Leesfragment: Het bloed kruipt

27 november 2015 , door James Ellroy

20 januari verschijnt het derde deel van James Ellroy's Underworld USA-trilogie, Het bloed kruipt (Blood's a Rover) in de vertaling van Ronald Vlek, 24 januari treedt Ellroy op bij het John Adams Institute. Vanavond kunt u al de eerste pagina's lezen en uw exemplaar reserveren.

Zomer 1968. Martin Luther King en Robert Kennedy zijn dood. Amerika staat op punt van exploderen. Het lot heeft drie mannen in de wervelwind van de geschiedenis geplaatst. Dwight Holly, een FBI-agent, opgevoed met het gedachtegoed van de Ku Klux Klan en afgestudeerd aan Yale, infiltreert in een groep zwarte militanten. Wayne Tedrow, een oud-politieagent en drugskoerier, baant de weg voor een gokparadijs voor gangsters in de Dominicaanse Republiek. Don Crutchfield, een jonge roerganger onder de echtscheidingsadvocaten uit LA, heeft de moordenaars van de Kennedy’s en Martin Luther King net niet binnen handbereik.

Op zoek naar Joan, de rode godin, komt het drietal met elkaar in conflict; elk van hen is bereid een hoge prijs te betalen om een rol te spelen in de geschiedenis.

Los Angeles, 24/2/64

PLOTSELING:
De melkauto maakte een scherpe bocht naar rechts en schampte de stoeprand. De chauffeur verloor de macht over het stuur. Hij trapte in paniek op de rem. Daardoor slipte de achterkant weg. Een geldwagen van Wells Fargo ramde de melkauto vol in de flank.
Opgelet nu:
7 uur 16 ’s ochtends. South l.a., 84th en Budlong. Zwarte woonwijk. Vervallen huizen met kale voortuintjes.
De klap bracht beide voertuigen tot stilstand. De chauffeur van de melkauto sloeg tegen het dashboard. Het portier aan zijn kant vloog open. De chauffeur viel opzij en smakte op het trottoir. Het was een neger van een jaar of veertig.
De geldwagen had een paar deuken in de motorkap. Drie bewakers stapten uit en namen de schade op. Het waren blanke mannen in strakke kakiuniformen. Ze droegen schouderriemkoppels met gesloten holsters.
Ze knielden naast de chauffeur van de melkauto. De man beefde en hapte naar lucht. Hij had een snee in zijn voorhoofd door de klap tegen het dashboard. Er liep bloed in zijn ogen.
Opgelet nu:
7 uur 17 ’s morgens. Winters betrokken. Deze rustige straat. Niemand op de been. Nog geen consternatie.
De melkauto zwoegde. De radiator sprong stuk. Stoom siste en verspreidde zich. De bewakers hoestten en wreven in hun ogen. Drie mannen stapten uit een twee stoeprandlengtes erachter geparkeerd staande Ford ’62.
Ze droegen maskers. Ze droegen handschoenen en schoenen met crêpezolen.
Ze droegen gereedschapsgordels met gasgranaten in de tasjes. Ze droegen dichtgeknoopte hemden met lange mouwen. Hun huidskleur was niet te zien.
Stoom bood dekking. Ze liepen toe en trokken pistolen met geluiddempers. De bewakers hoestten. Dat zorgde voor geluidsdekking. De chauffeur van de melkauto trok een pistool met geluiddemper en schoot de dichtstbijzijnde bewaker in het gezicht.
Het klonk als een dof geplof. Het voorhoofd van de bewaker explodeerde. De twee andere bewakers frommelden aan hun holsters. De Gemaskerde Mannen schoten hen in de rug. Ze wankelden en stuikten voorover. De Gemaskerde Mannen schoten hen van dichtbij in het hoofd. Echo’s van dof geplof en schedelgekraak.
Het is 7 uur 19 ’s morgens. Het is nog steeds rustig. Nog niemand op de been en nog geen consternatie.
Herrie nu — twee schoten plus een harde echo. Vuurflits, vreemd gevormd, geknal vanuit het schietgat van de geldwagen.
De schoten ketsten van het trottoir. De Gemaskerde Mannen en de chauffeur van de melkauto wierpen zich plat op de grond. Ze rolden om naar de geldwagen. Die bleef vuur afgeven. Er volgden nog vier schoten. Vier plus twee — goed voor één revolver.
Gemaskerde Man nummer één was lang en mager. Gemaskerde Man nummer twee had een normaal postuur. Gemaskerde Man nummer drie was zwaargebouwd. Het is 7 uur 20 ’s morgens. Er is nog steeds niemand op de been. Aan de grote zeppelin in de lucht hing een sliert warenhuisvlaggetjes. Gemaskerde Man nummer één kwam overeind en kroop onder het schietgat. Hij trok een gasgranaat uit zijn tasje en rukte de pin eruit. Dampen stegen op. Hij duwde de granaat door het schietgat. De bewaker binnen gilde en kokhalsde. Het achterportier knalde open. De bewaker sprong en viel op zijn knieën op de stoep. Hij bloedde uit zijn neus en mond. Gemaskerde Man nummer twee schoot hem twee keer in het hoofd.
De chauffeur van de melkauto zette een gasmaker op. De Gemaskerde Mannen trokken gasmakers over hun gezichtsmaskers. Gas stroomde uit de achterdeur. Gemaskerde Man nummer één trok gasgranaat nummer twee open en gooide hem naar binnen.
De dampen lichtten op en sloegen neer in zurige nevel — rood, roze, doorzichtig. Er ontstond nu iets van commotie. Wat gluurders achter ramen, wat open deuren, wat zwarten op hun veranda’s.
Het is 7 uur 22 ’s morgens. De dampen zijn opgetrokken. Er is geen tweede bewaker.
Nu gaan ze naar binnen.
Ze passen er net in. Het was een nauwe ruimte. Geldzakken en attachékoffertjes lagen opgestapeld in wandrekken. Gemaskerde Man nummer één telde. Zestien zakken en veertien koffertjes.
Ze graaiden. Gemaskerde Man nummer twee had een jutezak in zijn broek gepropt. Hij trok hem eruit en hield hem open.
Ze graaiden. Ze propten de zak vol. Eén attachékoffertje klapte open. Ze zagen pakketjes in plastic gewikkelde smaragden.
Gemaskerde Man nummer drie maakte een geldzak open. Er puilde een rol honderdjes naar buiten. Hij rukte aan de lus van de zak. Inktstralen spoten in het rond en raakten de gaten van zijn masker. Hij kreeg inkt in zijn mond en inkt in zijn ogen.
Hij hapte naar adem, hij spoog inkt uit, hij wreef in zijn ogen en struikelde naar buiten. Hij scheet in zijn broek en maaide wild met zijn armen. Gemaskerde Man nummer één stapte achter het portier vandaan en schoot hem twee keer in de rug.
Het is 7 uur 24 ’s morgens. Nu is er consternatie. Het is een heidens kabaal dat zich beperkt tot de veranda’s.
Gemaskerde Man nummer één liep erheen. Hij pakte vier gasgranaten, rukte het bovenstuk eraf en gooide ze. Hij gooide met links en met rechts. Dampen stegen rood, roze en doorzichtig op. Zurige hemel, mini buienfront, regenboog. De verandasukkels schreeuwden en hoestten en renden hun krot weer in.
De chauffeur van de melkauto en Gemaskerde Man nummer twee propten vier jutezakken vol. Ze hadden de hele buit: alle dertig geldzakken en koffertjes. Ze liepen naar de Ford ’62. Gemaskerde Man nummer één deed de kofferbak open. Ze gooiden de zakken erin.
7 uur 26 ’s morgens.
Er stak een briesje op. Wind deed de gaswolken opwervelen tot woest versmeltende kleuren. De chauffeur van de melkauto en Gemaskerde Man nummer twee stonden er door hun stofbrillen naar te gapen.
Gemaskerde Man nummer één ging voor hen staan. Ze werden pissig – Moet dat? — ga nou niet voor de lichtshow staan. Gemaskerde Man nummer één schoot ze allebei in het gezicht. Kogels knalden het glas van hun stofbril en de slang van hun gasmasker kapot en bliezen in een seconde hun kaarsje uit.
Opgelet nu:
7 uur 27 ’s morgens. Vier dode bewakers, drie dode overvallers. Roze gaswolken. Zurige neerslag. Dampen die struiken boosaardig grijs kleuren.
Gemaskerde Man nummer één trok het portier aan de bestuurderskant open en tastte onder de stoel. Daar lagen: een brander en een met ontbrandingskorrels volgepropte bruine zak. De korrels zagen eruit als een kruising tussen vogelzaad en smarties.
Hij ging langzaam te werk.
Hij liep naar Gemaskerde Man nummer drie. Hij strooide korrels op zijn rug en propte korrels in zijn mond. Hij stak zijn brander aan en zette het lijk in de hens. Hij liep naar de chauffeur van de melkauto en Gemaskerde Man nummer twee. Hij strooide korrels op hun rug en propte korrels in hun mond en stak hun lijken in de fik.
De zon was nu op. De gasdampen vingen stralen en maakten een klein stukje hemel tot één groot prisma. Gemaskerde Man nummer één reed in zuidelijke richting weg.

