Leesfragment: Kind in de Tweede Wereldoorlog

27 november 2015 , door Juliëtte Eichholtz

26 april wordt Juliëtte Eichholtz' Kind in de Tweede Wereldoorlog, met oorlogsherinneringen van de kinderen van toen, de ouderen van nu, gepresenteerd. U kunt nu ook al enkele pagina's eruit lezen.

Op 10 mei 2010 is het zeventig jaar geleden dat voor Nederland de Tweede Wereldoorlog begon. De meeste mensen die hun herinneringen aan die tijd kunnen navertellen, hebben één ding gemeen: ze waren kind in de Tweede Wereldoorlog.

Juliëtte Eichholtz vroeg de kinderen van toen hun oorlogsherinneringen op papier te zetten. Dit leverde honderden brieven en e-mails op, variërend van kattenbelletjes tot hele boekwerken. Zij maakte een keuze uit deze verhalen, die ze thematisch en chronologisch ordende, vanaf de oorlogsdreiging eind 1939 tot en met de bevrijding in mei 1945, en voorzag van markante achtergrondinformatie.

Inleiding

In 2010 is het op 10 mei zeventig jaar geleden dat in Nederland de Tweede Wereldoorlog begon. Het moment dat er niemand meer leeft die deze periode zelf heeft meegemaakt, komt dus steeds dichterbij. Daarmee zal de Tweede Wereldoorlog definitief geschiedenis zijn – en desalniettemin nog generaties nadaveren.
In de zomer van 2004 was er een verhalenwedstrijd bij het weekblad Margriet, waar ik toen werkte. Het thema was ‘Schrijf uw levensverhaal’. Welnu, dat liet men zich geen twee keer zeggen: wekenlang stroomden de inzendingen binnen. Ik las mee voor de eerste selectie en wat meteen opviel, was het hoge aantal verhalen over de Tweede Wereldoorlog. Herinneringen aan het dagelijks leven in die tijd, maar ook bominslagen, angst, de dood in al zijn gedaanten en de verschrikkelijke kou en honger passeerden in heel verschillende belevenissen de revue.
De inschrijfdatum verstreek, er waren enkele winnaars, wier verhalen in het blad werden geplaatst, iedereen kreeg bericht en dat was dat.
Maar die verhalen lieten me niet los. Het feit dat bij ‘levensverhaal’ zo veel mensen schreven over een periode van meer dan 65 jaar geleden, deed mij beseffen dat die oorlog een onuitwisbaar stempel had gedrukt op een hele generatie – in ieder geval op veel meer mensen dan bijvoorbeeld mijn vader, die nooit zo van de emoties was, behalve waar het de Tweede Wereldoorlog betrof. Verder was de behoefte van mensen om hun verhaal te schrijven ‘nu het nog kon’ opvallend. En tijdens lezing legde ik mijn eigen leven en dat van mijn kind, zijn vriendjes, vriendinnetjes, neefjes en nichtjes naast die verhalen. Daarmee ontkwam ik niet aan de vraag hoe wij ons in ’s hemelsnaam door zo’n tijd hadden moeten worstelen. Mijn zoon achter op de fiets mee te moeten geven aan een wildvreemde, in de hoop dat hij elders wél te eten zou krijgen… het is te gruwelijk om al te lang bij stil te staan en toch gebeurde het: 50 000 kinderen verlieten huis en haard om elders te overleven of aan te sterken.
In het vroege voorjaar van 2008 benaderde ik Uitgeverij Wereldbibliotheek met het voorstel een boek te maken op basis van jeugdherinneringen aan de Tweede Wereldoorlog. Men reageerde enthousiast en toen bleek dat de inzendingen voor de wedstrijd niet waren bewaard, plaatste ik oproepen in Libelle, Plus Magazine, Nestor en op de site van Historisch Nieuwsblad. Vanwege de grote verschillen in leefwereld tussen de verhalen van kinderen enerzijds en pubers en jongvolwassenen anderzijds beperkte ik me tot de kinderen in de leeftijd van twee tot een jaar of vijftien. Ik ontving ruim zeshonderd reacties via de mail en de post en tot ver in 2009 bleven ze binnendruppelen.
Bij al deze post sprongen verschillende zaken in het oog. Zo heb ik geen enkele A4-envelop ontvangen die nieuw in de winkel was gekocht. Het waren altijd enveloppen die eerder waren gebruikt en waar de afzender een papiertje over het eigen adres had geplakt met mijn postbusnummer erop. Hier lag een generatie op mijn bureau, die had geleerd zuinig te zijn met wat je hebt en niets weg te gooien wat je eventueel opnieuw kon gebruiken. Ook ontving ik veel handgeschreven brieven waarvan de blaadjes tot op de centimeter waren beschreven, of een doormidden geknipt blaadje uit een schrijfblok dat met minuscule lettertjes aan de zijkanten naar omhoog was volgeschreven.
Via de mail reageerden ongeveer evenveel mannen als vrouwen, via de post reageerden ruim twee keer zo veel vrouwen als mannen. Gevoelens van angst, heimwee, diepe blijdschap of van een schoon en warm onderhemdje op de huid werden veel vaker door vrouwen beschreven dan door mannen; mannen schreven weer meer over de oprukkende troepen en de verschillende types bommenwerper en gaven vaak uitgebreide overzichten van de toestand aan de verschillende fronten en de beslissingen die van hogerhand werden genomen. Ook waren er de wat oudere jongens die een toptijd beleefden aan de oorlog. Het avontuur, de spanning en sensatie, die verrukkelijke opwinding ben ik bij meisjes nergens tegengekomen en vanzelfsprekend ook niet bij kinderen die van dichtbij vreselijke dingen hebben meegemaakt.
Al met al ligt hier dus een boek dat vrijwel helemaal is geschreven door anderen dan ik en daarop aansluitend wil ik graag citeren uit een brief van Dick ’t Hart: ‘Herinneringen vervagen, vertekenen en veranderen in de loop der jaren, vooral als ze betrekking hebben op de vroege jeugd. Daar komt bij dat ik al in mei 1940 begon met het verzamelen van documentatie over de Tweede Wereldoorlog. De vraag doet zich dan voor: wat herinner je je écht, en wat wordt vooral gekleurd door latere informatie? Dat is achteraf moeilijk te reconstrueren.’
Ja, het geheugen bleek bedrieglijk te zijn; tussen de brieven zaten zeer gedetailleerde beschrijvingen van bombardementen die in de geschiedschrijving nergens terug te vinden waren, althans, niet op die data. Ook het Zweeds wittebrood is hier een mooi voorbeeld van: voor de één kwamen de broden eind februari 1945 als manna uit de hemel vallen, voor de ander op de ochtend van 6 april, maar er kwam ook een brief van een geïrriteerde meneer die voor eens en voor altijd duidelijk wilde maken dat er zakken meel waren gedropt, waarvan de bakkers alhier het brood bakten. Géén broden! En zo was het.
Nog even terug naar Dick ’t Hart: ‘In mijn beleving verdeelden we het verleden nog decennialang in drieën: vóór, tijdens en na de oorlog. Pas nu veel getuigen van toen er niet meer zijn, begint deze tijdsbeleving te verdwijnen. Ook voor mij zijn de ervaringen uit de oorlogstijd inmiddels iets uit een grijs verleden, moeilijk te rijmen met de wereld zoals we die nu ervaren. Maar toch… Al schrijvend zie ik die vreemde wereld van toen heel duidelijk voor me, en beleef ik opnieuw de gevoelens van geborgenheid en vertrouwdheid van het veilig omheinde gezinsleven van die tijd, temidden van de ellende om ons heen.’
Zo mooi, ach, er zaten prachtige brieven tussen. Hartverscheurende, geestige, aandoenlijke, woedende, dicht op de huid geschreven brieven. Ja, er loopt veel verborgen talent rond in Nederland.
Bij alle verhalen staan de namen vermeld van de kinderen (dus bij vrouwen hun meisjesnaam), de leeftijd die ze hadden op het moment dat het verhaal zich afspeelt of hun geboortejaar als een fragment meerdere jaren beslaat, en, indien nodig om de verhalen beter te kunnen plaatsen, de provincie of plaats waar het zich afspeelde. Soms heb ik uit brieven meerdere fragmenten gebruikt, die in verschillende hoofdstukken passen. Waar nodig heb ik erbij vermeld dat het verhaal wordt vervolgd op een bladzijde elders in het boek.
Wat ontbreekt, is een hoofdstuk over school. Omdat school een onlosmakelijk onderdeel is van het dagelijks leven van kinderen, had dat hier zeker in gehoord, maar… De informatie hierover werd slechts in bijzinnen prijsgegeven en kan ik heel kort samenvatten tot: ‘het schoolgebouw werd gevorderd door de Duitsers / voor een gaarkeuken / door onze bevrijders, zodat we niet meer naar school hoefden.’ Dit werd meestal gevolgd door een zin in de sfeer van ‘Hiephoi!’, maar werd ook betreurd door de kinderen die eindelijk naar school mochten en door die omstandigheden veel hebben gemist in hun ontwikkeling. Verder werden scholen in de winter van 1944-1945 vaak gesloten vanwege de kou en het gebrek aan brandstof, een enkele keer werden de lessen voortgezet op uiteenlopende locaties, zoals een bakkerij, waar het nog warm was met de bakoven nabij. Soms werden er op school sinaasappels uitgedeeld die ter plekke moesten worden opgegeten, werden de kinderhoofdjes rijkelijk met ddt bepoederd tegen de luis of werden leerkrachten vervangen door nsb-onderwijzers. Op vrijwel alle scholen werden regelmatig rampoefeningen gehouden: onder de tafeltjes gaan zitten, in ordelijke rijen naar de kelder en veel zingen, ter afleiding.

Dit is geen geschiedenisboek. Het zijn de persoonlijke herinneringen van mensen aan een veelbewogen tijd, waarop een vergrootglas lag: door één verkeerde keuze (van jou, maar ook van je ouders) kon je voorgoed worden weggezet als slecht mens. Eén stap naar links of rechts kon gevolgen hebben voor de rest van je leven. Of het betekende eenvoudigweg de dood.
Zoals Anneke Mulder-Nauta schijft: ‘Alle kinderen, die deze verhalen lezen, wens ik toe: jullie zijn van na de oorlog, laat dit zo blijven!’

Juliëtte Eichholtz

I. Oorlogsdreiging en mobilisatie

Al halverwege de jaren dertig was er een zekere oorlogsdreiging, maar grote delen van de Nederlandse bevolking konden zich nog lange tijd vasthouden aan de geruststellende gedachte dat het land net als tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal was. Toch was er ook het besef dat het niet was opgewassen tegen een grote mogendheid als Duitsland én dat toenadering tot Frankrijk en Engeland de kans om buiten schot te blijven, zou verkleinen.
In het najaar van 1938 werden de eerste voorzorgsmaatregelen genomen. Op 26 september werden springladingen naar de bruggen gebracht en er werd al een ontruiming van Nijmegen voorbereid. De dagen hierna werd een groot deel van de strijdkrachten gemobiliseerd, met zo’n 70.000 man onder de wapenen. In de winter van 1938-1939 werden enkele bunkers gebouwd.
Op maandag 28 augustus 1939 werd officieel de mobilisatie afgekondigd. Vier dagen later, op 1 september, vielen Duitse troepen Polen binnen, waarmee de Tweede Wereldoorlog officieel begon. Op 3 september werd in de Staatscourant een ‘neutraliteitsproclamatie’ gepubliceerd, met een instructie voor het leger. Zo kreeg bijvoorbeeld de luchtartillerie verlof om op alle onbekende luchtdoelen te schieten.
Uit de brieven blijkt dat mensen er heel verschillend tegen aankeken en dit had natuurlijk zijn weerslag op de kinderen. Wanneer de ouders met grote ongerustheid op de situatie reageerden, waren de kinderen er ook niet gerust op, ook als het voor hen volstrekt onduidelijk was wat er nou feitelijk gebeurde.

Pieter Bruins, 11 jaar, Drenthe

Op 31 augustus was koningin Wilhelmina jarig en dat vierden we in 1939 in Uffelte met het traditionele dorps- en schoolfeest, met ’s morgens de optocht van muziekvereniging Concordia en versierde wagens. Ook ik hield me bezig met het versieren van een voertuigje: een melkkar van twee fietswielen. Toen de mobilisatie werd afgekondigd, hoorden we tot mijn grote teleurstelling dat het koninginnefeest niet doorging. Alles voor niks! Alle paarden en auto’s werden gevorderd omdat ze nodig waren voor ons leger. Van wat er echt in de wereld speelde, had ik geen weet. Een neef van mij moest ook ‘onder de wapens’. Dat was interessant, zo’n man in een militair uniform, met groene zwachtels om de benen (puttees) en een militaire muts op. Hij was bij de cavalerie, het paardenvolk, had hele verhalen en bracht soms houtsnijwerk mee, gemaakt door de soldaten bij wie hij was ingekwartierd. Ik vond het prachtig en knap, het waren duiven met een gespreide staart. We hadden nog niet zo lang een radio en daarop hoorde je elke week een soldatenprogramma. Verder had je Avro’s Bonte Dinsdagavondtrein, Peter Pech en op zondagavond Ome Keesie, een kinderhoorspel. Ik króóp bijna in het toestel, zo spannend vond ik het. Ik hoorde ook dat Duitsland Polen was binnengevallen, maar daar kon ik me geen voorstelling van maken.
Mijn neef nam wel eens kuch mee, een soldatenbroodje – uit die tijd is ook het soldatenliedje Rats, kuch en bonen, dat is het soldatendiner. Van de nsb had ik slechts een vaag begrip. Wat ik ervan wist en begreep, kwam vooral van onze overbuurman, Thijs ‘van Achteren’. Zijn zwager Hendrik was kennelijk aangesloten bij de nsb en die probeerde Thijs ook daartoe te bekeren. Thijs voelde daar niets voor en een gesprek daarover werd ten slotte dusdanig verhit gevoerd dat Thijs zijn zwager Hendrik met de mestvork stak: een kleine binnenlandse oorlog.
Er werden sirenes geplaatst om de bevolking te waarschuwen voor dreigend oorlogsgevaar. Verder werden er al met het oog op voedselschaarste distributiekaarten en -bonnen uitgereikt. In het begin stelde dat nog niet veel voor. Sterker nog: een hamsterverbod leidde eerder tot het aanleggen van (kleine) voorraden. Als eerste kwamen suiker en peulvruchten op de bon.
Je zag ook geregeld militairen oefenen en in het openbaar vervoer, de dabo-bus (Drentse Auto Bus Onderneming), kwam je geregeld militairen met verlof tegen. Zo gingen we de strenge winter van 1939-1940 in.

Jopie Van Zeijl, 10 Jaar, Zuid-Holland

Het plein in Wateringen stond vol soldaten, wachtend op busvervoer naar een legerplaats. Sommigen waren helemaal in uniform, maar velen droegen alleen een soldatenjasje of laarzen met puttees over hun gewone kleding. De oudere soldaten waren uit hun jasjes gegroeid. Het was alles bij elkaar een heel somber gezicht en een bijzondere, stille sfeer, met angstige vrouwen en huilende moeders.
Na enkele weken kwamen deze soldaten met verlof een paar dagen thuis in een goed passend uniform. In ons dorp werden soldaten ingekwartierd en het verenigingsgebouw werd een legerplaats voor de staf van Den Haag. ’s Avonds, als het donker was, werd geoefend met grote lichtstralen tegen het hemelgewelf. Dat was heel bijzonder om te zien. Verder bleef alles stil.

Pieter Veldhuisen, 9 Jaar, Utrecht

Hoe jong ik ook was, ik wist wel dat er oorlog was tussen Finland en Rusland vanaf november 1939. Veel mensen hadden sympathie voor de Finnen. Finland had een kleine bevolking, maar een goed en dapper leger dat zich veel op ski’s verplaatste, en men vond het laf van de Russen dat ze de Finnen aanvielen. Politiek ging aan mij voorbij, maar de actualiteit interesseerde mij, dus ik keek ook nog wel eens in de krant. De Finnen vochten tegen een enorme overmacht en boekten vaak succes – dat soort dingen ving ik op uit de verhalen die de grote mensen elkaar vertelden. Een slagerij op de Springweg (Johan van Rijn), die bekendstond om zijn lekkere worst, adverteerde met de tekst: ‘Weet u waarom de Finnen zo dapper zijn? Ze eten worst van Johan van Rijn!!’
Begin september werd onze school een aantal dagen gevorderd om Nederlandse militairen onderdak te verlenen. Wij hadden in die dagen geen school. ’s Avonds kwamen soldaten naar de nieuwbouwwijk Tuindorp, waar ze een groot zoeklicht op het grasveld installeerden. Daarmee konden ze in het donker vliegtuigen opsporen met een felle lichtbundel. Die militairen hadden ook een soort bestelauto’s met houten banken. De auto’s werden volgeladen met kinderen en de soldaten maakten tot groot vermaak van ons plezierritten door de nieuwe wijk. Een avond, het begon net te schemeren, klonk het geronk van een vliegtuigje. De soldaten Speurden met een felle lichtbundel het luchtruim af om het vliegtuig erin te vangen. Helaas mochten wij niet langer kijken, want het was bedtijd; vlug naar huis – waar we te horen kregen dat we te laat thuis waren.
Die mobilisatie was voor ons kinderen een geheimzinnige, spannende en avontuurlijke tijd. Ons beeld van nsb’ers was opmerkelijk. Zo liep ik met vriendjes langs een slootkant, waar vlakbij een nsb-familie woonde met oudere kinderen, die verstandelijk wat achterliepen. Wij vonden in het gras langs de waterkant enkele repen chocolade. Mede door de rare verhalen die we hoorden, bijvoorbeeld over een vijfde colonne [De vijfde colonne is een term die aangeeft dat er in een land of gebied bepaalde krachten zijn, die voor de vijand werken. De term suggereert een georganiseerde samenzwering die op aansporing van de vijand van binnenuit eventuele weerstand probeert uit te hollen. J.E.], lieten wij de repen liggen, want ze konden wel eens door die nsb’ers vergiftigd zijn!
Af en toe hoorden we zware ploffen van luchtdoelgeschut. Dan zag je in de blauwe hemel de rookwolkjes van ontploffende granaten — en soms de stip van een hoogvliegend vliegtuig waarop geschoten werd. Want Nederland was neutraal en als er een buitenlands vliegtuig werd ontdekt, kwam het luchtdoelgeschut in actie.

[...]

© 2010 Juliëtte Eichholtz en Uitgeverij Wereldbibliotheek bv

Uitgeverij Wereldbibliotheek

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum