Leesfragment: Maar wel menselijk. Over J.J. Voskuils Mensenkinderen

27 september 2010 , door Lydia Dijkhuizen
| | | | | | |

Afgelopen 24 september ging in de Toneelschuur het toneelstuk Mensenkinderen in première, naar de enige theatertekst die J.J. Voskuil ooit geschreven heeft, en met onder andere Els Ingeborg Smits en Kees Hulst en in de regie van Mette Bouhuijs. We stuurden Voskuilfanaat Lydia Dijkhuizen naar de voorstelling, die 30 september in Amstelveen speelt en na een tournee begin 2011 in Amsterdam staat.

In de tragikomedie Mensenkinderen zien we een dag en een nacht uit het leven van een Amsterdams intellectueel echtpaar. Kibbelend vanaf het eerste moment dat we ze ontmoeten. Tijdens hun voortdurende strijd bevechten ze elkaar met maatschappelijke argumenten, principes en meningen. Als dan ook nog een bevriend echtpaar op bezoek komt, escaleren hun vijandelijkheden uiteindelijk tot een hilarische ruzie.

Mensenkinderen is het enige toneelstuk van de in 2008 overleden auteur J.J. Voskuil. Het is een buitengewoon vitaal, geestig, maar ook wrang stuk. Voskuil pur sang. Een humoristische typering van de jaren ‘70 en het academische milieu waar hij zo veelvuldig over schreef. Maar ook zonder zijn werk te kennen, is dit scherpzinnige stuk interessant om naar te kijken, want helaas zijn echtelijke wrijvingen van alletijden.

Spel: Els Ingeborg Smits, Kees Hulst, Cas Enklaar, Marian Mudder; tekst: J.J. Voskuil; regie: Mette Bouhuijs.

 

Twee jaar geleden overleed J.J. Voskuil, bij het grote publiek vooral bekend door zijn zevendelige romancyclus Het Bureau en het vuistdikke Bij nader inzien. Zijn oeuvre was breder: in de loop der jaren verschenen er onder meer wandeldagboeken, een bloemlezing uit het werk van dichteres Hanny Michaelis, en romans waarin Voskuil verhaalt over een aflopende vriendschap (Requiem voor een vriend) en zijn dementerende schoonmoeder (De moeder van Nicolien). Zijn enige toneelstuk, Mensenkinderen, is de komende maanden te zien in verschillende theaters.

In zijn werk is Voskuil zelf het belangrijkste personage. In verschillende interviews verklaarde hij te schrijven vanuit de behoefte om zijn eigen gedrag in kaart te brengen, en grip te krijgen op zijn omgeving. Dat hij met zijn boeken zo’n groot publiek wist aan te spreken, dankt de auteur vermoedelijk aan zijn vermogen om het menselijk gebrek - de kleinzerigheid en tekortkomingen, het onvermogen en de machteloosheid - haarscherp en trefzeker te verwoorden.

Voskuil koos zelden voor de ik-vorm. Hij creëerde de romanfiguur Maarten Koning om over zijn eigen gedrag en over zijn interactie met anderen te kunnen schrijven, zonder door te hoeven stoten naar Maartens brein.

Binnen de huid: persoonlijker en pijnlijker

In 2009 verscheen Binnen de huid. In dit boek koos Voskuil wél voor de ik-vorm. De titel is veelzeggend: alsof Voskuil eerder met gestrekte arm schreef, op afstand, en ditmaal dicht op de huid. Het maakt Binnen de huid het sleutelwerk van zijn oeuvre.

Het boek gaat over de periode tussen zijn studententijd en zijn lange carrière op het Meertensinstituut. Maarten en zijn vrouw Nicolien verhuizen naar Groningen, waar Maarten een betrekking als docent krijgt. Voskuil noemde deze periode in Groningen later in interviews de meest ongelukkige tijd in zijn leven. Binnen de huid ademt onrust, direct vanaf de eerste alinea van het boek:

‘Het examen was een armoedige vertoning. Vooral Springvloed deed zo gewichtig, dat ik me na afloop beschaamd en onvoldaan voelde. De dag daarop reed ik op de fiets naar Gorssel, waar Paul en Rosalie woonden. Door hard te rijden trachtte ik het gevoel van leegheid kwijt te raken. De heer doctorandus M. Koning. Ik lachte erom.’

In de hierop volgende scène beschrijft Voskuil de ontmoeting met zijn oude vrienden Paul en Rosalie. Maarten is plotseling nerveus, schreeuwerig, merkt bij zichzelf een gevoel van afkeer op, is te onrustig om te kunnen luisteren, voelt zich vervolgens triest en argwanend - binnen twee pagina's bevindt de lezer zich binnen de huid van Maarten.

Voskuil voltooide dit boek al in 1968. Het heeft dus jaren bij de auteur op de plank gelegen. Naar eigen zeggen liet Voskuil het aan verschillende vrienden lezen, en aan zijn uitgever van Oorschot, zonder te kunnen besluiten of hij het wel uitgegeven wilde zien. In interviews sprak hij erover:

‘Ik heb altijd bij mezelf gezegd: je kunt dat boek uitgeven wanneer je het kunt voorlezen. Dat was voor mij toentertijd een criterium. Ik kon Binnen de huid niet hardop voorlezen. Te aangrijpend.’

Na zijn dood zou zijn vrouw mogen beslissen over publicatie. Ze mocht het boek vernietigen, de publicatie uitstellen tot na haar dood, of ermee wachten tot de personen die in het boek voorkomen zouden zijn overleden (in al zijn boeken schrijft Voskuil over de relatie met zijn vrouw, in Binnen de huid speelt ook een andere verliefdheid, en dus een andere vrouw, een grote rol). Een half jaar na het overlijden van haar man bracht Lousje Voskuil het manuscript naar uitgeverij Van Oorschot. In de Volkskrant zei ze hierover:

‘Ik vind dat het Han toekomt dat het boek uitgegeven is, omdat het gewoon een verdomd goed boek is. En als het toch uitgegeven wordt, ben ik er liever zelf bij. Nu ben ik er nog om het te verdedigen.’

Op de vraag of Lousje samenvalt met Nicolien antwoordt ze bevestigend. ‘Maar ik verschijn alleen ten tonele als er wrijving is. Vanwege die liefdesaffaire bijvoorbeeld in Binnen de huid.’

Mensenkinderen: een tragikomedie van een nacht

Binnen het oeuvre van Voskuil staat het toneelstuk Mensenkinderen het dichtst bij Binnen de huid. Het stuk laat zich samenvatten als een uitsnede uit een huwelijk waarvan de echtelieden in een uitzichtloze patstelling tegenover elkaar lijken te staan.

Voskuil schreef het begin van de jaren tachtig, maar ook dit werk werd pas na zijn dood gepubliceerd (in Tirade nr. 424, oktober 2008).


Beeld van de voorstelling: Els Ingeborg Smits, Kees Hulst.

Actrice Els Ingeborg Smits las het stuk en zocht contact met Lousje Voskuil. Die gaf toestemming om Mensenkinderen op de planken te brengen. Regisseur Mette Bouhuijs was onder de indruk van de toneeltekst: ‘Het getuigt van groot talent dat Voskuil de eerste en enige keer dat hij voor het toneel schreef een buitengewoon gaaf, vitaal, geestig en wrang stuk afleverde.’ De acteurs gebruiken de letterlijke toneeltekst van Voskuil, inclusief de meest gedetailleerde regie-aanwijzingen. Neem bijvoorbeeld de scène waarin hoofdpersoon Karel, gespeeld door Kees Hulst, vier glazen wijn inschenkt: ‘Hij schenkt eerst een bodempje in zijn eigen glas, schenkt dan de andere glazen in en tenslotte ook het zijne.’

Afgelopen vrijdag ging Mensenkinderen in première. Het decor: een sobere huiskamer in jaren zeventig sfeer, met uitzicht op de Herengracht. Het publiek zag een tragikomedie over het leven van een echtpaar, dat in het eerste bedrijf al ruziënd wordt geïntroduceerd. Het hoofdthema is de voortdurende strijd binnen het huwelijk van deze Karel en Klaartje. Principes, maatschappelijke argumenten, meningen en gevoelens: alles wordt in de strijd gegooid om elkaar te bevechten. Als in het tweede bedrijf een bevriend echtpaar op bezoek komt, is de spanning om te snijden.


Beeld uit de voorstelling: Cas Enklaar, Hulst, Smits.

De avond verloopt moeizaam, om uiteindelijk te escaleren in een hilarische ruzie.

Wat setting, milieu en thematiek betreft is Mensenkinderen typisch Voskuil. Of je nu de romans, dagboeken of deze toneeltekst leest: de rode draad in het werk van Voskuil lijkt een studie naar menselijkheid. Zoals veel karakters uit Voskuils oeuvre zijn Karel en Klaartje niet bijzonder sympathiek, maar wel pijnlijk herkenbaar.
‘Niet zo’n aardige man dus,’ zegt Klaartje in het stuk, waarop Karel antwoordt: ‘maar wel menselijk.’

Zo leest de tekst. Terug naar vrijdag: hoe kijkt Mensenkinderen? Hilarisch. In het publiek zaten mensen zo hard te lachen dat stukjes tekst verloren gingen in het rumoer. De acteurs brengen hun tekst soms schmierend. Met name Kees Hulst geeft het stuk door zijn mimiek en gebaren een kluchterig accent. Klaarblijkelijk werkt dit bij veel mensen op de lachspieren. (Achter mij zat een man die net na aanvang ‘het is nu al gewéldig!’ riep.)

Van mij had het een onsje minder gemogen. Vermoedelijk had ik me makkelijker laten verleiden door de acteurs als ik niet kort van tevoren de tekst had gelezen. Ook zonder toneelvertolking is Mensenkinderen namelijk een sterke tekst. Tip voor de toeschouwer: reist u met trein of tram naar het theater, lees dan onderweg uw krant of een goed boek — maar laat Tirade nr. 424 thuis. En wie niet naar Amstelveen, Woerden, Tiel of Den Haag kan: lees dit stuk.


Beeld uit de voorstelling: Smits, Hulst.

Lydia Dijkhuizen is politicoloog en medewerker van Athenaeum Boekhandel.

De Toneelschuur

pro-mbooks1 : athenaeum