Leesfragment: Extra bij e-books met korting: de eerste pagina's van Marie Kessels, Ruw

10 mei 2010 , door Marie Kessels
| | |

E-books. U kon ze al kopen bij Athenaeum Boekhandel, van 16 tot 30 april 2010 kon u ze kopen met korting. In samenwerking met uitgeverijen Arbeiderspers, Athenaeum - Polak & Van Gennep, De Bezige Bij, Nijgh & Van Ditmar en Querido bieden we acht weken lang korting op verschillende pakketten e-books. Met het tweede pakket keren we ons naar het literaire prijzenslagveld: genomineerde titels voor de grote prijzen, van Marie Kessels, Cees Nooteboom, Christiaan Weijts, Thomas Rosenboom, en Peter Terrin. En als extraatje de eerste pagina's van Marie Kessels' Ruw.

 

Hoe redden we ons hieruit?

Ruiken als er regen komt! De geur gaat aan de regen vooraf! Een voorafschaduwing van die typische regengeur, die als een damp boven de grond hangt. Niet alleen het gras en de bomen en struiken maar ook de straten en trottoirs en het steen van de huizen geuren vannacht uitbundig, net stenen van een oud kasteel.
De westenwind voert ook een brandlucht mee, er is ergens brand, misschien twintig kilometer verderop. De betovering door zoveel geuren is sterk, ik word erdoor bedwelmd en vergeet me te concentreren op het inprenten van mijn route. Wat een gestuntel! De majesteit van de wind vergruist alle andere zintuiglijke sensaties en brengt mijn oriëntatiegevoel zo in de war dat alleen een hoge bewegingssnelheid me nog een besef van eenheid en continuïteit zou kunnen geven.
Maar een hoge bewegingssnelheid vereist een kalme onverschrokkenheid en die is wel wat moeilijk te bereiken als je overal tegenop botst en door bladeren aan overhangende takken in het gezicht wordt geslagen tot je je in een delirium waant.
Op gemakkelijker routes dan deze door de Annastraat, zoals de route langs de Grote Vaart, kan ik me het gedachteloos genieten van de wind en van alle mogelijke geuren wél permitteren.

Mijn eerste verslagje van een nachtelijke verkenningstocht door de stad, mijn eerste, hotsende en botsende zinnen in braille, driemaal gecorrigeerd, zodat er op mijn vingers zwellingen zijn ontstaan door de wrijving bij het prikken in het papier met de braillestift. Nu kan ik eindelijk teruglezen wat ik heb geschreven. Ik maak ook een versie in potlood, vluchtiger dan letters in zand; naderhand vind ik niets terug behalve de prikjes in het papier om het begin van de regels aan te geven. Don, onze doctor, heeft de brailleletters van internet gehaald en daarna heb ik ze keer op keer overgeschreven met een veiligheidsspeld, schots en scheef, nét herkenbaar, tot de postzending kwam met de schrijfmaterialen, en de stok.
Mijn vrienden zijn zo goed geweest me van het begin af aan heel weinig te hulp te schieten; ik heb ze wat dat betreft ook op rantsoen gezet, al ben ik daar niet altijd even consequent in. Soms bel ik Don in paniek om een of andere onbenulligheid, maar zodra hij de telefoon opneemt heb ik al spijt van mijn opwelling. Meestal volstaat het me de gestalten van mijn vrienden voor de geest te halen, ieder gehuld in een lichtkrans.
Don, met zijn benige gezicht en zijn droge huid, die ritselt in de kou.
Ernst, sponzig van lichaam, introvert van karakter.
Ingeborg, de begeesterde, boerenslimme.
Zij houden zich toch ook flink in moeilijke omstandigheden!
’s Nachts droom ik van braille, het lezen en het schrijven, en ’s morgens word ik wakker met gloeiende en kloppende vingertoppen. In plaats van brailleletters verschijnen er ook wel cyrillische letters, in een Russische krant die ik hartstochtelijk bestudeer, in gezelschap van moeder, uitgerekend met moeder, anderhalf jaar nadat haar as is verstrooid. Ze rijdt opeens ook auto, ze zwaait naar ons, ze is nergens bang voor. Naar mij roept ze merkwaardigerwijs niet ‘Gemma’ maar ‘Clemens’: de naam voor haar tweede levend geboren kind als het een jongen was geweest. Even later verandert ze in een weelderige, blinde pin-up en de hele bewoonde wereld om haar heen verandert in een onafzienbaar lange rij showrooms en warenhuizen met helverlichte etalages, die me in verbijstering wakker laten worden.
Maar vannacht had ik een echte blindendroom, waarin de slecht geschoren kin van Ernst over mijn huid schuurde en overal ‘zwarte vegen’ achterliet, alsof mijn hele lichaamsoppervlak al de functie van kijkend oog overgenomen had.
Of kan dat niet na vier maanden, dromen als een blinde? Onze fantasie is zo snel geprikkeld en zo moeilijk tot de orde te roepen...
Het ongeluk was op 13 januari van dit jaar. Het gebeurde zo snel dat ik er nauwelijks een herinnering aan heb. Eén verschrikkelijk ogenblik, nog voor de klap, daarna een oorverdovend geluid als van een explosie, een knal, waarin mijn pijn (die er toch geweest moet zijn) verloren ging. De deur van een op de stoep geparkeerde vrachtwagen met in koeienletters dollevoet erop werd in mijn gezicht geslagen, juist toen ik nieuwsgierig omhoogkeek naar de cabine en tegelijk de ruimte probeerde te schatten tussen de zijkant van de wagen en de huizenrij, op het Erasmusplein. Niet eens een echt ongeluk met gierende banden en veel blikschade, al heerste er vast en zeker een opwindende chaos van bloed, een vallend lichaam, geschreeuw, een brancard, publiek. Voor mij was er niets dan dat ene lichtgevende ogenblik, vergelijkbaar met het altijd en eeuwig gevreesde ogenblik waarop de balustrade van een balkon het plotseling begeeft onder mijn gewicht; alleen kreeg ik in dit geval niet de tijd om te anticiperen op de klap.
Botsplinters van mijn voorhoofdsbeen hebben aan allebei de kanten de oogzenuw doorgesneden, niets meer aan te doen.
Of ze moeten onder mijn schedeldak vlug een chip implanteren.
De zinnen die ik schrijf hotsen en botsen nog altijd, merk ik, en de toon ervan is wat bruusk, waarschijnlijk omdat elk woord met moeizaam beheerste kracht in het papier gespijkerd wordt. Mijn schrijfstift heeft een punt zo bot als een borduurnaald en de greep is ruw, om wegglijden van de hand bij het drijven van de letters te voorkomen, maar er ontstaan toch blaren op mijn huid en eelt door de wrijving, vooral aan de binnenkant van het eerste kootje van de middelvinger, die de uitgeoefende druk regelt, tussen de uitersten van kracht verspillen en kracht inhouden. De rest van de pennenschacht is zeskantig en glad, er zit een clip omheen geklemd voor bevestiging in mijn binnenzak of in mijn schoudertas, op de plaats van de koker met de leesbril: een pen met de bevalligheid van een sigarettenpijpje, dartelend in de hand. Een nu al onmisbare accessoire. Vandaar mijn schrik toen het ding zich laatst dagenlang verscholen hield in de holte tussen twee pagina’s van een brailleboek, waar het onopgemerkt als de acht jaar geleden verzamelde essenbladeren in de medische encyclopedie van 1908 lag te dromen zonder te verdrogen, tot ik het boek bij toeval opensloeg.

[...]

 

Copyright © 2008 Marie Kessels
Copyright foto © Tessa Posthuma de Boer

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum