Leesfragment: Vaticanië

27 november 2015 , door Stijn Fens

12 november wordt Stijn Fens' Vaticanië gepresenteerd bij Athenaeum Boekhandel. Vanavond kunt u al de inleiding lezen en uw exemplaar reserveren.

Het is de kleinste staat ter wereld en tegelijkertijd het bestuurscentrum van de rooms-katholieke kerk: Vaticaanstad. Er wonen maar vijfhonderd mensen, maar die zijn wel 'de baas' over één miljard katholieken. Het Vaticaan is beroemd om zijn prachtige kunstschatten. Maar wat gebeurt er werkelijk achter al die grote ramen en hoge muren?

Stijn Fens neemt de lezer mee naar binnen, door de statige vertrekken van de paus, op een fascinerende ontdekkingsreis door het Vaticaan. Waar haalt deze piepkleine staat zijn inkomsten vandaan? Waarom verbergt de Zwitserse garde een busje pepperspray onder haar kleurrijke sokken? Wat is het lievelingsgerecht van de paus? En haalt het Vaticaan 2084?

Vaticanië gaat over zwarte en witte rook, kardinalen en bisschoppen, pauselijke mijters en pontificale schoenen. Naast een schat aan informatie biedt het boek ook een verslag van Stijn Fens' persoonlijke fascinatie voor het Vaticaan en zijn bewoners.

Inleiding

We deelden een verlangen. Ik en 250.000 andere mensen op het Sint-Pietersplein op die warme oktoberavond in 1978. Wij wilden een nieuwe paus. Ik was twaalf jaar oud en stond met mijn broer en zus zo’n honderd meter onder het middenbalkon van de Sint- Pieter. Ondanks de mensen massa om ons heen was het een intiem gebeuren. Naast mij stond een Ier. Toen we al enige tijd op het plein stonden klapte hij een stoeltje uit, ging daarop zitten en begon te midden van al die mensen een appel te schillen. Mijn ouders en mijn andere broer stonden met mijn Romeinse oom en tante bij de obelisk, meer naar achteren. Daar zouden we elkaar later weer treffen.
Wij wilden die maandagavond een nieuwe paus, en die kregen we ook. Ik herinner me dat het al donker was toen uit de schoorsteen van de Sixtijnse Kapel de witte rook kwam. Nou ja, wit – het was eigenlijk meer grijs, en daarom was het volstrekt onduidelijk of de kardinalen een keus hadden gemaakt. Niet veel later zwaaiden de balkondeuren open, een kruis werd zichtbaar en even later een kardinaal. Het bewijs dat het gelukt was. Die kardinaal kwam ons vertellen dat er een nieuwe paus was gekozen en ook hoe die heette. De naam kon ik niet verstaan. Om me heen hoorde ik ‘Bologna, Bologna’, dus ik dacht dat de nieuwe paus daarvandaan kwam. Het bleek Pologna te zijn: het was een Pool. Even later verscheen hij op het balkon. Zo uit de verte een klein oud mannetje met een voor mij onverstaanbare toespraak. Toen ik een krant in mijn hand gedrukt kreeg met zijn foto, bleek het een lange, vitale man. Karol Wojtyla, aartsbisschop van Krakau, en hij had de naam Johannes Paulus ii aangenomen.
Toen wij naar mijn ouders terugliepen, keek ik nog een keer om naar de kapel in de verte, waar het magische schouwspel dat conclaaf heet had plaatsgevonden en dat vanavond zijn finale had beleefd op het op één na mooiste plein ter wereld. We vonden de rest van de familie vrij snel in de buurt van de obelisk. Behalve mijn moeder, die was naar het toilet. Daar moest ze in het buitenland veel vaker naartoe dan thuis. Mijn vader en ik bespraken de bijzondere gebeurtenissen van die avond. Nou ja, bespraken – ik bestookte hem met vragen. Mag een kardinaal nee zeggen als de anderen hem tot paus kiezen? En als hij nou overlijdt voordat hij ja heeft kúnnen zeggen, is hij dan toch nog paus geworden? Nadat mijn moeder zich weer bij ons had gevoegd liepen we terug naar het hotel. Het was alsof bij mij de bliksem was ingeslagen. Plotseling wist wat ik met mijn leven wilde. ‘Later wil ik als journalist een conclaaf verslaan,’ zei ik tegen mijn vader, en ik gaf hem een hand.

Bijna zevenentwintig jaar later is het zover. Johannes Paulus ii is na een lang ziekbed, dat hij, acteur als hij was, deelde met de hele wereld, overleden en ik mag namens het rkk en de kro aan de televisiekijker proberen uit te leggen wat er in Rome gaande is. Dat valt nog niet mee. Eigenlijk ben ik nog nooit ‘over de lijnen gegaan’ (live op televisie), en ik kom in het begin onzeker over. We hebben één groot geluk: de Nederlander Karel Kasteel is decaan van de Apostolische Kamer en is nauw betrokken bij de begrafenis van Johannes Paulus ii en de keuze van de nieuwe paus.
De dag na het overlijden van de paus interview ik Kasteel. De monseigneur ontvangt ons in zijn appartement, gelegen boven het befaamde Caffè San Pietro aan de Via della Conciliazione. Hij maakt een gehaaste indruk. Net nog heeft hij de pauselijke appartementen leeggeruimd en verzegeld, en over een uur moet hij alweer afreizen naar het pauselijke buitenverblijf in Castel Gandolfo, om daar hetzelfde te doen. De overleden paus ligt inmiddels opgebaard in de Sala Clementina in het Apostolisch Paleis waar alleen kerkelijke en wereldlijke hoogwaardigheidsbekleders worden toegelaten. Gewone stervelingen mogen een dag later uren in de rij gaan staan om in de Sint-Pieter afscheid te nemen. Voor we beginnen, schenkt de monseigneur een glaasje rosé in (‘Dat praat wat gemakkelijker’) en laat mij een bijzonder cadeau zien dat hij van de secretaris van de Poolse paus heeft gekregen: ‘Een zakdoek van de Heilige Vader.’ Hij heeft er ook een van Pius xii.
Als het interview klaar is zeg ik hem dat ik graag op een wat meer persoonlijke manier van de paus afscheid zou nemen. Kan hij mij niet naar de Sala Clementina brengen? ‘O, dan moet ik even bellen.’ Het kan, en voor ik het weet loop ik achter Kasteel aan door het Vaticaan. Kasteel kent de weg en opent deuren alsof hij door zijn eigen huis loopt. Na heel wat gangen en Zwitserse gardisten die voor ons in de houding schieten, komen we uit op een groot plein dat we schuin oversteken. We gaan het Apostolisch Paleis binnen en worden door Kasteel een ruime lift in gedirigeerd. Een bediende met witte, fluwelen handschoenen drukt op het knopje van de tweede verdieping. Ik hoop dat we er lang over doen om boven te komen: dit is de mooiste lift waar ik ooit in ben geweest. Naast mij staat een kardinaal in het gezelschap van een jonge priester. ‘Dit is een heel bijzondere kardinaal,’ zegt Kasteel. ‘Hij was lang in ons land.’
Ik kijk die bijzondere kardinaal nog eens goed aan en dan herken ik hem: Angelo Felici, pauselijk nuntius in Den Haag tijdens de woelige jaren zestig toen de Nederlandse kerk dacht dat zij de toekomst had. Een toekomst vol getrouwde priesters en vrouwen op het altaar, maar Felici stond pal voor de traditie van de kerk. Als blijk voor waardering voor zijn standvastigheid werd hij kardinaal. Nu gaat hij afscheid nemen van de paus die daarvoor heeft gezorgd.
Als we de lift uit stappen laten we Felici achter ons en komen we in lange gang terecht met prachtige plafondschilderingen en hoge ramen. Bisschoppen en kardinalen lopen er heen en weer, terwijl ze gepassioneerd met elkaar converseren. De stemming is ontspannen, bijna vrolijk. In de verte kan ik door de zijingang van de Sala Clementina, Johannes Paulus ii al zien liggen. Om de hoek staat de rij die via de hoofdingang de zaal naar binnen gaat. Maar nog voordat we ons daarbij kunnen voegen, duwt Kasteel me via de zijingang, tegen de looprichting in, de ruimte binnen.
Voor ik het weet sta ik voor het levenloze lichaam van Johannes Paulus ii. Even weet ik niet goed wat ik moet doen. Ik fluister een Weesgegroet en kijk naar de baar. Hij ligt enigszins gekanteld, een beetje op zijn zij, en draagt een rood kazuifel. In zijn rechterhand ligt de bekende staf met het crucifix en hij heeft een witte mijter op. Die sluit niet goed aan op zijn hoofd. Aan zijn gezicht zie je dat de doodsstrijd hevig moet zijn geweest.
De baar waarop hij ligt, loopt schuin af. Om te zorgen dat hij er niet af valt is aan het voeteneinde een houten plankje gemonteerd. Het is niet een heel mooi plankje. Aan de randen is het versleten. Het misstaat in de omgeving waarin ik me bevind. Prachtige fresco’s, in zulke felle kleuren dat ze namaak lijken, kardinalen in vol ornaat die af en aanlopen en vrouwen in het zwart met een voile voor die intens bidden bij de baar van de overleden pontifex. En dan een plankje dat je in Nederland bij elke Gamma vestiging kunt laten zagen.
Ik loop verward weg, met dat plankje nog in mijn hoofd. Het stelt me eigenlijk wel gerust. In deze heilige ruimtes, waar je nauwelijks durft te lopen, werken mensen.Mensen zoals u en ik,met dromen en ambities, met verdriet en teleurstellingen, en met af en toe een dag waarop je een lelijk plankje aan het voeteneinde van een dode paus bevestigt. Over de wereld waarin deze mensen dag in, dag uit verkeren en waar je niet gemakkelijk binnenkomt, gaat dit boek.

Copyright © 2010 Stijn Fens / Athenaeum—Polak & Van Gennep,  Singel 262, 1016 AC Amsterdam
Copyright foto © 2010 Catherine Hermans

Athenaeum - Polak & Van Gennep

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum