Leesfragment: Piet Paaltjens, de muzikale thriller

27 november 2015 , door Han Römer
| | | | | |

Sinds februari speelt de voorstelling Piet Paaltjens, een muzikale thriller, deze week staat hij in De Kleine Komedie. We spraken met regisseur Han Römer, keken mee bij de repetities en herlazen Paaltjens/HaverSchmidt.

Wanneer HaverSchmidt vlak voor zijn dood zijn leven overziet, beurtelings vrolijk, dan weer diep in de put, staat hij ineens weer oog in oog met personen uit zijn verleden. Toppunt is de ontmoeting met zijn alter ego Piet Paaltjens... een weerzien dat eindigt in een dodelijke omhelzing.

Piet Paaltjens is een eigentijdse en spannende voorstelling die gespeeld wordt door een verrassende combinatie van de acteur Porgy Franssen, de kleinkunstenaar Daniël Samkalden, de performer Theo Nijland, de bariton Maarten Koningsberger en de instrumentalisten Esther Steenbergen en Olga Franssen. Regisseur Han Römer verenigt deze verschillende disciplines in Piet Paaltjens.

Han Römer: HaverSchmidt is theater

Piet Paaltjens is een theatrale verwerking van de biografie van François HaverSchmidt en zijn personage. Wat maakte deze geschiedenis een voorstelling waard?
Daarvoor kwamen een aantal dingen bij elkaar. In de eerste plaats is het uitgangspunt Snikken en Grimlachjes, een bundeltje dat nog steeds staat, dat nog steeds gelezen wordt, dat zich een plek in onze literaire achtergrond heeft verworven. Het stond vroeger ook op de literatuurlijsten.
En dan kijk je wie dat nu eigenlijk heeft geschreven, en dan kom je op een raadselachtig pad. Het lijkt een pseudoniem, maar HaverSchmidt zelf heeft daar altijd een beetje raar over gedaan. Als je Paaltjens als alter ego ziet, dan ontstaat er ook een gekke tegenstelling tussen beiden: HaverSchmidt, bij publicatie van Snikken nog student in Leiden, werd dominee in Friesland, een heel ander figuur dan die studentikoze Paaltjens. Die tegenstrijdigheden alleen al — daar zit best een voorstelling in.
Dat besef is eigenlijk ontstaan bij een aantal mensen. Eerst de liedjes: Olga Franssen en Esther Steenbergen, gitaristen, wilden iets met Paaltjens' verzen. Die kwamen bij componist-theatermaker Theo Nijland, en langzamerhand werd het gezelschap groter, en het idee voor de voorstelling uitgebreider.

Daarmee is dat 'muzikale' verklaard, maar niet het 'thriller'-element.
Nee. Het is ook niet echt een thriller geworden, maar de elementen waren er wel: HaverSchmidt zelf pleegde zelfmoord, Paaltjens was niet zuinig met de zelfmoorden en gruwelijke doden in zijn gedichten, en in een vroeg stadium heeft HaverSchmidt Paaltjens in de ban gedaan. Was dat geen moord? Dat heeft hem niet in de koude kleren gezeten. Dat gegeven is uit te werken tot een thrillerachtige vraag: wie heeft wie vermoord? Dat is waarmee we bij de theaters langs zijn gegaan, maar toen moest de voorstelling eigenlijk nog helemaal gemaakt worden.
Oh, en ken je de geschiedenis rond Oera Linda? Dat heeft hij ook geschreven, samen met Eelco Verwijs en Cornelis over de Linden, al heeft hij het zijn leven lang ontkend. Onlangs is er bewijs voor aangedragen dat dat auteurschap toch wel bij hem ligt (Goffe Jensma, De gemaskerde god, 2003). Maar het was destijds al een rel, toen een Friese classicus, J.G. Ottema, het als een echt runenhandschrift, een echte geschiedenis van de Friese beschaving, beschouwde. Maar het was een kletsverhaal van jewelste, en het werd later ook bekend als vervalsing, en toen heeft die Ottema zelfmoord gepleegd, uit schaamte. Ook dat had deheer HaverSchmidt op zijn geweten. Als je dat allemaal optelt: die man ís theater.
Uiteindelijk laten we het ook tot een confrontatie komen tussen HaverSchmidt en Paaltjens: de een wurgt de ander. Het detective-achtige is eruit, het is nu een dubbelverhaal geworden. Een theatrale vertelling.

De voorstelling moest destijds nog gemaakt worden, en de spelers zijn ook zelf de makers, toch?
Inderdaad, in feite zaten we daar met vier makers bij elkaar. Theo Nijland en Daniël Samkalden zijn echte theatermakers, Maarten Koningsberger is in de eerste plaats zanger, en Porgy Franssen, de broer van Olga, is een acteur met een speciale allure. Mijn taak was om niet als traditionele regisseur te zeggen: jij komt daar op en zegt je tekst en je gaat daar af. Dit zou geen normale voorstelling worden, ik moest de uiteenlopende talenten samen brengen en op hun best laten zijn.
Dat verklaart ook waarom we zo lang hebben geworsteld met de teksten. We hebben schrijvers ingehuurd, maar uiteindelijk hebben we hun teksten links laten liggen en zelf de teksten geschreven. Eigenlijk heeft de groep de voorstelling zelf gemaakt, en die verantwoordelijkheid dragen ze tot nu toe. Ze werken tijdens de optredens door aan een nog betere voorstelling, en nu ik na een tijdje in het buitenland te hebben gezeten ze woensdag weer ga zien in De Kleine Komedie, ben ik benieuwd wat er veranderd is.

De tournee loopt op z'n einde. Wat nu?
Ik was al met wat andere dingen bezig, ik ben een druk baasje in het theater. Ik heb 101 Dalmatiërs, het boek van Dodie Smith, bewerkt tot een toneelstuk, dat dit najaar in première gaat. Ik zal volgende week Hitler spelen in Ik hield van Hitler en ik ga een sprookje dat ik ooit bewerkt heb tot minimusical op CD opnemen. En dit najaar sta ik op het podium met The Beatles - Here, There & Everywhere. En dus nog een paar keer Piet Paaltjens bekijken. Met weemoed, maar we hebben een leuke, grappige, ontroerende voorstelling gemaakt.

Piet Paaltjens live

Ook de moeite waard: de impressies die Esther Steenbergen op haar weblog publiceerde. Met o.a. een geluidsfragment met 'Hedwig'.

Piet Paaltjens herlezen

In boekvorm is Schrikken en Grimlachjes in een Salamander Klassiekeditie en in de Delta-uitgave van Marita Mathijsen en Dick Welsink verkrijgbaar...

... maar het werk is, net als veel ander werk van HaverSchmidt, ook beschikbaar bij DBNL. Het Oera Linda-boek is ook online in boekvorm en het 'manuscript' te raadplegen.

En als laatste lekkermaker: het gedicht dat het openingslied van de voorstelling werd:

De zelfmoordenaar

In het diepst van het woud
- 't Was al herfst en erg koud -
Liep een heer in zijn eentje te dwalen.
Och, zijn oog zag zoo dof!
En zijn goed zat zoo slof!
En hij tandknerste, als was hij aan 't malen.

‘Ha!’ dus riep hij verwoed,
‘'k Heb een adder gebroed,
Neen, erger, een draak aan mijn borst hier!’
En hij sloeg op zijn jas,
En hij trapte in een plas;
't Spattend slik had zijn boordjes bemorst schier.

En meteen zocht zijn blik
Naar een eiketak, dik
Genoeg om zijn lichaam te torschen.
Daarna haalde hij een strop
Uit zijn zak, hing zich op,
En toen kon hij zich niet meer bemorsen.

Het werd stil in het woud
En wel tienmaal zoo koud,
Want de wintertijd kwam. En intusschen
Hing maar steeds aan zijn tak,
Op zijn doode gemak,
Die mijnheer, tot verbazing der musschen.

En de winter vlood heen,
Want de lente verscheen,
Om opnieuw voor den zomer te wijken.
Toen dan zwierf - 't was erg warm -
Er een paar arm in arm
Door het woud. Maar wat stond dát te kijken!

Want, terwijl het, zoo zacht
Koozend, voortliep en dacht:
Hier onder deez’ eik is 't goed vrijen,
Kwam een laars van den man,
Die daarboven hing, van
Zijn reeds langverteerd linkerbeen glijen.

‘Al mijn leven! van waar
Komt die laars?’ riep het paar,
En werktuigelijk keek het naar boven.
En daar zag het met schrik
Dien mijnheer, eens zoo dik
En nu tot een geraamte afgekloven.

Op zijn grijnzenden kop
Stond zijn hoed nog rechtop,
Maar de rand was er af. Al zijn linnen
Was gerafeld en grauw.
Door een gat in zijn mouw
Blikten mieren en wurmen en spinnen.

Zijn horloge stond stil,
En één glas van zijn bril
Was kapot en het ander beslagen.
Op den rand van een zak
Van zijn vest zat een slak,
Een erg slijmrige slak, stil te knagen.

In een wip was de lust
Om te vrijen gebluscht
Bij het paar. Zelfs geen woord dorst het spreken.
't Zag van schrik zóó spierwit
Als een laken, wen dit
Reeds een dag op het gras ligt te bleeken.

1852

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum