Op vrijdag 9 april verschijnt het nieuwe boek van filosoof Hans Achterhuis: De utopie van de vrije markt. Vanavond kunt u al de inleiding lezen en uw exemplaar bestellen of reserveren.
Veel mensen denken dat de vrije markt een objectief proces is. Niemand lijkt verantwoordelijk te zijn voor de ideologie en de utopie erachter. Er zou geen ‘kapitalistisch manifest’ bestaan. Hans Achterhuis laat zien dat een dergelijk manifest wel degelijk bestaat. Dat is de fascinerende roman Atlas Shrugged (1957), geschreven door een in Amerika zeer invloedrijke filosofe van wie wij in Europa de naam nauwelijks kennen: Ayn Rand. Atlas Shrugged geldt in de VS na de Bijbel als het belangrijkste boek van de afgelopen eeuw. Het gaat over een elite van neoliberale utopisten die de bestaande samenleving volledig kapotmaken, waarna ze de nieuwe wereld van het ultrakapitalisme op kunnen bouwen.Ayn Rand was de ideologische inspirator van niemand minder dan Alan Greenspan, tot 2006 de president van de Amerikaanse Federal Reserve Bank, waarvan de monetaire politiek in onze geglobaliseerde wereld letterlijk ieder mens raakt, zoals de kredietcrisis laat zien. Achterhuis stelt in zijn boek ook – onder veel meer – de bonussen en de herstructurering van de gezondheidszorg aan de orde. Voldoende stof tot vragen!
Meer dan tien jaar lang is de vraag mij gesteld en ik heb er nooit echt op geantwoord. In dit boek ga ik dat doen. Tevens ga ik een zeer invloedrijke filosoof introduceren van wie hier in Europa de naam zo goed als onbekend is. De vraag die mij zo vaak gesteld is bij lezingen over mijn twee studies over utopieën – De erfenis van de utopie (1998) en Utopie (2006) – luidt in het kort: bestaat er, naast de door mij behandelde technische en socialistische utopie, niet ook een kapitalistische utopie? Wordt het kapitalisme niet evengoed gedragen door een diepe utopische inspiratie? Mijn korte antwoord hierop bestond altijd uit een verwijzing naar een auteur die ik in De erfenis van de utopie even de revue liet passeren: Ayn Rand. Ayn Rand (1905-1982) was een Russisch-Amerikaanse denkster die een heel eigen filosofie ontwierp, het Objectivisme. Maar vooral was ze een succesvolle romanschrijfster die de dikste utopie schreef die ik ken: Atlas Shrugged (1957). Dit boek is de kapitalistische utopie ten voeten uit. Deze in Europa weinig bekende roman is volgens een onderzoek onder Amerikaanse lezers, gepubliceerd in het weekblad Time, na de Bijbel het belangrijkste boek van de afgelopen eeuw. Los van deze directe erkenning is de indirecte en wereldwijde invloed van Ayn Rand zeer groot. Haar belangrijkste filosofische leerling was namelijk Alan Greenspan (1926), tot 2006 de president van de Fed, de Amerikaanse Federal Reserve Bank waarvan de monetaire politiek in onze geglobaliseerde wereld letterlijk ieder mens raakt, zoals de kredietcrisis laat zien. Die kredietcrisis vormt voor mij nu de beslissende aanleiding om de kapitalistische utopie in haar neoliberale vorm aan de orde te stellen. Toen ik de foto zag van Greenspan die in oktober 2008 voor een commissie van het Amerikaanse Congres getuigde en zijn korte verklaringen las, werd mij de utopische inspiratie van zijn financiële politiek volstrekt duidelijk. ‘De meesten van ons, en ik in het bijzonder, zijn geschokt en kunnen het nog steeds niet geloven’, zo zei Greenspan. Er moest ‘een fout zitten in de overtuiging dat de vrije markt zichzelf beter kan reguleren dan enig overheidstoezicht dat zou doen’ (NRC Handelsblad, 24-10-2008). Zijn ontsteltenis klonk oprecht. Het was voor Greenspan uiterst pijnlijk om een theorie die hij veertig jaar had aangehangen, vaarwel te moeten zeggen. Deze ruiterlijke erkenning van Greenspan maakt het mij mogelijk om zijn achtergrondtheorie, de aan Ayn Rand ontleende utopie waarin hij vast geloofde, aan de orde te stellen. Ik pretendeer daarbij niet dat ik de financiële politiek die eruit voortvloeide, tot in de finesses zou kunnen beoordelen. Om eerlijk te zijn: alle hierbij passende wiskundige modellen over geldvoorraden, rentepercentages, staatsschulden enzovoort waren voor mij in het verleden vaak evenzovele hindernissen om de neoliberale utopie te beoordelen. Zij blijven dat ongetwijfeld voor financiële leken, maar we mogen ons daar vandaag de dag niet zodanig door laten intimideren dat we onze taak om kritisch de actualiteit te beoordelen, laten rusten.
Toen Alan Greenspan de opkomst van de ideeën van het vrijemarktkapitalisme in de jaren zestig van de vorige eeuw beschreef, verwees hij in één adem naar de twee belangrijkste protagonisten van dit idee: Ayn Rand en Milton Friedman, de econoom uit Chicago (Greenspan 2007, p. 325). Friedman was als econoom direct en indirect verantwoordelijk voor veel pogingen over de hele wereld om de utopie van het vrijemarktkapitalisme te realiseren. In The Shock Doctrine (2007), het laatste boek van Naomi Klein, zijn Milton Friedman en zijn leerlingen, de ‘Chicago Boys’, de hoofdpersonen. Als het om de titel gaat, zou je zeggen dat Friedman en Klein Atlas Shrugged gelezen moeten hebben. In Atlas Shrugged proberen kapitalistische utopisten op allerlei manieren de bestaande samenleving kapot te maken. Alleen wanneer de ondergang en de vernietiging van de oude wereld volledig zijn, is het voor hen mogelijk om de nieuwe utopische economie van het vrijemarktkapitalisme op te bouwen. Wij herkennen hier een van de utopische familiegelijkenissen die ik in het vervolg verder zal uitwerken: de breuk met het verleden moet totaal zijn om de utopie gestalte te kunnen geven. Het is precies dit principe van destructie, crisis en totale breuk dat Friedman en zijn Chicago Boys ook ontdekten. In de Verenigde Staten zelf, een democratische samenleving met sterke vakbonden, vond Friedman aanvankelijk weinig gehoor voor zijn radicale ideeën. Deze werden daarom uitgeprobeerd in andere landen waar zich de schok van een ernstige crisis voordeed. Dat gaf de mogelijkheid om een zo groot mogelijke breuk met het verleden te forceren, zodat er met een schone lei kon worden begonnen. In The Shock Doctrine beschrijft Klein vele pogingen van Friedman en de Chicago Boys om de utopie van het vrijemarktkapitalisme wereldwijd ingang te doen vinden. Het eerste voorbeeld dat Klein hiervan geeft, is de militaire coup in het Chili van Pinochet tegen de democratisch gekozen president Allende in 1973. De generaalsregimes van Argentinië en Brazilië uit de vorige eeuw horen er eveneens bij, net als het woeste kapitalisme dat in Rusland onder Jeltsin na 1989 werd ingevoerd. Steeds waren het Friedman en zijn leerlingen die de economische recepten leverden, al kwamen in het laatste geval de raadgevers vooral van Harvard. Na de ondergang van de communistische utopie in 1989 leek het wel alsof wij, zoals Fukuyama dat hegeliaans heeft uitgedrukt, het einde van de geschiedenis hadden bereikt. Het kapitalisme had definitief overwonnen. Via regelrecht door Friedman geïnspireerde leiders als Thatcher en Reagan kreeg de vrije markt ons allen meer en meer in de ban. Privatisering van staatsdiensten en staatsbedrijven, steeds verder gaande deregulering van de economie en uitschakeling van de vakbonden: dat waren de recepten die ook in West-Europese economieën werden voorgeschreven.
In een ellenlange ideologische rede zet John Galt, de utopische leider uit Atlas Shrugged, zijn opvattingen uiteen over de socia listische dystopie van de staat tegenover de kapitalistische utopie van de markt. Naar aanleiding van de eerste heeft Galt (Rand 1992, p. 1020) het over ‘de zwarte mis van de eredienst van de staat’, waar zijn medeburgers zich aan overgaven. Het is juist dit fenomeen van ‘de zwarte mis’ dat John Gray in zijn gelijknamige boek Black Mass uit 2007 toepast op alle hedendaagse utopieën. Het gaat hier om een godslasterlijk ritueel waarbij de katholieke heilige mis achterwaarts wordt opgedragen. De zwarte mis van alle utopieën die Gray beschrijft, laat zien hoe ze allemaal eindigen in dystopieën. Gray komt de eer toe helder te hebben aangetoond dat het grote project van Milton Friedman en de Chicago Boys meer met utopisch denken dan met wetenschap te maken had. De neoliberale marktprofeten streefden ernaar om de vermeende verloren zuiverheid van het marktdenken, waarvan zij veronderstelden dat die was bezoedeld door een collectivistisch ideo logie, te herstellen. Zoals alle hedendaagse fundamentalisten kwamen ze echter uit bij een moderne parodie op de klassieke economie, die volgens Gray even weinig met Adam Smith te maken had als de fundamentalistische christelijke kerken met het traditionele christendom. De klassieke economen ‘beschikten over een goed begrip van de gebreken van volgens het marktprincipe geordende samenlevingen. Omdat het de neoliberalen aan dit inzicht ontbrak, is de klassieke economie in hun handen omgevormd tot een utopistische ideologie’ (Gray 2007, p. 124). In Black Mass laat Gray zien hoe de utopie van de vrije markt in een dystopie uitmondt, en in False Dawn ontmaskert hij de utopische verwachtingen die verbonden worden aan het grote neoliberale project van de globalisering. Aangezien het werk van Ayn Rand, dat door Gray nergens genoemd wordt, voor mij centraal staat, sla ik met mijn onderzoek een andere weg in dan hij. Zijn kritiek van de neoliberale utopie zie ik vooral als een ondersteunende achtergrond die mijn volgende beschouwingen mede mogelijk maakt.
© Hans Achterhuis, 2010