Hij was het eerst ter plaatse. Altijd. Hij plukte meldingen over berovingen in nikkerstad zo van de politieradio. Hij had zijn eigen multibandintercom.
Hij parkeerde bij de geldwagen en de melkauto. Hij keek de straat in. Hij zag een paar roetmoppen naar de slachting loeren. De lucht prikte. Zijn eerste ingeving: gasgranaten en een in scène gezette aanrijding.
De roetmoppen zagen hem. Ze zetten hun standaard-‘O jezus’-grote ogen op. Hij hoorde sirenes. De overlap duidde op zes of zeven wagens. Newton en 77th Street — twee bureaus die uitrukten. Hij had drie minuten om te kijken.
Hij zag de vier dode bewakers. Hij zag twee geblakerde lijken bij de oostelijke stoeprand op een paar autolengtes daarachter.
Hij negeerde de bewakers. Hij bekeek de verbrande mannen. De huid was zwartgeblakerd en gebarsten, hun kleren waren ermee versmolten. Zijn eerste ingeving: meteen in het pak genaaid. Laten we het identificeren van vervangbare mededaders maar onmogelijk maken.
De sirenes kwamen dichterbij. Een jochie verderop in de straat zwaaide naar hem. Hij maakte en buiging en zwaaide terug.
Hij had het complete beeld al. Een teringzooi waar je je hele leven op wacht. Als het zover is, weet je dat.
Hij was fors gebouwd. Hij droeg een tweed pak met een strikje in een Schotse ruit. Er zaten kleine veertientjes in de zijde gestikt. Hij had veertien gewapende overvallers overhoopgeschoten.

[...]

Uitgeverij Atlas

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum