Leesfragment: Sail Rome!

| |

Tweeduizend jaar geleden werd de Middellandse Zee intensief bevaren door schepen die de meest uiteenlopende ladingen vervoerden. Honderden tonnen graan werden wekelijks van Alexandrië in Egypte naar de haven van Ostia bij Rome vervoerd. De zeehandel bloeide. Vele schepen overleefden de reis niet. De wrakken, vaak nog beladen met handelswaar, leveren nu een schat aan informatie.
    Donderdag 24 juni opent in het Allard Pierson Museum de tentoonstelling Sail Rome! Schepen en havens in de Romeinse tijd. De tentoonstelling laat de koopvaardij in de Romeinse Keizertijd tot leven komen door middel van originele voorwerpen, scheepsmodellen en reconstructies. Aankomend weekend, op 26 en 27 juni, zal zelfs een nagebouwd Romeins schip aanmeren aan de steiger voor het museum. Tegelijkertijd verschijnt bij uitgeverij Athenaeum Polak & Van Gennep Sail Rome! De koopvaardij in de Romeinse tijd, geschreven door Fik Meijer, emeritus hoogleraar
Oude Geschiedenis aan de UvA en auteur van diverse boeken over de Oudheid, Mark Driessen, medewerker van het Amsterdams Archeologisch Centrum van de UvA en René van Beek, conservator van de tentoonstelling Sail Rome!. Deze Nacht kunt u er al het eerste hoofdstuk uit lezen, en alvast uw exemplaar bestellen.

 

VAN VLOT TOT BULKCARRIER

De vroegste scheepvaart vond reeds plaats in de prehistorie; de geschreven geschiedenis daarvan is dus helaas grotendeels in nevelen gehuld. Rond 6500 v.Chr. schijnen mensen per vlot of primitieve boot in het Nabije Oosten scheep te zijn gegaan en te zijn vertrokken in de richting van het Griekse eiland Kreta, waar ze ook zijn aangekomen. Uit de vroege Bronstijd (3500-2000 v.Chr.) stammen de oudste afbeeldingen van zeilschepen op aardewerk en scheepsmodellen van gebakken klei. Dat is, zeer in het kort, de oorsprong van de scheepvaart. Vanaf het derde millennium v.Chr. ontstonden in het oostelijke Middellandse Zeegebied militaire contacten en handelscontacten tussen Egyptenaren, Minoërs, Myceners en Phoeniciërs, zoals in 1960 bleek uit de vondst, voor de zuidkust van Turkije, van een koopvaarder uit de late Bronstijd (1300-1100 v.Chr.). De lading bestond onder meer uit baren koper. Het schip was vanuit het Oosten op weg naar Griekenland en is onderweg vergaan. Ruim twintig jaar later werd het beroemde Ulu Burun-wrak ontdekt, eveneens voor de zuidkust van Turkije. Dat handelsschip was rond 1400 v.Chr. uit een haven in het nabije oosten vertrokken met een lading aan boord bestaande uit zeer uiteenlopende zaken: hoofdzakelijk koperbaren, maar ook glas, aardewerk, wapens en gesneden ivoren en benen voorwerpen.


Reliëf op een Romeinse sarcofaag uit ca. 200 n.Chr. Twee grote vrachtschepen varen de haven binnen. Rechts een loodsbootje (?) en een havengebouw. (Collectie Allard Pierson Museum, Amsterdam.)

In de Griekse mythologie speelt de scheepvaart een belangrijke rol. Griekse bronnen bevatten prachtige verhalen, onder meer over afschrikwekkende monsters op de zeebodem, en Homerus beschreef in schitterende hexameters de zwerftochten over zee van de inmiddels legendarische Odysseus. De tocht van de Argonauten, die de Zwarte Zee verkenden en de Donau op voeren, werd veel later op schrift gesteld. Niet alleen in de mythologie was de zee belangrijk en alom aanwezig. De handelscontacten bloeiden op doordat transport van goederen en mensen kon plaatsvinden over het water, evenals militaire manoeuvres. De beroemde triremen, lichte en wendbare slagschepen die werden geroeid op drie niveaus, vormden in de vijfde eeuw v.Chr. een geducht wapen in de destijds veelvuldig voorkomende conflicten.

De Grieken voelden zich echte zeevaarders. Dit in tegenstelling tot de Romeinen, van huis uit landrotten die de zeeën nooit met veel liefde, nooit echt voor hun plezier, hebben bevaren. Handelstransporten over water waren voor de Romeinen evenwel van levensbelang door de bevolkingstoename in Italië; daarnaast beschikten zij al snel ook over een aanzienlijke oorlogsvloot. Die laatste was noodzakelijk voor het eerste, en vooral in het begin van de Romeinse keizertijd werd er dan ook veel aandacht aan besteed. Twee belangrijke havens in Italië, Misenum aan de westkust in de baai van Napels en Ravenna aan de oostkust, vormden de uitvalshavens voor de oorlogsgaleien waarmee de rust op zee werd gehandhaafd. Die vrede op zee stimuleerde de overzeese handel: transport van vooral levensmiddelen en luxegoederen nam sterk toe. Over de hele Middellandse Zee liep een uitgebreid netwerk van handelswegen die bevaren werden door vrachtschepen: de naves onorariae, ofwel lastschepen.


Reliëf met een man die een corbita (koopvaardijschip) bestuurt. Marmer, Carthago, ca. 200 n.Chr. (collectie British Museum, Londen)

Onderwaterarcheologie

Een belangrijke bron van informatie over antieke schepen en hun lading is de onderwaterarcheologie, het ‘graven onder water’. De eerste belangwekkende vondsten werden gedaan in het oostelijke Middellandse Zeegebied. In het begin van de twintigste eeuw haalden sponzenduikers voor de kust van Mahdia (Tunesië) en bij het Griekse eilandje Antikythera enkele fraaie sculpturen, kandelabers, zuilfragmenten, architraven en talloze kleine beeldjes naar boven.

Het is inmiddels algemeen bekend dat de bodem van de Middellandse Zee vol ligt met scheepswrakken uit de oudheid. Al in 1928 noemde de archeoloog Salomon Reinach die zeebodem het rijkste museum van oudheden. Aanleiding voor deze opmerking was de vondst van een gigantisch beeld van de god Zeus. Nu is dat ‘museum’ grotendeels toegankelijk geworden voor persluchtduikers, en voor ons, want er is inmiddels veel boven water gekomen. Duizenden amforen zijn geborgen uit scheepswrakken. Het onderzoek onder water heeft een belangrijke impuls gekregen door toedoen van de beroemde Fransman Jacques Cousteau, die vanaf 1948 de Middellandse Zee bereisde (lees zijn prachtige verslag daarvan, Le Monde du Silence) en op zijn ontdekkingstochten bij de Franse zuidkust twee met amforen geladen Romeinse vrachtvaarders ontdekte. Tegenwoordig gaan onderwaterarcheologen soms zelfs in kleine onderzeeërs met sonar en camera’s op onderzoek naar wrakken. Soms werden, en wórden, in een scheepswrak zeldzame beeldhouwwerken en kostbare bouwmaterialen gevonden. De Romeinen haalden die (of roofden ze) uit Griekenland en Klein-Azië om er hun hoofdstad mee te verfraaien. Die ‘kunstwrakken’ trekken nog altijd de meeste aandacht, maar ze vallen getalsmatig in het niet bij de talrijke handelsschepen, soms gevuld met duizenden amforen vol wijn, olijfolie of vissaus (garum).


Twee amforen. De liggende amfoor was bestemd voor olijfolie, de staande amfoor voor vissaus. Aardewerk, Romeins Spanje, 100-400 n.Chr. (Collectie Allard Pierson Museum)

Graanschepen zijn er tot nu toe niet teruggevonden, waarschijnlijk omdat hun lading niet zwaar genoeg was om ze in de zeebodem vast te drukken. Graan ging bovendien rotten in zee, wat desastreuze gevolgen had voor het scheepshout. Van oorlogsschepen zijn eveneens alleen fragmenten aangetroffen. Om voor de hand liggende redenen waren ze licht; ze zijn veelal door paalwormen en andere micro-organismen opgevreten.

 

Romeinse schepen

Scheepsbouwers waren praktisch ingesteld en natuurlijk ook gedwongen de houtsoorten te gebruiken die voorhanden waren. Grenen-, dennen- en cederhout was heel populair. De kielbalk van eikenhout en de spanten werden met planken (huidgangen) bekleed, die men vervolgens met pen-en-gatverbindingen aan elkaar bevestigde. Daarna werd de binnenruimte van het schip gebouwd en ingedeeld. Ter bescherming tegen onder andere boormossel werden de scheepshuid en de kiel soms met lood bekleed. Kenmerkend voor de grote vrachtschepen is de ronde bootvorm (waar dus veel lading in kon) met een omhoog krullende voor- en achtersteven, die lijkt op die van de Minoïsche schepen uit het tweede millennium v.Chr.

 


Terra sigillata-scherf uit Vechten waarop een schip van het liburna-type is ingekrast. Eerste eeuw n.Chr. (Collectie Archeologisch Bouwhistorisch Centrum, Utrecht).

Naast de imposante vrachtschepen waren er ook kleinere snellere schepen, de zogenaamde liburnen. Hun variant op de ronde boogvorm kende een voorsteven met een naar voren stekende punt. Deze vooruitstekende kielbalk lijkt op een scheepssneb, het aan de voorsteven vastzittende stuk hout dat bedoeld is om vijandige schepen te rammen en zo lek te steken. Het voordeel van een naar voren uitstekende kielbalk lag in het feit dat een schip dat bij gebrek aan een kade op het strand moest aanleggen door de balk meer stabiliteit had. De kielbalk boorde zich als het ware in het zand. Meestal was een dergelijk Romeins schip uitgerust met twee stuurriemen. Ze hadden natuurlijk ook ankers. Die bestonden uit een houten ankerschacht en een loden ankerstok, die ervoor zorgde dat het anker in een goede stand neerkwam, zodat de houten punten zich in de bodem van de zee konden boren. De metalen ankerstok bevond zich aan de bovenzijde van de houten schacht en had twee even lange armen met in het midden een gat waarin de schacht paste. Er zijn ankerstokken gevonden van ruim vier meter lang, met een gewicht van meer dan vijftienhonderd kilo. (...)


Gereconstrueerd anker, hout en lood. (Collectie Allard Pierson Museum, Amsterdam)

© 2010 Fik Meijer, Mark Driessen en René van Beek
Afbeelding zijn afkomstig van de tentoonstelling Sail Rome! Schepen en havens in de Romeinse tijd. De expositie is van 25 juni tot 23 augustus te bezichtigen in het Allard Pierson Museum, di-vr van 10.00-17.00 uur en za-zo van 13.00-17.00 uur.

Athenaeum - Polak & Van Gennep

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum