Leesfragment: De Bijbel van Doré

20 augustus 2010 , door Torgny Lindgren
|

Eind augustus verschijnt Torgny Lindgrens De Bijbel van Doré, vertaald uit het Zweeds door Lia van Strien. Vanavond kunt u al de eerste pagina's lezen en uw exemplaar reserveren.

Een jongen die nooit zal kunnen lezen of schrijven, leert alles wat hij weet over het leven uit de dramatische afbeeldingen in de Bijbel van Doré. Zelfs als hij door zijn vader naar een instelling wordt gestuurd, blijft hij optimistisch in het leven staan. Zijn leven zonder letters is een en al harmonie – maar wij, die de letters wel kunnen lezen, leren stukje bij beetje hoe de werkelijkheid in elkaar steekt.

De Zweedse pers over De Bijbel van Doré:
‘Je kunt zien dat Lindgren plezier heeft tijdens het schrijven; hij houdt van precieuze details, plotselinge plotwendingen, kruisverbanden en venijnige, sarcastische opmerkingen …’ – Dagens Nyheter

De Nederlandse pers over Norrlandse aquavit:
‘De veelgeprezen Lindgren munt ook nu weer uit in onderkoelde humor.’ – Trouw

 

Hier begin ik mijn verhaal over de Bijbel van Doré te zeggen. Ik zeg het tegen een opneemapparaat van het merk Sony MZN zevenhonderdtien. Wanneer het een boek wordt, zal dat met de prachtigste cartouches en verluchtingen verfraaid worden.
Ik hoop dat het op tijd voor het grote Doréjubileum verkrijgbaar zal zijn, mij verlossend en Gustave Doré en onze Vader lovend.
Ik probeer niets anders weer te geven dan mijn leven met de Bijbel van Doré, die zeldzame uitgave die alleen zijn prenten bevat. Hoe ik ermee opgroeide, hoe ik hem kwijtraakte maar er desondanks mee verder leefde. En hoe ik hem uiteindelijk als door een wonder terugvond of heroverde, zodat ik hem nu weer opengeslagen hier voor me heb liggen.
Jezus zit bij Martha en Maria, hij leunt met zijn rug tegen de betegelde muur van de deuropening. Hij strekt zijn lege rechterhand naar beide zusters uit, hij heeft hun zojuist de vertelling over de herder die zijn verloren schaap terugvond verteld. Wees blij met mij, zegt hij, want alles wat ik verloren had, heb ik teruggekregen.
Het bestaan wordt door onveranderlijke wetten gestuurd, zou mijn vader gezegd hebben. En die wetten zijn veel eenvoudiger dan we denken.
Samenwerking met de Zweedse Kerk? Daar heb ik absoluut niets op tegen. Ja, daar ben ik toe bereid.
Ik doe mijn uiterste best om langzaam en duidelijk te praten. Het geluid dat nu en dan op de achtergrond te horen is, komt van de Avabeek, die onder langs mijn huis loopt. In het echt is het een onbeduidend beekje, maar neem je het op, dan buldert het als een vloedgolf van Doré.
Wanneer ik alles gezegd heb en er een boek van gemaakt wordt, dan zullen ook de leestekens op de juiste plek terechtkomen en de grote letters van de kleine worden onderscheiden, het overbodige zal worden doorgestreept en waar dat nodig blijkt, zullen nieuwe hoofdstukken worden begonnen.
Iedereen die mij in de loop der jaren heeft voorgelezen, zei van tijd tot tijd ‘Nieuw hoofdstuk’. Ik heb nooit goed begrepen wat ze daarmee bedoelden. Bestaan er in het echt hoofdstukken?

Tijdens mijn jaren als museummedewerker heb ik ontelbare schilderijen gezien met mensen die boeken lazen. Er was, naar mijn weten, geen enkel schilderij waarop echte letters stonden. De pagina’s van de opengeslagen boeken waren wit of hadden een blauwe dan wel grijze schaduw, lettertekens ontbraken over het algemeen. Ik noem bijvoorbeeld De madonna van de familie Pesaro van Titiaan, Caravaggio’s schilderij van de evangelist Matteüs, Ingrid leest Aspenström van Bertil Almlöf, De regenten van het armenhuis van Frans Hals. En Koningin Sophia met de Bijbel van Zorn. Of Hoppers Lezende dame in badpak. Niet één letter van betekenis.

Er hebben nooit letters tussen mij en de wereld in gestaan.
Dit is mijn allereerste herinnering, waarschijnlijk lag ik nog in de wieg:
Mijn moeder zat naast me, ze had een opengeslagen boek in haar handen dat ze naar me ophield. Het was de Bijbel van Doré in roodlederen band. Haar vader stond achter haar, hij leunde op de arm van haar stoel.
Natuurlijk! riep hij. Geef hem de Dood die komt aangereden uit Openbaringen ook maar! En het leger van de farao dat in de Rode Zee verdrinkt!
Hij had zijn pen in de hand, zoals altijd. Alsof hij op een mooie dag iets zou schrijven. Hoewel dat natuurlijk niet zou gebeuren.
Jaren later vroeg ik aan mijn moeder: Waarom dwong je me die verschrikkelijke prenten te zien? Ik was amper geboren! Ik had toch geen weet van een boze wereld? Het was meer dan genoeg geweest als ik naar jou had mogen kijken. Je droevige, wat scheefstaande ogen! Of die bezorgde rimpels in je voorhoofd!
Ik wilde me er alleen van vergewissen dat je kon zien, zei ze. Dat je ogen naar behoren hun werk deden.
Ja, ze werkten naar behoren!
En of ik zag! Het beeld vrat zich bij me naar binnen. Als vuur. Jawel: vuur.
Op de ene pagina zag ik hoe Nebukadnessar Sedekia’s kinderen voor diens ogen liet doden. Een soldaat reet met zijn speer de borst van een kind open. Een afgeslacht kind lag opengespleten op de grond ernaast. Sedekia wendde zich af en schreeuwde naar de hemel.
Ik zal het nooit vergeten.
Op de andere pagina, die ook naar mij gericht was, duwde Simson de pilaren van de tempel omver. Alle mensen probeerden te vluchten. Maar ze werden natuurlijk verpletterd. Het kost hooguit een seconde om een mens te verpletteren. Toch is dat voor degene die op het punt staat verpletterd te worden genoeg om te denken: nu word ik verpletterd.
Ik begreep nog niets, zei ik nu tegen haar. En er was niets wat mij van die prenten scheidde. Ik lag daar in mijn wieg, ik kon me niet verdedigen. Ze schroeiden.
Je lag niet in de wieg, zei ze. Je lag in een bed met groene spijlen. En wanneer je hebt leren lezen, zul je het begrijpen.
Als ik heb leren lezen? zei ik.
Dat wordt hoog tijd, zei ze. Je bent al bijna zeven.
Ja, zei ik. Het is onbegrijpelijk hoe de jaren verglijden.
Kun je lezen, zei moeder, dan zijn er geen gevaarlijke prenten meer. Als je leest, wordt alles verklaard. Er is altijd iemand die zowel de oorzaken als de gevolgen opgeschreven heeft.
Je bedoelt, zei ik, dat het geschrevene nog duidelijker en doorzichtiger is?
Ja, zei ze. Het schrift geeft de werkelijkheid weer. Als je de hele waarheid wilt kennen, dan moet je het alfabet en de leestekens leren.
Is het nodig om de hele waarheid te kennen? zei ik. We willen natuurlijk dat het je goed gaat, zei moeder. Dat je slaagt in het leven. Zonder de waarheid kun je nooit gelukkig worden. Kijk naar vader!
Toen pakte ze de andere Bijbel erbij, de Bijbel waar ook letters in stonden, en las me voor. Haar stem was zacht en warm, vaak viel ik in slaap terwijl ze las. Elektrische stroom was die jaren op rantsoen, het spiraaltje in de lamp gloeide als de pit van een waxinelichtje. Ze boog zich diep over het boek en las bijvoorbeeld het volgende:
Een engel kwam aan de rechterkant van het reukofferaltaar staan. En Zacharias schrok verschrikkelijk toen hij hem zag. Maar de engel zei tegen Zacharias: Je hoeft niet bang te zijn. God heeft je gebeden verhoord. Je vrouw zal je een zoon baren, en hij zal je vreugde geven en velen zullen van blijdschap juichen en springen als hij wordt geboren.
Daarna liet ze me in de Dorébijbel met de roodlederen band precies die prent zien. En wat ze had gelezen klopte helemaal! De mensen sprongen echt op en neer.

Ik ben zelf geboren op zestien juni negentienhonderdnegenendertig. Mijn vader was houtvester in het district rond het noordelijke stroomgebied van de Åman, we woonden in ons paleis De Woonstee. Op de dag dat ik werd geboren, vierde het hele volk de tachtigste verjaardag van koning Gustav de Vijfde. Vader hees eigenhandig de vlag, het was de enige vlag in het district, hij stak fier vlammend af tegen het sparrenbos op de Avaberg en de donkere luchten van district Zuid en – de andere kant op – tegen de delta-achtige monding van de Avabeek in het nauw bij Rentjärn.
Vader had De Woonstee zelf gebouwd, in de dienstwoning in het dorp kon hij niet leven. Nee, hij had hem niet zelf gebouwd, hij had hem laten bouwen. De boeren van de pachterijen Het Geluk en Het Uiteinde der Wereld en De Genade en De Zaligheid en De Verlossing hadden hem van hout in elkaar getimmerd, geschroefd, geschoord en gespijkerd. Naar zijn ontwerp. Ook dat kon hij: ontwerpen.
Ik zou pachterij De Eeuwigheid ook moeten noemen. Die lag het verst het district in, vandaar die naam.

Grootvader woonde in de kleinste kamer, de kamer die achter de keuken lag, om zo te zeggen onder de grootste sparren.
Och, grootvader!
Zo langzaam en haast weifelend als hij zijn zware hoofd liet zakken wanneer hij bij moeder aan de piano stond, dat hoofd dat eigenlijk zo licht had moeten zijn! Hij luisterde naar de muziek en liet zijn hoofd schommelen. Soms gebruikte hij zijn herderlijke onderwijzersstem als hij tegen ons praatte, de diepe klank werd versterkt door de unieke holtes onder zijn schedel.
In de literatuurwetenschap, kon hij zeggen, vroegen we slechts naar de geheimen en raadselachtigheden, nooit naar de waarheden.
Hij had dus lesgegeven in de Zweedse taal en letterkunde voordat het ongeluk hem was overkomen.
Die kleine tegenslag, zei hij zelf, nooit Het Ongeluk. Of Dat Vermakelijke Voorval. Of Mijn Vorstelijk Avontuur.
In die tijd was ik nog niet geboren. Vlak daarvoor was hij weduwnaar geworden; vader had besloten dat hij de Kerstdagen in De Woonstee moest doorbrengen, in een vredige omgeving, hij moest voor de eenzaamheid worden behoed. Onder de kerstboom kreeg hij een zelfspelende piano van het merk Hupfeld, nu grootmoeder dan niet meer voor hem kon spelen. Op de avond van Driekoningen liep hij het bos in, in de richting van Hattstensborg, vader had net de thermometer buiten het keukenraam zorgvuldig afgelezen en ‘Veertig graden onder nul’ gezegd. Niemand merkte dat hij wegliep, ’s avonds bij de thee werd hij pas gemist. Moeder trok haar jas van zeehondenbont aan en rende roepend om het huis. Ja, zelfs vader ging buiten bij de deur staan en riep grootvaders naam over de Avabeek uit. Tevergeefs.
Als ik daaraan denk, aan hoe vader daar in het donker op het trapje bij de deur moet hebben gestaan, dan springen de tranen in mijn ogen.
Toen grootvader eindelijk terugkwam, was hij helemaal berijpt, grote ijspegels hingen aan zijn neus en mond, zijn vingers waren in zijn broekzakken vastgevroren, het was onbegrijpelijk dat hij de laatste beslissende stappen had kunnen zetten, hij was niets meer of minder dan een overeind gekomen stuk bevroren grond, een uit de permafrost gerezen beeldhouwwerk.
Hoe vaak heb ik dat verhaal niet moeten horen! Vader wilde dat ik begrip had voor grootvader. Hij heeft nooit beseft hoe diep en innig wij elkaar vanzelf al begrepen.
Ik zie het tafereel heel duidelijk voor me, een houtsnede in zwart en wit:
Grootvader staat in het midden van de prent, hij is de langste van de drie gestalten en fonkelt van het licht dat in zijn ijskristallen weerkaatst, zijn contouren lijken op te lossen. Vader staat schuin achter hem en voelt vragend en vol twijfel aan grootvaders hoofd, dit is misschien net het moment waarop zijn haar van zijn schedel loslaat, zodat vader ermee in zijn hand staat. Moeder zit voor grootvader op de vloer geknield, ze heft haar gevouwen handen op naar zijn witte, verlamde gezicht. Door de ramen op de achtergrond is vaag de sterrenhemel te zien. Mogelijk ook de damp die van het open water van de beek slaat.
Het kostte uren om hem te ontdooien. Twee uur, zei moeder. Vier uur en zeventien minuten, zei vader.
Als laatste ontdooide zijn van oorsprong zo compacte hoofd.
En het leed geen enkele twijfel dat hij daarna volkomen hersteld was. Hij at en dronk, twee glazen maar liefst van de tafeldrank van brouwerij Malå, al zijn gewrichten waren zacht en soepel, hij kon Aan d’hemel wees een ster de weg zingen. Moeder begeleidde hem. Hij had dus niets aan vermogens ingeboet.
De volgende dag pas drong het tot hen door dat er iets met hem gebeurd was. Hij merkte het zelf toen hij de krant probeerde te lezen. De letters waren niet langer te begrijpen, ze hadden hun inhoud verloren. Het lukte hem niet om het ene letterteken van het andere te onderscheiden. Maar zie je dan niet, zei moeder, dat hier geschreven staat hoe ze in Duitsland hele stapels boeken verbrand hebben? En deze vette kop over de ijsvorming in Kåge en Skelleftehamn! Nee, zei grootvader, ik zie niets.
Niets?
Och ja, ik zie niet anders dan anders. Maar ik zie geen letters. De hele Norra Västerbotten oogt als een avondhemel. Een houtgraveur heeft die gemaakt met een toonburijn. Helemaal bovenin zie ik de horizon.
Probeer eens wat anders, zei vader. De Norra Västerbotten is maar een plattelandssufferdje, nauwelijks lezenswaardig. Hier heb je het Svensk tidskrift!
Maar het mocht niet baten.
De eenheid der noordse cultuur? zei vader. Ons fiere erfgoed? De Zweedse Gouden Eeuw?
Nee, zei grootvader. Het is weg. Allemaal weg.
Toen probeerden ze het nog met boeken, Dante en Sven Hedin en Verner von Heidenstam en Olle Hedberg en Het onbehagen in de cultuur. Allemaal even vergeefse moeite.
Grootvader erkende de letters niet meer. Ze waren uit hem weg gevroren.
Later heb ik vader uitentreuren horen uitleggen wat er gebeurd was:
Grootvaders hersenen waren per ongeluk gevriesdroogd.
Door ze te vriesdrogen, legde vader uit, kunnen cellen en hun inhoud gefixeerd worden in een toestand die zo min mogelijk van vitaliteit afwijkt. Andere conserveringsmiddelen zijn in dat opzicht verre van ideaal, de cellen ondergaan ontelbare morfologische en chemische veranderingen. Maar bij het vriesdrogen worden de levensprocessen ogenblikkelijk afgebroken, alle in water oplosbare substanties blijven behouden op de plek waar ze zich op het moment van fixatie bevinden. Behalve waterdamp komt er niets vrij. Wanneer je het gevriesdroogde object of preparaat ontdooit en er water aan toevoegt, zal blijken dat het zijn oorspronkelijke eigenschappen in grote lijnen behouden heeft. Het kleine beetje dat verdampt is, was meestal te verwaarlozen. Je kon zelfs beweren dat het vriesdrogen datgene had verwijderd wat overbodig en ontbeerlijk was.
In het geval van grootvader was per ongeluk het alfabet vervlogen, beweerde vader. Dat was wat ongelukkig. Maar het had al met al erger kunnen uitpakken. Grootvaders gezichtsvermogen of gehoor had aangetast kunnen zijn, zijn medemenselijkheid, zijn gevoel voor het goede en de waarheid of de tastzin in zijn handen en voeten. Het moest voor grootvader mogelijk zijn om, in engere zin, zonder de steun van letters te leven. De verklaring voor het gebeurde kon overigens zoiets banaals zijn als dat er tijdens het ontdooien per ongeluk een ongeschikte vloeistof was toegevoegd, wellicht was eenvoudig mineraalwater te prefereren geweest boven de tafeldrank van Malå.
Nu kwam het er echter op aan tevreden te zijn met het bereikte resultaat. Voor de ouder wordende mens was het toch ook niet noodzakelijk om te kunnen lezen en nieuwe kennis op te doen, in de afsluitende fase van het leven ging het er veeleer om te reflecteren over het reeds gelezene. De ouderdom was op zich en van nature bedoeld als een tijd van geestelijke en intellectuele spijsvertering.
De jonge mens daarentegen moest de kunst van het lezen en het schrijven beheersen, letters waren de enige betrouwbare tekens op de kaart van onze levensweg. Zonder schrifttekens kon niemand de stafkaart van het bestaan interpreteren.
Wie niet schreef en niet las, kon bijvoorbeeld nooit districtshoutvester worden.

[...]

© Torgny Lindgren
Foto © Ulla Montan

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum