een beroep gedaan, dat het eerste in de verdrukking dreigt te geraken. Ik moet mij hoeden voor een hypertrofie van het absurde. Het element van speelsheid, hoe waardevol ook in zich, dient een ornament te blijven, een versiering van iets anders.’

Godfried Bomans op de scooter.
Bomans op de scooter.

Bereik

Een verklaring voor Bomans’ immense populariteit schuilt zeker ook in zijn meesterlijke taalgebruik, ‘zijn enorme vakvaardigheid en zijn stilistische meesterschap, die van hem bij tijd en wijle een subliem auteur maakten’, zoals Jeroen Brouwers ooit stelde. Bomans sprak en schreef in helder Nederlands, en wist zodanig met taal en vocabulaire om te gaan dat hij zowel jonge kinderen (Pim, Frits en Ida-schoolboekjes), als de wat oudere jeugd (Erik), studenten (Pieter Bas) en oudere volwassenen, uit alle mogelijke bevolkingslagen, bereikte: ‘Want iedereen las hem, hij was voor niemand te moeilijk en voor niemand te simpel.’
Ongeëvenaard breed was ook zijn bereik voor wat betreft het aantal genres waarin hij zich uitte. Sprookjes, essays, stripverhalen, columns en lange beschou wingen, toneelstukken, verhalen, brieven (nog niet verzameld en uitgegeven), zaaloptredens, gedichten, radiointerviews en tv-documentaires, optredens in spelprogramma’s, reclameteksten, vertalingen, historische studies: het lijkt of hij nergens zijn hand voor omdraaide, al lag het een hem beter dan het ander. Enkel het genre van de ‘serieuze’ roman voor volwassenen heeft Bomans niet beoefend, op een vroege aanzet tot een ‘Slavenroman’ na. Een vergelijking van Bomans met tijdgenoten als Reve, Wolkers en Mulisch heeft om die reden dan ook weinig zin. Bomans was geen romancier. Wat hij wel was: een knap stilist, met een sterk analytisch vermogen (in zijn essays) en een grote fantasie (bijvoorbeeld in zijn sprookjes), een schrijver ook met een duidelijk academisch-intellectuele inslag (in tegenstelling tot de genoemde collega’s). ‘Wat ik geven wil is een weinig vreugde’, schreef Bomans in 1938 in het studentenblad Propria Cures – en die wens lijkt hem zijn leven lang te zijn bijgebleven. Zijn nalatenschap is bijzonder groot: op internet, op dvd’s en cd’s, en bovenal op papier – de Werken in zeven delen tellen zo’n 6000 pagina’s in totaal. En daaraan valt veel vreugde te beleven. Maar de lezer zij gewaarschuwd (door Bomans’ goede vriend de literator Bertus Aafjes): ‘dat waar het wezenlijk om gaat in het hele oeuvre van Bomans […] is van veel diepere aard dan de lezer veronderstelt.’

© 2010 Frans Hals Museum | De Hallen Haarlem, Haarlem
Poster © Femke Tomberg
Boekomslag © Willem Morelis

Bomans lezen

Bomans beluisteren

De Hallen Haarlem

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum