Leesfragment: De avond van de zelfcensuur

27 november 2015 , door Joeri Boom, Joris Luyendijk
| | | | | |

Op maandag 6 december organiseert BKB in samenwerking met Uitgeverij Podium en TrouwAmsterdam De avond van de zelfcensuur, een discussieavond over de gespannen verhouding tussen pers, politiek & overheid en de toekomst van de Nederlandse journalistiek. Sprekers zullen onder meer zijn: Jaus Müller, Hans Laroes, Mart de Kruif, Eelco Bosch van Rosenthal, Kysia Hekster, Peter Vermaas, Joris Luyendijk, Max van Weezel, Tom van der Lee, Kay van de Linde, Frits Bloemendaal, Ernst-Jan Pfauth, Bas Heijne en Femke Halsema.

In de aanloop naar deze avond kunt u dit weekend uitgebreide fragmenten lezen uit het onlangs verschenen Je hebt het niet van mij, maar... van Joris Luyendijk, die in debat zal gaan over de gespannen verhouding tussen politici, journalisten, voorlichters  en lobbyisten onder ‘de Haagse kaasstolp’, en uit Als een nacht met duizend sterren van journalist Joeri Boom, die tijdens de avond zal discussiëren over de dilemma's van embedded en autonome oorlogsjournalistiek.

Zie inmiddels op twitter tweets over de avond via #bkbzelfcensuur.

Joris Luyendijk, Je hebt het niet van mij, maar...

Uit Hoofdstuk 5: 'Journalisten'

Antropologisch veldwerk is als een infrarood- of 3D-bril opzetten. Je gaat dingen zien die er altijd al waren, maar jou als buitenstaander tot dan toe ontgingen. Zo ging het ook op het Binnenhof, met ieder gesprekje dat ik aan de bar opving of afluisterde.
‘Heb je ’m gezien vanochtend, in Wakker Nederland?’
‘Ja! Hij zou tijdens de formatie toch niets doen... Radiostilte?’
‘Ik heb hem even gevraagd.’
‘En?’
‘Hij sms’te terug: “cadeautje”.’
Zo pak je als politicus een tv-programma in: bij de lancering geef je ze als ‘cadeautje’ jouw exclusieve aanwezigheid, zodat dat programma ‘scoort’ bij andere media. Want zo gaat dat. Toen Teletekst nog veel belangrijker was, heette dat: ‘Heb je een 101’tje?’ Dan belde een minister of zijn voorlichter naar een redacteur van een actualiteiten- of praatprogramma:
‘Ik heb wat voor je.’
‘Ik luister.’
‘Als ik zondag bij jullie in Buitenhof zit, hebben jullie nieuws.’
‘Een 101’tje?’
Waarmee dan bedoeld werd: nieuws dat boven aan de Teletekstpagina 101 verschijnt. Die pagina staat bij vrijwel alle redacties standaard aan op een tv-scherm, en dan weet je: sommige van die redacties gaan dit overnemen, en dan noemen ze waarschijnlijk wel even de naam van het programma Buitenhof: ‘cda-onderhandelaar Verhagen zegt “niet onder de indruk te zijn” van de kritiek van cda-prominent Wijffels op de samenwerking met de pvv. Wijffels deed zijn uitspraken gisteren in het programma Buitenhof.’

Dat is de 3D-bril: niet alleen ambitieuze politici maar ook journalisten die hogerop willen, proberen constant de media te halen. Want ‘genoemd’ worden betekent: gratis publiciteit voor je ‘merk’. Een artikel, interview of vraaggesprek in krant of op radio of tv waar daarna niemand ooit meer iets over zegt... Dat is als een spoeddebat waar nooit iemand buiten die vergaderzaal van hoort. Bij de redactie van het radioprogramma Met het oog op morgen hangt de muur helemaal vol met knipsels: alle keren dat ‘Het Oog’ andere media haalde.
Als ik nu op tv een journalist trots als eerste zie wapperen met de nog geheime miljoenennota, denk ik niet meer: wow, wat knap dat hij die nu al heeft. Na deze maand denk ik: wat heeft de lekkende ambtenaar of politicus hiervoor teruggekregen?
Hetzelfde wanneer een politicus op tv, radio of in de krant schande spreekt over iets. Dankzij de 3D-bril denk ik: waarom juist deze politicus? Welke transactie heeft hier plaatsgevonden? Of misschien wel geen, want niet alles is handel. Veel journalisten vertelden dat je een heel eind kunt komen door op de emoties van politici te spelen; bijvoorbeeld iemands ijdelheid strelen en hem of haar dan dingen ontfutselen. ‘Je belt zo’n Kamerlid op en probeert hem of haar het idee te geven dat hij door journalisten wordt gezien als echt belangrijk, en een rijzende ster. Dan zeg je, terwijl je weet dat hij er niet bij was: “U was als prominent fractielid natuurlijk ook bij die en die vergadering, toch? En toen de voorzitter hard uithaalde naar meneer Z, vond u het toen ook zo vreemd dat er niemand voor hem opkwam? Een verklaring die ik hoorde was dat...”’
Zo’n opzetje bevat twee valstrikken: ten eerste is het moeilijk voor het Kamerlid om te zeggen: nee hoor, ik was helemaal niet bij dat overleg, je overschat mij. Maar waarschijnlijk heeft het Kamerlid wel van alles over dat overleg gehoord. Daarop gokt de journalist met de zin over de ‘voorzitter die hard heeft uitgehaald naar meneer Z’. Hij hoopt dat het Kamerlid denkt: oh, die uithaal is kennelijk allang bekend bij de pers, dan kan ik ook wel vertellen wat ik weet. Maar die journalist wist helemaal niet zeker of de voorzitter hard had uitgehaald, totdat dit Kamerlid erin stonk.

Hoe meer ik over dit soort dingen hoorde, hoe meer ik zag, en meende te zien, op de drukke dinsdag- en donderdagavonden in Nieuwspoort. In de hoek was iemand van een tv-programma bezig om Sharon Dijksma te ‘regelen’. Hij werkte aan een reconstructie van een politieke rel, en op tv moet dat dan wel verteld worden door de hoofdrolspelers. Maar Dijksma wilde niet, en dus had de tv-maker een probleem dat dag- of weekbladjournalisten niet hebben; want die vertellen verhalen met woorden in plaats van beelden, en zijn dus veel minder vatbaar voor chantage en deals. Maar tv heeft weer veel meer impact.
Aan de bar zei een D66-woordvoerder tegen een dagbladjournalist: ‘Ik was net bij een receptie met veel Eerste Kamerleden (“senatoren”) van het cda, en die zeiden allemaal: er is oorlog in de Tweede Kamerfractie.’
Wat zit daarachter? Klopt het, dan is het de moeite van het uitzoeken waard. Of probeert D66 de formatie te saboteren? Of begin ik paranoïde te worden — want niet overal zitten opzetjes achter.
Zo nu en dan lukte het deze rapporteur om een hypothese te testen. Bij het Kamerdebat over de formatie hield Femke Halsema een erg grappig verhaaltje waarin ze de onderhandelaars in een auto neerzette, met op de achterbank de altijd lastige ‘Geertje’. De toespraak voelde als een rechtstreekse auditie voor Pauw & Witteman die avond. En inderdaad zat ze die avond in de uitzending, inclusief fragment uit het verhaaltje.
Was dat Halsema’s opzet geweest en zijn Kamerdebatten soms Idols-voorstellingen met journalisten als jury? Peter Kee, de Haagse redacteur van Pauw & Witteman, zei: ‘Ze zat daar niet per se vanwege die grappige toespraak. Die avond zou PvdA’er Tichelaar al aan tafel zitten om te vertellen hoe het is om te onderhandelen met Verhagen. Dus viel Cohen af, want twee PvdA’ers aan een tafel is wat veel. Bovendien is Halsema een vrouw, daaraan is altijd tekort.’ Later zei Femke Halsema: ‘Het was zeker een auditie, maar meer voor het Journaal.’

© 2010 Joris Luyendijk

Joeri Boom, Als een nacht met duizend sterren

Uit: deel III, 'De helden van Chora'

Voor de derde keer in vijf maanden tijd kom ik aan op Kamp Holland. De wachttijd op het militaire vliegveld van Kabul viel mee. Maar die ene dag dat we daar oponthoud hadden, gebeurde er iets in Uruzgan waardoor ik wist dat de sfeer op Kamp Holland anders zou zijn dan tijdens mijn eerdere reizen. Op 15 juni 2007 sneuvelde de 20-jarige soldaat Timo Smeehuijzen. Hij kwam om door een zelfmoordaanslag toen hij met zijn konvooi door het stadje Tarin Kowt reed. Drie andere Nederlanders raakten gewond, van wie twee zwaar.
Smeehuijzen was niet de eerste Nederlandse gevechtsdode. Eind april 2007 stierf korporaal Cor Strik toen hij op de drukplaat van een IED stapte. Zijn luchtmobiele compagnie werd wekenlang ingezet in de provincie Helmand, ter ondersteuning van een groot offensief van NAVO-eenheden en Afghaanse veiligheidstroepen. Hij sneuvelde op de laatste dag van de operatie. Een sergeant van de Amerikaanse paratroopers bood aan Striks lichaam te bergen. De sergeant heette Alexander van Aalten: zijn grootvader was Nederlands en kwam in 1940 in de Verenigde Staten aan. Behoedzaam kroop hij naar Striks lichaam en begon het weg te slepen. Toen hij bijna in veiligheid was, ontplofte een tweede IED die hem op slag doodde. De Amerikaanse sergeant was net als Cor Strik 21 jaar.
PIO Eric haalt me met zijn Mercedes-jeep op bij de landingsstrook. De sfeer in Kamp Holland is grimmiger dan voorheen, vertelt hij. Het valt me op dat er minder militairen op de basis zijn. ‘Dat klopt,’ zegt Eric. ‘Een groot deel van de gevechtseenheden is buiten de poort.’
Hij vertelt dat ze naar het district Chora zijn gestuurd, ten noorden van de Baluchivallei, omdat Talibanstrijders het districtscentrum van Chora onder de voet dreigen te lopen. De situatie lijkt onder controle. De Nederlanders konden net op tijd versterkingen aanvoeren om een ramp te voorkomen.
Als ik de mediafab binnenstap, zie ik RTL-verslaggevers Jaap van Deurzen en Suzanne de Waal voorovergebogen zitten over een laptop waarop hun montage van het item over de zelfmoordaanslag te zien is waarbij soldaat Smeehuijzen gisteren sneuvelde. Suzanne was meegereden in een van de Mercedes-jeeps achter de getroffen pantserwagen. Haar beelden tonen verdwaasd rondlopende militairen. De laadklep van de pantserwagen is neergeklapt en binnen worden pogingen gedaan Smeehuijzen te reanimeren. Achter de pantserwagen, rondom de laadklep, ligt materiaal te smeulen. Een jonge militair zit op een hekje ogenschijnlijk ontspannen een sigaret te roken en rustig te kijken naar de smeulende troep.
Wat zit hij daar toch? De rest van zijn peloton is bezig gewonden te verzorgen en een beveiligingskordon te vormen. Pas als Suzanne me vertelt wat er ligt te smeulen, besef ik waarom hij zo apathisch is. Vlak voor de explosie was een groepje kinderen naar het konvooi gerend om te vragen om pennen en snoep. Tussen de brokstukken van de bomauto liggen hun in stukken gereten lijkjes te smeulen. De sigaretrokende soldaat moet volkomen de kluts kwijt zijn geweest.
Suzanne bleef maar filmen, zonder te beseffen wat ze zag. Ook de meeste militairen hadden geen idee. De beelden tonen hoe een Mercedes-jeep het bevel krijgt naar voren te gaan. De chauffeur trapt hard op de rem als hij beseft wat er ligt te roken. Opnieuw wordt hij gewenkt, dwingend nu. Hij geeft gas en rijdt dwars door de kinderresten heen.
Daar is hij dan, de Nederlandse oorlog in Afghanistan die officieel geen oorlog is, op film vastgelegd in al zijn wanstaltigheid.
PIO Eric komt bij ons staan om de beelden te bekijken. Tot mijn verbazing zegt hij dat ze uitgezonden moeten worden. Hij wil alleen dat de al te schokkende passages worden verwijderd. De beelden van de verwarring na de aanslag en de vruchteloze reanimatie van Smeehuijzen keurt hij goed.
‘Dit is een andere kant van de missie en die moet ook getoond,’ zegt Eric.
Eindelijk, denk ik. Openheid.
De volgende dag werkt opeens de internetaansluiting niet meer en kan ik niet meer bellen met mijn gsm. Ik vraag aan Eric wat er aan de hand is. ‘Er is een black hole afgekondigd,’ zegt hij. ‘Dan weet je wel hoe laat het is.’ Een black hole, waarbij alle elektronische communicatiemiddelen uit de lucht worden gehaald, dient om te voorkomen dat manschappen of journalisten contact kunnen hebben met het thuisfront. Dat gebeurt meestal als er iemand gesneuveld is, om te voorkomen dat het nieuws bekend raakt voordat Defensie de nabestaanden ervan in kennis heeft kunnen stellen.
Het blijkt te gaan om de 44-jarige sergeant-majoor Jos Leunissen. Hij sneuvelde vanochtend in Chora toen het mortier dat hij bediende explodeerde. Daarbij raakten drie andere militairen zwaar gewond. Nu pas begin ik te beseffen hoe zwaar de gevechten in Chora moeten zijn.

Twee dagen later keren de eerste gevechtstroepen terug op Kamp Holland. Ook luitenant-kolonel Rob Querido arriveert op de basis. Hij is commandant van de Battlegroup, waarin de gevechtseenheden van Task Force Uruzgan verenigd zijn. Vrijwel alle pelotons van de Battlegroup vochten mee in Chora. Kort na zijn terugkeer laat hij weten dat hij zijn verhaal wil vertellen aan verslaggever Jaap van Deurzen en aan mij.
‘We hebben geschiedenis geschreven,’ zegt Querido in een van de gepantserde vergaderruimtes op Kamp Holland. ‘We hebben er vijfhonderd nieuwe helden bij.’
Hij leunt met zijn brede lijf naar voren, steunend op zijn armen die plat op het tafelblad liggen. Zo nu en dan buigt hij dieper over tafel om zijn woorden kracht bij te zetten. ‘Het water stond ons echt aan de lippen,’ zegt hij. Hij vertelt over vier dagen van zware gevechten die later, als het nieuws zich heeft verspreid, ‘de slag om Chora’ zullen gaan heten.
De Nederlanders hebben een aanval van een overmacht aan Talibanstrijders — 1500 man volgens Querido — afgeslagen en vervolgens een grootscheepse tegenaanval uitgevoerd met vrijwel alle beschikbare gevechtstroepen die ze in Uruzgan hebben. De Taliban werden gesteund door een groep Bosniërs en door Tsjetsjenen. De gevechten waren van een intensiteit die Nederlandse militairen lang niet hadden meegemaakt. Het was de grootste offensieve actie van de Nederlandse krijgsmacht sinds de slag bij Wonju in 1953, tijdens de Koreaoorlog.
Ik zit met Jaap van Deurzen ademloos te luisteren. Dit is voorpaginanieuws, en wij zijn de eerste journalisten die het horen. Nederland verkeert nog in een wederopbouwwaan en is niet voorbereid op het hevige geweld dat Querido ons schetst.
Rob Querido is emotioneel. Hij laat het politiek correcte verhaal over het helpen van de Afghanen, over opbouwprojecten en toekomstige ontwikkelingen achterwege. Hij vertelt over de nietsontziende gevechten, de onvermoeibare aanvalskracht van de Taliban en over het fanatisme van zijn eigen troepen.
De zelfmoordaanslag waarbij Timo Smeehuijzen sneuvelde bleek de opmaat van een grote aanval van de Taliban op het districtscentrum van Chora. Chora is een verzameling gehuchten in de groene zone langs de rivier de Dehrafshan. Het belangrijkste dorp in de Choravallei is Ali Shirzai, waar de Amerikanen een wit ommuurd gebouw hebben neergezet voor het districtsbestuur. Het gebouw wordt de White Compound genoemd. Toen de Nederlanders de Amerikanen aflosten hebben ze de districtschef eruit gebonjourd en het ingericht als hun hoofdkwartier en uitvalsbasis.
Wekenlang zagen de Nederlanders dagelijks pick-ups door het gebied rijden, volgeladen met mannen in de strijdbare leeftijd, soms meer dan twintig op een wagen. Omdat ze ongewapend waren mocht ISAF niet tegen hen optreden, maar het was duidelijk dat de Taliban iets in hun schild voerden. Chora is een belangrijk punt op de Taliban-doorvoerlijn van wapens, geld en opium.
Ook voor de Nederlanders is Chora belangrijk. Niet alleen hebben ze hier de kans een knooppunt op de Talibanroutes te beheersen, bovendien kunnen ze vanuit Chora de noordelijke monding van de Baluchivallei, die door de Taliban wordt beheerst, afsluiten. Minstens zo belangrijk is de psychologische betekenis van Chora voor de counterinsurgency-inspanningen van de Nederlanders. Een deel van de bevolking bestaat uit Durrani-stammen die fel anti- Talibangezind zijn. De oproep van ISAF om de regering in Kabul te steunen, slaat in de Choravallei goed aan. Als ISAF deze meewerkende stammen niet beschermt, zullen andere Uruzgani’s zich wel twee keer bedenken voordat ze met de buitenlanders in zee gaan.
Rond vier uur in de ochtend van zaterdag 16 juni, minder dan een dag na de zelfmoordaanslag in Tarin Kowt, vielen zo’n duizend Talibanstrijders vanuit het oosten en het westen de Afghaanse politieposten rond Ali Shirzai aan. De Nederlanders hadden, wegens de toegenomen dreiging, al extra troepen naar het district gestuurd. Op de White Compound was nu een van de drie gevechtscompagnies van de Battlegroup gelegerd. Enkele Nederlandse pelotons van de compagnie werden ter ondersteuning naar de politieposten gestuurd. ’s Middags al bleek dat de Taliban sterker waren dan de Nederlanders verwacht hadden. De pelotons moesten terugtrekken naar Ali Shirzai om te voorkomen dat ze ingesloten raakten.
Om half vier ’s middag viel de politiepost in het oosten, kort daarna gevolgd door beide posten in het westen. Vervolgens drongen Talibanstrijders Ali Shirzai binnen. Ze raakten verwikkeld in straatgevechten met de 120 Nederlandse militairen die op de White Compound waren gelegerd. Ze werden bijgestaan door zo’n 40 militairen van het Afghaanse regeringsleger (ANA) en een handjevol politieagenten. Langzaam werden ze teruggedrongen naar de White Compound. Tegen de avond waren ze omsingeld door een overmacht aan strijders. Het gebied dat ze beheersten was niet groter dan twee bij twee kilometer rond de White Compound. Iedereen die kon vechten vocht, maar de munitie raakte snel op.
‘Dit is geen vredesmissie meer,’ zei de kapitein die de Nederlandse troepen in Chora aanvoerde toen hij die avond radiocontact zocht met de staf op Kamp Holland. ‘Wat is Chora ons waard?’ Kolonel Hans van Griensven besloot dat de luchtmobielers niet zouden worden teruggetrokken. Stand and fight luidde het bevel. De kapitein liet naast de Afghaanse en de Nederlandse vlag ook de vlag van het Regiment Stoottroepen hijsen, een zwarte vlag met een witte bajonet omgeven door een hertengewei. De stoottroepen, waartoe de compagnie van de Luchtmobiele Brigade op de White Compound behoort, komen voort uit de knokploegen van het verzet in de Tweede Wereldoorlog. De Stotersvlag in top betekende dat er niet alleen gevochten werd voor lijf en leden, maar voor een groter goed.
‘We konden de bevolking niet aan haar lot overlaten,’ zegt Querido. ‘We hadden beloofd dat we niet uit Chora zouden weggaan. De mensen daar konden iets opbouwen dankzij onze bescherming. Als wij zouden vertrekken, zouden ze opnieuw worden geterroriseerd door de Taliban. Wij besloten toen dat Chora niet mocht vallen. Als Chora viel, was dat het einde van de missie.’ Op Kamp Holland veegde Querido alle pelotons bij elkaar die gemist konden worden. Met een strijdmacht van pantserinfanteristen, verkenners en commando’s rukte hij op naar Chora. De gevechten waren zo zwaar dat de verkenners, bij wie Querido zich had aangesloten, in twee uur maar zes kilometer vooruit kwamen. Elke heuvel moest veroverd worden, telkens weer volgden tegenaanvallen van de Taliban. Steeds als zijn mannen dachten: nu zijn we erdoorheen, doemde de volgende Talibanheuvel alweer op. ‘Ze bleven maar komen. Er stonden steeds weer nieuwe strijders op,’ zegt hij. Het klinkt haast bewonderend.
Rond Ali Shirzai vonden intussen zware luchtaanvallen plaats en vanaf Kamp Holland bestookte de pantserhouwitser het gebied. Het kanon kon de veertig kilometer naar Chora maar net overbruggen. Chinook-transporthelikopters bevoorraadden de ingesloten Nederlanders in een riskante droppingsoperatie. Toen Querido na felle gevechten op zondagavond de White Compound bereikte, bleek het ommuurde complex veranderd in een stinkend veldhospitaal vol gewonde ANP’ers. Afghaanse politieagenten met half weggeslagen gezichten en etterende schotwonden werden zo goed en kwaad als het ging verpleegd door Nederlandse medics. De Nederlanders hadden tot dan toe geluk gehad, ze hadden geen slachtoffers te betreuren. Dat veranderde in de vroege ochtend van maandag, toen het mortier van sergeant-majoor Leunissen explodeerde.
De aankomst van Querido’s bijeengeveegde strijdmacht gaf de Nederlanders wat lucht, maar nog altijd beheersten de Taliban de vallei. Daarom besloot kolonel Hans van Griensven dat een grote tegenaanval moest worden ingezet als verse versterkingen uit Deh Rawod waren gearriveerd. Bijna alle beschikbare gevechtseenheden van de Battlegroup en Viper, zo’n vijfhonderd man, werden in de strijd geworpen. Maar het waren Afghanen die een hoofdrol speelden. Vijftig ANA-militairen begeleid door zes Nederlanders en bijgestaan door de militie van krijgsheer Rozi Khan, bestaande uit een kleine tweehonderd man, gingen voorop.
Dinsdagochtend 19 juni om 10 uur gaf Querido het bevel voorwaarts. Voordat de aanval losbarstte sprak hij via de radio de manschappen toe. ‘We doen dit voor Timo en voor Jos,’ eindigde hij zijn peptalk.
‘We waren niet uit op wraak,’ zegt hij, terwijl hij voor het eerst zijn grote handen van tafel haalt. ‘Zo werkt het hier niet. Wij zijn professionals.’
Maar hij ontkent niet dat de sfeer grimmig was. Het was erop of eronder, en dan draai je je belagers niet gauw de andere wang toe. Ik vraag hem waarom hij zo openhartig is. Dat draagt niet bepaald bij aan het door Den Haag gecultiveerde beeld van een niet-gewelddadige opbouwmissie.
‘Het gaat mij om erkenning en nazorg,’ zegt Querido. ‘Ik ben trots op mijn mensen en ik wil voorkomen dat hun verhaal verzwegen wordt. De Nederlandse samenleving is niet gewend dat wij de aanval inzetten. Als de mannen en vrouwen thuiskomen en over hun ervaringen vertellen, wil ik niet dat mensen zeggen: “Hoezo, gevochten? Wij hebben daar niets over gehoord.”’

© 2010 Joeri Boom

Uitgeverij Podium

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum