Vannacht bij Athenaeum.nl, morgen in De Groene Amsterdammer: Marja Pruis over Ian McEwans Solar: 'een ambivalente leeservaring'.
De samenwerking tussen Athenaeum Boekhandel en De Groene Amsterdammer is versterkt: op de site van De Groene kunt u de besproken boeken direct bij Athenaeum kopen.
Vanaf de eerste zin van de nieuwe roman van Ian McEwan is duidelijk dat zijn hoofdpersoon een geval is. Even in mijn krakkemikkige vertaling: ‘Hij behoorde tot die klasse van mannen – een beetje nondescript, vaak kaal, klein, dik, slim – die onnoemelijk aantrekkelijk waren voor bepaalde mooie vrouwen.’ Een paar zinnen verderop heet hij ook ‘the Michael Beard of this time’, in wie die mooie vrouwen niet moe worden een genie te zien dat gered moet worden.
Nu scheelt het dat Beard een natuurkundige is die al op jonge leeftijd de Nobelprijs ontving voor een nieuw natuurwetenschappelijk inzicht dat zijn naam voorgoed verbindt aan die van Einstein. En dat hij zich ook wel graag laat redden, maar zich daarbij liever niet laat vastpinnen door één vrouw tegelijk. In het openingsdeel van de roman, we schrijven 2000, is hij 53, ruim zeven kilo te zwaar, en bezig aan de nadagen van zijn vijfde huwelijk, dankzij zijn dwangmatig vreemdgaan. Wetenschappelijk gezien staat hij al decennia stil, maar het geluk wil dat de wereld ten onder dreigt te gaan en zijn expertise zich beweegt op het gebied van de klimaatbeheersing. Met veel overheidssteun en navenant weinig inspiratie leidt hij een prestigieus instituut dat vooralsnog niet veel beter weet te verzinnen dan ieder huis te voorzien van een windturbine. Er lopen daar echter ook wat jonge, ambitieuze onderzoekers rond die Beard maar niet uit elkaar kan houden, maar eentje weet zich al gauw te onderscheiden van de horde. Niet alleen omdat hij koste wat kost zijn baas en grote voorbeeld wil overtuigen van zijn wereldreddende idee om zonlicht te gebruiken als nieuwe energiebron, maar ook omdat hij zich verlieft op Beards mooie vrouw Patricia. Maar voordat Beard daar achter komt – hij weet niet beter dan dat zijn Patricia uit wraak een affaire is begonnen met degene die hun huis heeft verbouwd – moet hij eerst nog mee op een poolexpeditie, om met eigen ogen te kunnen zien hoe erg het allemaal is met de beren en het ijs. Geen sinecure voor iemand met zijn hang naar voedsel, drank, seks, vergetelheid.
McEwan heeft deze roman vast grinnikend zitten schrijven, zich verkneukelend over zijn hoofdpersonage, hem langzaam klaarstomend voor een wagneriaanse ondergang. In 2009 is hij zo’n dertig kilo te zwaar en wordt hij achterna gezeten door schuldeisers, vrouwen en andere wraakzuchtigen. De zwelgende schaamteloze bedrieger denkt overal mee weg te kunnen komen sinds hij er in Oxford achter kwam dat hij zich als bèta-studentje binnen een week kon bijspijkeren in de letteren om indruk te maken op de poëtisch angehauchte meisjes, en dat dat vice versa nooit mogelijk is. Zijn zelf aangemeten superioriteitsgevoel maakt dat hij zich onaantastbaar waant, en drijft hem tot telkens brutalere zetten. Tegelijkertijd is hij voor de schrijver het ideale vehikel om allerlei tijdsverschijnselen – drammerige wetenschapsters die weigeren te erkennen dat vrouwelijke en mannelijke hersens verschillend zijn toegerust, hitsige media die elkaar nalullen, zijige kunstenaars die de wereld willen verbeteren, handige klimaatmaffiosi die marchanderen met gegevens – lekker politiek incorrect af te handelen.
Beard is een schurk, maar geen slechterik. Een zwakkeling die zolang zijn ballen maar worden gestreeld tegen al zijn voornemens in toch maar weer brult dat hij bereid is te trouwen. De ontzetting waarmee hij constateert dat vrouwen ook ná gedane zaken in pre-coïtaal gezwijmel blijven hangen, is gewéldig door McEwan opgeschreven. Zoals hele passages in deze roman zo domweg ongelooflijk goed geschreven zijn, scherp, slim, mooi, accuraat. Maar helaas ook te vaak te leuk bedoeld.
Drie factoren maken van Solar een ambivalente leeservaring. Allereerst de ironische distantie van de schrijver ten aanzien van zijn personage. Misschien is het een kwestie van smaak, de halve wereldliteratuur wordt immers bevolkt door gevallen, maar een roman die zo sterk leunt op drijfveren en psyche komt in een gekke spagaat terecht. Deze wordt vergroot door de intrige, die op het vermoeiende af kolderiek is, met een hoofdrol voor een losliggend kleed op een gladde vloer en een in scène gezette moordaanslag. Eigenlijk wilde ik vanaf dat moment niet verder lezen. Hij moet toch slimmer zijn dan dit, bleef ik – geheel in de geest van de vrouwelijke karakters in dit boek – tegen de klippen op denken, heilig vertrouwend op de genialiteit van de schrijver. Ten derde is er het onderwerp van de klimaatbeheersing. Aan één kant getuigt het misschien van prijzenswaardig maatschappelijk engagement als een schrijver zich verdiept in een specifieke tak van sport of wetenschap, om vervolgens met veel vertoon van kennis zogenaamd van binnenuit een nieuwe wereld te ontsluiten. McEwan doet dit wel vaker, en goed, maar nu wordt het toch een beetje een maniertje. En bij dit onderwerp vertilt hij zich ook nog eens. Er moet heel veel worden uitgelegd, om zo’n bèta-onderwerp ook voor romanlezers behapbaar te maken. McEwan neemt geregeld zijn toevlucht tot het weergeven van oeverloze gesprekken, en zelfs integrale toespraken. Deze moeten de indruk wekken dat het allemaal serieuze kost is, gestoeld op degelijke research. Tegelijkertijd, gezien de algehele satirische strekking van de roman, blijf je denken: sláát het allemaal wel echt ergens op, die uiteenzettingen over zon en water en fotosynthese. Een uiteindelijk even hardnekkige als ondermijnende gedachte, die de neiging vergroot hele stukken over te slaan. Zelfs de fenomenale slotzin, onheilszwanger en verzoenend tegelijkertijd, kan dan de roman niet meer redden.
© foto Keke Keukelaar