Leesfragment: Brief aan een middelmatige man

22 oktober 2010 , door Joep Dohmen
| |

25 oktober verschijnt het nieuwe boek van Joep Dohmen, Brief aan een middelmatig man. Vanavond kunt u al de aan- en inleiding lezen en uw exemplaar reserveren.

Enige tijd geleden verscheen in de Volkskrant een brief van een man wiens leven in het teken van de middelmaat stond. Hij had altijd wel meer willen doen om zijn talenten te ontwikkelen, maar het kwam er nooit van. Nu, op zijn vijftigste, kijkt hij terug op een kleurloos leven – en vraagt zich af of hij daar niet gewoon tevreden mee moet zijn. In Brief aan een middelmatige man geeft Joep Dohmen hem een antwoord.

Dohmen gaat in op de vraag wat het betekent jezelf te ontwikkelen, te ontplooien, te bilden. In een tijd waarin tradities en ‘grote verhalen’ geen vanzelfsprekende gidsende rol meer vervullen zullen we op eigen kracht betekenis aan ons bestaan moeten geven, daarbij weerstand biedend aan de dwingende verleidingen van markt, wetenschap en technologie. Hoe worden we meer dan alleen calculerende en consumerende burgers?

In zijn boek wijst Dohmen op de noodzaak van de ontwikkeling van een nieuwe publieke moraal, een moraal die mensen ertoe beweegt bewust naar hun eigen leven te kijken, en te streven naar sociale zelfverwerkelijking – naar een zinvol bestaan, te midden van en rekening houdend met anderen.

 

Brief van een middelmatige man

Mijn middelmatigheid
Mijn leven lang heb ik heel goed willen zijn in iets,
willen uitblinken in het een of ander,
me willen onderscheiden van anderen,
waardering willen oogsten voor iets wat ik beter kan dan anderen.
Ik ben nu 50 en ik heb in de loop der tijd wel wat
talentjes bij mezelf ontdekt,
ik ben een beetje goed in dit en dat,
maar verder ben ik niet gekomen en dat is niet genoeg.
Zeg niet dat ik mijn streven moet loslaten,
want dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Het zou immers betekenen dat ik mij moet neerleggen bij mijn middelmatigheid.
Dat is erg moeilijk.
Misschien wel net zo moeilijk als onder ogen zien waarom ik zo graag heel goed wil zijn in iets.
Accepteren?

T. van H. (50, man), Amsterdam

(Ingezonden brief voor de rubriek ‘Wat zou u doen? Dilemma’s’, in: Volkskrant Magazine, 21 maart 2009, pagina 6)

Inleiding

Enige tijd geleden las ik in De Groene Amsterdammer een indrukwekkend essay. De titel daarvan luidt ‘Hoe zou het zijn om ontwikkeld te zijn?’ Het is geschreven door de filosoof Peter Bieri, de auteur van Het handwerk van de vrijheid en in Nederland vooral bekend door zijn roman Nachttrein naar Lissabon. Het essay maakt indruk omdat Bieri erin slaagt in enkele pagina’s daadwerkelijk inhoud te geven aan het weerbarstige begrip ‘zelfontplooiing’. Tegenwoordig gebruiken we weliswaar regelmatig begrippen als zelfontplooiing, zelfvervulling of zelfverwerkelijking, maar we weten nauwelijks meer wat ze betekenen.
Het gaat niet om onderwijs, bij- en nascholing, en ook niet om rijkdom, het vergaren van roem of het behalen van succes. Aangeboren eigenschappen ontwikkelen zich immers meestal vanzelf. ‘Groeien’ is het modewoord dat misschien in de buurt komt. We vinden tegenwoordig heel veel ‘groei’ in de lifestylebladen en dan lijkt het om innerlijke groei te gaan. Mensen hebben iets ondernomen waaruit zou blijken dat ze ‘als mens’ gegroeid zijn, spiritueel, mentaal, of anderszins. Dat klinkt goed, maar waar verwijst het naar?
De groeimetafoor van vandaag is vooral ontleend aan het kapitalisme en verwijst naar winstverwachting. In deze visie is zelfontplooiing hetzelfde als zelfmanagement, analoog aan het (top)managen van een succesvolle onderneming. Dan betekent zelfontplooiing dus ordinair ‘winst maken’, in de zin van succes hebben en een gevierd man of vrouw zijn. Juist het alomtegenwoordige streven naar materieel succes en roem, gevoegd bij de woekering van dure cursussen en coaching in (al dan niet spirituele) groei, hebben een begrip als zelfontplooiing ten onrechte in diskrediet gebracht. Daarom valt het toe te juichen als er een filosoof op het toneel verschijnt die kort en krachtig uitlegt dat zelfontplooiing iets heel anders is, en laat zien dat het ook voor onze laatmoderne samenleving een betekenisvol en richtinggevend ideaal kan zijn.
Bieri maakt duidelijk dat het bij echte zelfontplooiing voor al gaat om zelfkennis, morele gevoeligheid en het ontwikkelen van stijl en smaak. Zijn verhaal sprak mij aan omdat ik hoor bij die filosofen, ethici en humanisten die zich ook en misschien wel juist anno 2010 inzetten voor het vormen, ontwikkelen, bilden van laatmoderne individuen. Vanaf Socrates tot op de dag van vandaag is het humanisme op allerlei manieren geïnteresseerd geweest in een brede vorming van mensen. Van oorsprong heeft het humanisme twee kerntaken: het bevorderen van menslievendheid en het bevorderen van (zelf-) ontplooiing. Het grondprobleem van het humanisme is om die beide doelstellingen met elkaar in harmonie te brengen. Teveel zelfgerichtheid kan ten koste gaan van anderen en een te sterke sociale gerichtheid kan de individuele vrijheid op het spel zetten. In dit boek probeer ik een middenweg te vinden en ga ik op zoek naar een adequate voorstelling van wat ik hier gemakshalve omschrijf als ‘sociale zelfontplooiing.’ Daarmee probeer ik een nieuw moreel ideaal te verwoorden waarnaar volgens mij veel mensen expliciet of impliciet op zoek zijn.
De afgelopen decennia zijn we in een nieuwe, posttraditionele samenleving terechtgekomen. Traditie, religie en moraal zijn steeds meer geërodeerd door de opkomst van de markt, van wetenschap en techniek, en de invloed van de media. De klassieke gemeenschapsvormen zijn vervangen door een massamaatschappij waarin mensen structureel geïndividualiseerd worden en ieder voor zich een eigen levensstijl moet voeren. Van de richtlijnen voor het eigen leven heeft intussen niemand bericht gekregen. We hebben geen flauw idee wat dat is, een eigen houding of levensstijl, en bij gebrek daaraan vlucht menigeen in een commerciële lifestyle.
Net als vele anderen heb ik de afgelopen jaren een toenemend onbehagen gevoeld bij al die succesverhalen van mensen die de zin van hun bestaan uitdrukken in termen van materieel bezit, aandelen, geld en onroerend goed, van villa’s, Hummers, cruiseschepen en privéjets. Voor deze poenerige stijl van leven krijgen ze alle aandacht en erkenning in de door henzelf gefinancierde commerciële media. Hun zorgeloze leven van succes en plezier wordt als het best mogelijke van alle levens opgevoerd. Tegelijktijd blijkt een steeds grotere groep mensen slecht opgewassen tegen de eis van autonome zelfbeschikking. Veel mensen blijken nauwelijks in staat om voortdurend zelf keuzes te maken en zich te handhaven in de ratrace om de beste plaatsen. Ze raken in een depressie en worden vervolgens gemedicaliseerd. Hun leven wordt bedreigd door een ‘biografische ineenstorting’. De meeste mensen proberen intussen om zich zo goed en zo kwaad als het kan te handhaven. Er zijn weinig algemeen gedeelde voorstellingen en ideeën over hoe wij als van elkaar losgezongen en soms losgeslagen individuen van de massamaatschapij met elkaar een zinvolle samenleving kunnen vormen.
Onze neoliberale samenleving kent één dominante moraal: die van de zelfbeschikking en niet-inmenging. Helaas zijn maar weinig mensen in staat tot zelfbeschikking, en bovendien is het niet waar dat niet-inmenging vanzelf leidt tot kwaliteit van leven. De tragiek van het liberalisme is dat het zich ingezet heeft voor de emancipatie van individuen uit overheersende kaders, maar dat het nagelaten heeft om een moraal te ontwikkelen waarmee die bevrijde individuen hun autonomie zodanig gestalte kunnen geven dat we een samenleving overeind houden van even zelfredzame als op elkaar betrokken individuen. Onze cultuur is zwaar geïnfecteerd door de pathologische figuur van de Marlboro Man, de held die in zijn eentje de klus klaart, vergenoegd om zich heen kijkt en zich naar de volgende plek spoedt om opnieuw te scoren. De brief van de middelmatige man is een perfecte illustratie van dit lege verlangen.
We hebben behoefte aan een nieuwe publieke moraal – daarvan is zo onderhand iedereen wel doordrongen. Daarbij denk ik niet aan een gemakkelijk verhaal over normen en waarden, en ook niet meteen aan minder hufterig gedrag in de publieke ruimte. Een moraal krijg je niet cadeau en leer je niet via een radio- of tv-spotje en zij ontstaat ook niet door de ander op zijn wandaden aan te spreken. Een moraal moet je jezelf toe-eigenen in het duurzaam praktiseren van een daadwerkelijk geleefde levensstijl. Een publieke moraal is een sociale houding, die iemand verwerft als hij in de praktijk van het dagelijks leven een eigen, verantwoordelijke levensstijl hanteert. Ik pleit voor een nieuwe cultuur van ‘sociale zelfontplooiing’: een vorm van leven waarin mensen, aandachtig en creatief, even bescheiden als zelfbewust, ernaar streven om iets meer van hun leven te maken, niet ten koste van anderen maar samen en met het oog op anderen. In dit boek ga ik op zoek naar een houding waarbij iemand tegelijkertijd zichzelf kan zijn en op anderen betrokken is, in het gezin, op het werk, in de vrije tijd, en in de openbare ruimte.

© 2010 Joep Dohmen
Foto © Merlijn Doomernik

Uitgeverij Ambo|Anthos

pro-mbooks1 : athenaeum