Leesfragment: Verwende prinsesjes

27 november 2015 , door Elma Drayer

28 oktober wordt in Spui25 Elma Drayers nieuwe boek Verwende prinsesjes. Portret van de Nederlandse vrouw gepresenteerd. Vanavond kunt u al enkele pagina's lezen en uw exemplaar reserveren.

Elma Drayer ontrafelt in Verwende prinsesjes een aantal sprookjes waarin Nederlandse vrouwen collectief geloven. Jonge meisjes gaan massaal gebukt onder de ‘seksualisering van de samenleving'. Werkende moeders hebben het héél erg zwaar. Crèches zijn slecht voor de kinderziel. Islamitische hoofddoekjes moet je zien als onschuldige lapjes stof. Emancipatie betekent vooral ‘keuzevrijheid'. En vrouwen zijn eigenlijk verfijndere wezens: als vrouwen het voor het zeggen hadden gehad, dan was de kredietcrisis nooit uitgebroken.

1
Het sprookje van de perfecte moeder

[...]

De moeders onder [de Nederlandse vrouwen] gebruiken uiteraard vooral hun kinderen als excuus.
‘Het moederschap,’ schrijft de Werkgroep Moeders op zijn site, ‘is een veelzijdig beroep dat tal van aspecten omvat, zoals baby-, peuter-, en kleuterverzorging, voeding, gezondheid en de behandeling van ziektes, ehbo en voorts het de kinderen bijbrengen van diverse praktische en sociale vaardigheden.’ Dit vraagt ‘inzicht in de ontwikkelingswetmatigheden van kinderen’ en ‘pedagogische intuïtie’. De moeder dient bovendien ‘breed georiënteerd’ te zijn. Zij moet haar kind immers ‘steeds een stapje voor blijven in zijn ontwikkeling’. Vanwege deze zware verantwoordelijkheden heeft elke Nederlandse moeder recht op ‘moederloon’ tot haar jongste kind achttien jaar oud is.
Natuurlijk, de Werkgroep Moeders behoort tot de fanatiekste verdedigers van het thuisblijfmoederschap. Maar hun redenering klinkt door bij de vele pleitbezorgers van het anderhalfverdienersmodel. Ook zij beroepen zich graag op ‘het belang van het kind’.
Het is een argument dat, met permissie, nogal op de lachspieren werkt – althans als je de feiten ernaast legt. Het doorsnee hedendaagse Nederlandse gezin telt op dit moment precies 1,7 kind. En het doorsnee hedendaagse huishouden stelt, anders dan vijftig jaar geleden, niets meer voor. De grote schoonmaak is afgeschaft. Huishoudelijke apparatuur, een rijk aanbod van gemaksvoedsel in de supermarkten, kant-enklare kleding – het behoort al decennia tot de standaardgeneugten. Zelfs de allertoegewijdsten onder ons kunnen hooguit twee, drie uur per dag kwijt zijn aan klusjes binnenshuis. Toegegeven, een dreumes of peuter neemt je nogal in beslag. Maar als je kind de kleuterleeftijd heeft bereikt, rijgen de lege uren zich aaneen. Hoezo het moederschap een veelzijdig beroep? Hoezo een dagtaak?
Bij een vrouw die zo redeneert dient het moederschap, bewust of onbewust, als haar levensvervulling. Het kind moet doel en zin verlenen aan haar bestaan. Omgekeerd acht zij zichzelf blijkbaar onmisbaar. Maar waarom eigenlijk?
Nog nooit is aangetoond dat een in liefde opgroeiend kind getraumatiseerd raakt als het ook met andere verzorgers in aanraking komt. Een kind is doorgaans niet van porselein. De moederband evenmin.
In Frankrijk, België en de Scandinavische landen is professionele kinderopvang inmiddels volstrekt vanzelfsprekend. (Zelfs in Duitsland zijn de opvattingen aan het schuiven, notabene dankzij een christen-democratische minister met zeven kinderen. Je bent geen Rabenmutter meer als je werkt.) En voor zover mij bekend zijn Franse, Belgische of Scandinavische kindertjes in doorsnee niet neurotischer, verwaarloosder, onverzorgder, dommer of lastiger dan die van ons. Toch blijft Nederland ervan overtuigd dat moeders hun kinderen tekortdoen als zij er niet zelf bovenop zitten.
Neem het debat zoals zich dat enkele jaren geleden ontspon over de naschoolse opvang. In september 2005 stelde Jozias van Aartsen, toenmalig fractieleider van de vvd, het voorstel aan de orde tijdens de algemene beschouwingen. Basisscholen, vond hij, moesten ook buiten de lesuren hun leerlingen opvang bieden. Dat zou de ‘arbeidsparticipatie’ van vrouwen ten goede komen. De fractieleider was nog niet uitgesproken of de minister van onderwijs, de premier, de scholenkoepels en de onderwijsbonden vielen over hem heen. De ene belangenbehartiger noemde het voorstel ‘te zot voor woorden’, de andere haalde de term ‘dumpen’ nog maar eens van stal. ‘De school,’ sprak toenmalig cda-minister Maria van der Hoeven streng, is geen ‘oppascentrale’. Uit een opiniepeiling bleek dat de meerderheid van de Nederlanders (70 procent) het roerend met haar eens was: van de kameraden der sp ter linkerzijde tot de mannenbroeders der sgp ter rechterzijde.

Dat het voorstel uiteindelijk toch door de Tweede Kamer kwam, mag een wonder heten. Maar vanzelfsprekend is professionele kinderopvang nog bij lange na niet. Daarvoor zit de weerzin te diep. Hoe onwaarschijnlijk hoog de rol van de Nederlandse moeder wordt ingeschat, blijkt ook uit de manier waarop echtscheidingen verliepen – althans tot voor kort. Tot ver in de jaren negentig kreeg zij met grote vanzelfsprekendheid de voogdij over de kinderen toegewezen, waarna de vader aan haar welwillendheid was overgeleverd. Frustreerde de moeder de omgang, dan stond hij machteloos.
Wat in bijvoorbeeld Scandinavische landen al heel lang geldt als immoreel – kinderen beroven van hun vader – was hier volstrekt geaccepteerd. Het inzicht dat een echtscheiding meemaken erg is, maar een van je ouders kwijtraken nog veel erger, vond nauwelijks weerklank. Ook feministen kon je in alle ernst horen beweren dat een kind heus geen vader nodig had. Wij geweldige moeders konden het heel best in ons eentje af.
Vooral onder druk van lobbyclubjes als de Dwaze Vaders veranderde dat. In 1998 werd een nieuwe echtscheidingswet van kracht: voortaan behielden beide ouders na de breuk het gezag over hun kinderen – tenzij daar zwaarwegende argumenten tegen pleitten. In de praktijk sorteerde de nieuwe wet weinig effect. Een decennium later bleek dat nog steeds één op de vijf echtscheidingskinderen de andere ouder (meestal de vader) nimmer zag. En dat liefst één op de drie ‘slecht contact’ met hem had. Tienduizenden kinderen die vaderloos opgroeien – het was ook nog eens in strijd met artikel 9 van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind, door Nederland van harte ondertekend.
In maart 2009 trad de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding in werking. Echtbrekers met kinderen moeten voortaan eerst een ‘ouderschapsplan’ ondertekenen, waarin ze de omgang met hun nageslacht fatsoenlijk regelen. Het is een veelbelovende poging om de oer-Hollandse moederalmacht te breken. Maar de échte verandering moet natuurlijk elders plaatsvinden: in de hoofden en de harten van de moeders zelf.
Vanuit historisch perspectief is de gewichtige rol die mijn medemoeders zichzelf toekennen een volstrekte noviteit. Of ‘het belang van het kind’ er werkelijk mee gediend is, lijkt me de vraag.
Tot ver in de twintigste eeuw hoorden kinderen er gewoon bij. Je kreeg ze, of je kreeg ze niet. Zat er een tussen die wat minder perfect was uitgevallen, dan had je pech. Tijd om je daar druk om te maken ontbrak sowieso. Daar zorgden die andere kinderen én dat arbeidsintensieve huishouden wel voor.
Het 1,7 zeer gewenste, bewust geplande kind van nu daarentegen mag niet tegenvallen. Dat móét wel leuk, slim, en talentvol zijn. Zeker voor een vrouw die de zin van haar bestaan uitsluitend zoekt in het moederschap. Ongemerkt wordt zo’n kind een enfant roi: het belandt in het gezin op de troon.
De huidige opvoedhysterie heeft daar in mijn ogen alles mee te maken. Het grootbrengen van kinderen, welbeschouwd de normaalste zaak van de wereld, is immers tot op het bot geproblematiseerd geraakt. Bij de geringste rimpeling wordt naar lotgenoten gezocht op internet, gebeld naar de pedagogenlijn, de ouderschapscoach geraadpleegd. En de overheid gaat er gewillig in mee. Overal in het land zijn Centra voor Jeugd en Gezin verrezen waar je professionele ondersteuning kunt bekomen.
Niet toevallig steeg het aantal kinderen met erkende aandoeningen het laatste decennium spectaculair – vraag maar aan de leerkrachten in het basisonderwijs. Hun klassen zitten vol ‘probleemleerlingen’. Dat was vroeger vermoedelijk niet anders, maar nu heet een kind zonder taalgevoel dyslectisch, krijgt een rusteloze kleuter de diagnose adhd, moet een teruggetrokken meisje wel een autistische stoornis hebben, en is dat matig presterende jochie eigenlijk hoogbegaafd.
Niemand meer die hardop durft te zeggen dat dit stuk voor stuk aandoeningen zijn waarmee je ook onbehandeld heel best op je pootjes terecht kunt komen. En vooral: dat te veel aandacht voor de kinderziel weleens net zo schadelijk zou kunnen zijn als te weinig.

Het zou helpen als moeders hun eigen rol relativeerden. Want hoezo? De moederlijke invloed is groot, en tegelijkertijd slechts een uit vele.
Een baby is geen tabula rasa, geen blanco kleitablet dat je naar believen kunt volschrijven. Een baby is evenmin een kant-en-klaar boek waaraan niets meer valt toe te voegen. Mensen zijn niet uitsluitend het product van hun opvoeding, noch de machteloze slaaf van hun genen. Daar zorgt de wisselwerking tussen karakter, intelligentie en aanleg enerzijds, en de sociale omgeving, culturele opvattingen, en toevallige gebeurtenissen anderzijds wel voor. Al deze elementen beïnvloeden, versterken en verzwakken elkaar, op uiterst complexe wijze.
Voorop staat de onvoorwaardelijke liefde. Net als gezond eten, op tijd naar bed, een warme muts als het buiten koud is. Uiteraard dient elk machtsmisbruik – van de corrigerende tik tot regelrechte mishandeling – te allen tijde taboe te zijn. Maar verder?
Klare grenzen, ferm nee zeggen op z’n tijd, hier wat schuren, daar wat schaven, proberen zelf het goede voorbeeld te geven, vertrouwen op je intuïtie – het is al wat er op zit. En falen doen we allemaal. De fouten die je wilde vermijden (‘Dit zal ik later nóóit doen’) verruil je voor nieuwe fouten. Volmaakt moederschap bestaat niet. En dat is helemaal geen ramp. Het besef dat je een weliswaar voorname, maar niet de exclusief vormende factor bent in het kinderbestaan, zou een hele geruststelling moeten zijn. Het zou de moeder tot enige nederigheid kunnen verleiden omtrent haar eigen rol.
Daar zou ze trouwens niet alleen zichzelf, maar ook haar kind een groot plezier mee doen. Van jongs af aan weten dat er tomeloos veel van je wordt gehouden, maar dat jij niet het middelpunt bent van het universum – het kan voor geen enkel kind kwaad. Kinderen zouden zich moeten aanpassen aan hun ouders. En niet, zoals nu gebeurt, andersom.
Ik deelde mijn moeder met een veeleisend huishouden. Mijn dochter deelde mij met een veeleisende baan. Dat was voor haar niet dramatisch slechter, niet dramatisch beter. Dat was zoals het behoort te zijn.

Copyright © 2010 Elma Drayer
Copyright foto © Bert Nienhuis

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum