Leesfragment: Voorwaarts en vergeten

27 november 2015 , door Liesbeth van de Grift

Op 9 september verschijnt van Liesbeth van de Grift Voorwaarts en vergeten. De overgang van fascisme naar communisme in Oost-Europa, 1944-1948. Vanavond kunt u reeds de inleiding voorafgaand aan dit werk lezen, en uw eigen exemplaar reserveren.

Communistische partijen in Midden- en Oost-Europa zagen met de komst van het Rode Leger in 1944-1945 hun kans schoon. Ze grepen binnen korte tijd de regeringsmacht, schakelden politieke tegenstanders uit en ontdeden het staatsapparaat van ‘ongewenste elementen’.
Maar wie waren precies die ‘ongewenste elementen’? Ontsloegen de communisten werkelijk al het oude personeel, zoals vaak wordt beweerd? Waar haalden zij dan zo snel nieuwe en geschikte mensen vandaan? Met andere woorden, was er wel echt sprake van een radicale personele breuk na 1945?

Liesbeth van de Grift zocht het antwoord op deze vragen in de communistische archieven in Berlijn en Boekarest. Ze laat in dit boek zien dat Duitse en Roemeense communisten politieke betrouwbaarheid van groot belang achtten, maar dat ze tegelijkertijd inzagen dat de inzet van voormalige fascisten en oude personeelsleden onmisbaar was. Alleen zo konden zij decommunistische machtsovername veiligstellen. De personele breuk na 1945 was dan ook lang niet zo totaal als vaak wordt gedacht.

Inleiding

Het is 1945 en de Tweede Wereldoorlog is ten einde. Een Roemeense cartoon uit deze periode laat een man zien die voor zijn kledingkast staat. Daar hangt een rij van uniformjasjes, elk met een ander politiek embleem. Het ene hoort bij de autoritaire regimes van de jaren dertig, het ander bij de fascistische beweging en een derde heeft de hamer en sikkel op de mouw gespeld. Welke jas biedt zekerheid in dit onzekere tijdsgewricht?
Vincenz Müller, luitenant-generaal bij de Wehrmacht, koos voor het laatste. Nadat hij in de zomer van 1944 in Russische krijgsgevangenschap belandde, meldde hij zich vrijwillig bij het Nationaal Comité Vrij Duitsland en riep Duitse militairen op om de strijd tegen de Sovjet-Unie te staken. Na zijn terugkomst in Duitsland in 1948 werd hij actief in de politiek en droeg hij grote verantwoordelijkheid voor de opbouw van het Oost-Duitse leger. Over zijn verleden als Wehrmachtofficier zei hij het volgende: ‘Men kan mij het verwijt maken dat ik eens generaal onder Hitler was. Maar het verwijt dat ik niets van het verleden geleerd heb, laat ik mij door niemand maken.’
De cartoon en het levensverhaal van Vincenz Müller illustreren de lastige vraagstukken die regimewisselingen opwerpen. Na een periode van grootschalig geweld staat de politieke ordening op losse schroeven. De machtsstrijd tussen politieke spelers is onbeslist, de toekomst onbestemd. In een periode van overgangspolitiek zijn grote institutionele veranderingen mogelijk. Meer dan in tijden van ‘normale’ politiek bestaat er de mogelijkheid om de regels van het politieke spel te veranderen. De politiek is als het ware vloeibaar geworden. Dit biedt kansen, maar leidt ook tot grote onzekerheid.
Dit is onder meer zichtbaar op het personele vlak. De omgang van nieuwe machthebbers met het oude staatspersoneel speelt een cruciale rol bij de vestiging van een legitiem politiek systeem. Enerzijds bestaat de mogelijkheid om het staatsapparaat te zuiveren en daarmee een duidelijke streep onder het verleden te trekken. Het nieuwe regime geeft daarmee aan dat het wezenlijk van zijn voorganger verschilt, een gebaar dat zeker na de Tweede Wereldoorlog in veel landen op instemming kon rekenen. Aan de andere kant bergt de uitsluiting van de oude elite een gevaar in zich. Uitgesloten groepen kunnen een bron van verzet en instabiliteit gaan vormen. Bovendien, en ook dat pleit voor een gedeeltelijke integratie van het staatspersoneel, zal het nieuwe regime ervaren mensen nodig hebben om de staat draaiende te houden en bij te dragen aan de wederopbouw. Het regime zal dus een balans moeten vinden tussen uitsluiting en integratie, breuk en continuïteit.
Regelmatige krantenberichten over de omgang met oude bestuurlijke elites in landen als Irak en Afghanistan, Bosnië en Argentinië, laten zien dat dit vraagstuk steeds terugkeert. Ook de communistische partijen in Midden- en Oost-Europa zagen zich na de Tweede Wereldoorlog met deze kwestie geconfronteerd. Het Rode Leger had dit deel van Europa bezet en plaatste het onder militair bestuur. De komst van Sovjettroepen in de regio markeerde het begin van een overgang naar een nieuw politiek systeem. Tussen 1944 en het einde van het decennium ontvouwde zich een machtsstrijd, waaruit de communistische partijen als overwinnaars naar voren zouden komen. Met steun van de Sovjets schakelden ze politieke tegenstanders uit en vestigden ze een machtsmonopolie.
De communisten stelden de regimewisseling zelf graag voor als een cesuur in de geschiedenis. Ze hadden de onvermijdelijke overwinning op het fascisme en het kapitalisme behaald en luidden daarmee een nieuw en beter tijdperk in. Bovendien maakten ze korte metten met de traditionele elites door het staatsapparaat radicaal van reactionaire smetten te ontdoen. In het westen bestond destijds opmerkelijk genoeg een soortgelijke opvatting. Ook daar zag men de Sovjetbezetting en het communistische systeem als een breuk met oude tradities en heersende elites. Hierbij ontbrak de euforie uiteraard. Na de val van de Berlijnse muur is het beeld blijven bestaan van een politieke overgang die van buitenaf door de Sovjet-Unie werd opgelegd en die het natuurlijke democratiseringsproces van de betreffende landen bruut onderbrak. Het zijn vooral historici uit de postcommunistische landen die dat beeld in stand houden. Zij benadrukken de grote omvang van de communistische zuiveringen en de terreur waarmee ze gepaard gingen.
Een deel van het beeld is correct. Weinig landen in de regio waren communistisch geworden zonder de komst van het Rode Leger (hoewel het maar de vraag is of democratie het volgende station zou zijn geweest). Personele zuiveringen waren een belangrijk onderdeel van de communistische strategie om de macht te grijpen en voor het gebruik van geweld schrokken de Sovjets en de communisten niet terug. Aan de andere kant roept het beeld veel vragen op. Was de breuk wel zo radicaal? Hoe kwam een dergelijke operatie tot stand?
Een aantal door de Sovjets bezette landen doorliep de overgang van een fascistisch naar een communistisch systeem. Hier zijn de vragen nog prangender. Het communistische gebruik van het label ‘antifascistisch’ maakt aan de ene kant duidelijk dat de communisten zichzelf als de aartsvijanden van het fascisme beschouwden. Hun machtsgreep ging volgens henzelf gepaard met een genadeloos optreden tegen voormalige fascisten. Het staatsapparaat werd volledig gezuiverd van ‘fascistische overblijfselen’. Aan de andere kant constateren velen, zowel binnen als buiten de wetenschap, de overeenkomsten tussen fascistische en communistische stelsels. Structurele eigenschappen als de eenpartijstaat, de totale controle over politiek, economie en maatschappij, de centrale rol van het veiligheidsapparaat en het systeem van terreur kenmerkten beide ‘totalitaire’ systemen. Met deze overeenkomsten in het achterhoofd lijkt het juist aannemelijk dat communistische partijen gebruik maakten van voormalige fascisten binnen, bijvoorbeeld, het veiligheidsapparaat.
De Sovjetzone in Duitsland en Roemenië maakten een overgang van fascisme naar communisme door. Fascistische of pseudofascistische regimes bestuurden deze landen in de jaren dertig en veertig. Adolf Hitler was twaalf jaar aan de macht in Duitsland. In Roemenië opende het bondgenootschap met Duitsland deuren naar de macht voor de fascistische IJzeren Garde, die tot dan toe van regeringsdeelname was uitgesloten. Toen de IJzeren Garde onhandelbaar bleek en de oorlogsinspanningen van de asmogendheden in gevaar bracht, maakte dictator Ion Antonescu een einde aan het gardistische bewind en vestigde een militaire dictatuur. Zowel het nationaalsocialistische regime als het bewind van Antonescu verboden de communistische partijen en vervolgden activisten. Pas met de komst van het Rode Leger zouden de vooruitzichten van de communistische partijen verbeteren.
Het veiligheidsapparaat was een cruciale instelling voor beide regimes. De (geheime) politie en het leger voerden getrouw de bevelen van Hitler en Antonescu uit. Het is dan ook opmerkelijk dat de communisten al vier jaar na de capitulatie van Duitsland en de val van Antonescu ferme controle hadden over deze instellingen. De communistische partijen in Duitsland en Roemenië waren aan het einde van de oorlog sterk verzwakt. De Roemeense Communistische Partij (Partidul Comunist Român pcr) was sinds haar oprichting in 1921 een marginale organisatie geweest en telde in augustus 1944 niet meer dan duizend leden. De Communistische Partij van Duitsland (Kommunistische Partei Deutschlands kpd) was door politieke vervolging in het Derde Rijk gedecimeerd. De stalinistische partijzuiveringen beschadigden het Duitse en Roemeense partijkader nog verder. Het aantal doorgewinterde activisten waarover de kpd en pcr na de oorlog konden beschikken, was beperkt. Het veiligheidsapparaat stond bovendien bekend om zijn anticommunistische houding. In beide landen waren de politie en het leger sterk betrokken geweest bij de misdaden van de vorige regimes. Het is de vraag hoe de Duitse en Roemeense communisten erin slaagden deze vijandige staatsinstellingen in loyale pijlers van de eigen regimes te veranderen.

Geschiedbeelden

Het gangbare beeld van de communistische machtsovernames na de Tweede Wereldoorlog wordt geïllustreerd door twee citaten: ‘Dat was toen toch overal hetzelfde!’ en ‘We weten wat er gebeurde: iedereen werd weggezuiverd’. De eerste uitspraak is een reactie die de Amerikaanse historicus John Connelly kreeg toen hij aankondigde de sovjetisering van het hoger onderwijs in drie landen te willen onderzoeken. De tweede reactie kreeg ik zelf toen ik een Roemeense historicus over mijn onderzoeksplannen vertelde. Zij weerspiegelen het beeld van de overgang naar het communisme als een identieke ontwikkeling die alle door de Sovjets bezette landen doormaakten en die gekenmerkt wordt door een grote historische discontinuïteit.
Voor het ontstaan van dat beeld moeten we terug de geschiedenis in. Waarnemers van Midden- en Oost-Europa merkten al snel na de Tweede Wereldoorlog op dat Stalin zijn belofte om democratische verkiezingen toe te staan niet nakwam. Sterker nog, alles wees erop dat de Sovjets de landen in de regio om wensten te vormen tot communistische systemen naar Sovjetmodel. Aan het einde van de jaren veertig gaven zij opdracht tot het uitroepen van volksrepublieken, de nationalisering van industrieën en de collectivisering van de landbouw. Van de aangekondigde ‘speciale vorm van democratie’, die op de Midden- en Oost-Europese landen van toepassing zou zijn, kwam niets terecht. Tijdgenoten zagen de overgangsperiode tussen 1944 en 1948 als een geplande aanloopfase in de volledige sovjetisering van de regio. Zij meenden dat de Sovjets een blauwdrukstrategie, bestaande uit volksfronten, camouflage- en salamitactieken, klaar hadden liggen. Het ontstaan van satellietstaten via min of meer dezelfde weg leidde tot de beeldvorming van één ‘Oostblok’.
Ook de ideeën over totalitaire systemen beïnvloedden de kijk op de communistische machtsovernames. Het gebruik van de term ‘totalitarisme’ nam kort na de Tweede Wereldoorlog een vlucht in het Westen en diende om een verband aan te brengen tussen de twee vijanden, nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie. Politieke wetenschappers en filosofen als Carl J. Friedrich, Zbigniew Brzezinski en Hannah Arendt richtten zich op de totalitaire aard en het systeem van terreur die de Sovjet-Unie en haar ‘satellietstaten’ kenmerkten. Aldus ontstond een geschiedbeeld dat het opgelegde karakter van de regimewisseling benadrukte en een cruciale rol toekende aan de Sovjets en de geheime diensten. Zonder de toepassing van geweld hadden de communisten geen aanhang kunnen verwerven en was hun greep naar de macht op een fiasco uitgelopen.
Geschiedbeelden zijn niet statisch en zo heeft ook het denken over het communisme in Midden- en Oost-Europa zich vanaf de jaren zestig verder ontwikkeld. Er ontstond meer aandacht voor de diversiteit in communistisch Europa na de dood van Stalin, de overeenkomsten met andere politieke systemen en de machtsstrijd tussen verschillende elites binnen de communistische eenpartijstaat. Daarnaast verloor de opvatting dat Stalins expansionisme de enige oorzaak van de Koude Oorlog was aan kracht. Ten eerste keken historici in de jaren zestig met kritischer blik naar de handelingen van de Amerikaanse regering dan in de jaren vijftig het geval was. Ten tweede concludeerden onderzoekers na de val van de Berlijnse muur en de opening van Russische archieven dat Stalin geen opdracht had gegeven tot de onmiddellijke export van het communisme na 1945. De veiligheidsbelangen van de Sovjet-Unie hadden zijn prioriteit.
Langzaamaan verandert ook het geschiedbeeld van de overgang naar het communisme. Een nieuwe generatie historici benadrukt dat de rol van het Rode Leger geen afdoende verklaring biedt voor de soepele regimewisseling na 1945, en dat de sociaaleconomische problemen en het faillissement van de democratie in het Interbellum evenzeer meewegen. Daarnaast levert ze kritiek op de zogenaamde uniformiteit binnen het ‘Oostblok’. Er bestonden grote verschillen tussen de landen onderling. Een voorbeeld is de uitgangspositie van communistische en niet-communistische partijen aan het einde van de oorlog. Sommige communistische partijen kwamen verzwakt uit de oorlog naar voren, terwijl andere door hun verzetsactiviteiten juist veel legitimiteit hadden verworven. Die verschillen beïnvloedden de politieke machtsstrijd en de regimewisselingen die volgden. Bovendien benadrukken historici de noodzaak om de overgangsjaren als een open periode te bekijken. De uitkomst was nog onbestemd. Alleen zo kunnen we de besluiten en handelingen van personen en partijen uit die tijd op waarde schatten.

De Sovjetzone in Duitsland en Roemenië

Ook ik plaats in dit boek vraagtekens bij het traditionele beeld van de communistische machtsovername. Hoe was het mogelijk dat de sterk verzwakte communistische partijen in Roemenië en Duitsland in korte tijd controle kregen over anticommunistische instellingen als de politie en het leger? Slaagden de communisten er werkelijk in een breuk met het fascistische verleden te forceren, zoals ze zelf beweerden?
De vergelijking tussen de Duitse Sovjetzone en Roemenië is ongebruikelijk. Duitsland wordt meestal als uitzondering beschouwd vanwege de naoorlogse deling, of vergeleken met landen van een enigszins vergelijkbaar sociaaleconomisch niveau zoals Tsjechoslowakije. In dit geval zijn het juist de contrasten tussen Duitsland en Roemenië die een vergelijking interessant en nuttig maken. Duitsland was een geïndustrialiseerd land dat zich kenmerkte door een gemoderniseerde bureaucratie en een hoge mate van politieke organisatie. Na twaalf jaar nationaalsocialistisch bewind en vijf jaar oorlog lag het land in 1945 in puin. Roemenië daarentegen was een land van grootgrondbezitters en arme boeren, dat nauwelijks politiek activisme, laat staan een levensvatbare arbeidersbeweging kende. In augustus 1944 keerde het zich tegen zijn voormalige bondgenoten en sloot het zich aan bij de geallieerden. Na de oorlog bleven de verschillen bestaan. De geallieerden verdeelden Duitsland in zones en namen het dagelijks bestuur over. Roemenië belandde in de invloedssfeer van de Sovjet-Unie, maar behield zijn onafhankelijkheid. Het is niet aannemelijk dat de politieke overgangen in beide landen op dezelfde wijze verliepen. Toch is dat het beeld dat veel historici oproepen. Zowel in Duitsland als Roemenië zou een ingrijpende breuk met het vorige regime hebben plaatsgevonden. Door beide regimewisselingen met elkaar te vergelijken wordt het mogelijk om ze in een breder, internationaal perspectief te plaatsen.
Ondanks de contrasten is de situatie in de Sovjetzone en Roemenië na de Tweede Wereldoorlog vergelijkbaar. Beide deelden dezelfde ervaringen uit het Interbellum: een neergang van de parlementaire democratie, een verschuiving richting een autoritair politiek systeem, die uitmondde in het Derde Rijk en de Nationaal Legionaire Staat, en het toenemende belang dat de rechtsautoritaire en fascistische regimes aan het veiligheidsapparaat toekenden. In beide gevallen betekende dit een grote verandering ten opzichte van de politieke situatie na de Eerste Wereldoorlog, toen in Duitsland en Roemenië de parlementaire democratie ingevoerd werd. Daarnaast worstelden de Roemeense en Duitse communistische partijen met vergelijkbare problemen. Voor en tijdens de oorlog waren zij het slachtoffer van vervolging in eigen land en stalinistische zuiveringen in de Sovjet-Unie, waardoor zij als verzwakte bewegingen uit de oorlog kwamen. Beide partijen werkten zich vanuit deze positie met behulp van de Sovjets op tot onbetwiste machthebbers. Om dat doel te bereiken moesten zowel de kpd als de pcr het sterk gepolitiseerde veiligheidsapparaat neutraliseren.
De belangrijkste vraag die ik probeer te beantwoorden is hoe zij daarbij te werk gingen. In de hoofdstukken drie en vier ga ik in op de wederopbouw van het veiligheidsapparaat in de Sovjetzone en Roemenië. Enerzijds kijk ik naar het institutionele aspect. Werden bestaande instellingen vervangen of nieuw leven in geblazen? Bood de naoorlogse situatie de mogelijkheid om ingrijpende veranderingen door te voeren? Wie hadden daar invloed op? Anderzijds komt de omgang van het nieuwe regime met medewerkers van het veiligheidsapparaat aan de orde. Hoe grootschalig waren de personele zuiveringen in de Sovjetzone en Roemenië eigenlijk? Wie werden er ontslagen en wie mochten er blijven? Welke criteria waren daarbij doorslaggevend: deskundigheid en ervaring of politieke betrouwbaarheid? Als laatste bekijk ik de resultaten van het communistische personeelsbeleid. Het veiligheidsapparaat zou in beide landen een loyale pijler van het communistische bewind worden. Hoe verliep de transformatie – was zij een soepel of weerbarstig proces? Riepen de zuiveringen weerstand op vanuit instellingen als de politie en het leger en in hoeverre bedreigde dat verzet de communistische regimes?
In de eerste twee hoofdstukken schets ik de bredere politieke ontwikkelingen voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. In het eerste hoofdstuk is een centrale rol weggelegd voor de mislukte democratische experimenten in Roemenië en Duitsland, de opkomst van het fascisme en het toenemende belang van het veiligheidsapparaat in het Interbellum en tijdens de oorlog. Ook de vervolging en marginalisatie van de communistische beweging komt daarbij aan bod. Hoofdstuk twee gaat in op de overgangsjaren na de oorlog en laat zien hoe de pcr, de kpd en haar opvolger, de Socialistische Eenheidspartij (sed), aan de macht kwamen. De periode 1944-1948 wordt als een open periode beschreven, waarvan de uitkomst nog niet vastlag. Verschillende groepen en personen – de Sovjets, communistische partijen, oppositiepartijen – streden om de macht en beïnvloedden de politieke overgang. Hoe slaagden de Roemeense en Duitse communisten erin de machtsbalans in eigen voordeel te wijzigen?
In hoofdstuk vijf vergelijk ik de twee regimewisselingen. De vergelijking laat zien dat de Duitse en Roemeense strategieën om controle over het veiligheidsapparaat te krijgen verre van identiek waren. Hetzelfde geldt voor de mate van succes die zij sorteerden. Een verklaring voor de verschillen volgt niet alleen uit de naoorlogse situatie in beide landen, maar ook uit oorzaken die verder terug in de geschiedenis liggen. De oorlog zelf, maar ook politieke en institutionele tradities beïnvloedden de manier waarop de regimewisseling verliep.
In de hoofdstukken over het veiligheidsapparaat richt ik me vooral op de communistische partijen en partijkaders. De opvattingen en handelingen van oppositiepolitici spelen een ondergeschikte rol. Dat is niet omdat ze van ondergeschikt belang zouden zijn, integendeel. Het heeft te maken met de keuze van de staatsinstellingen die nader onderzocht worden. Het veiligheidsapparaat was van cruciaal belang voor de communisten. Overal in door de Sovjets bezette delen van Europa deden de communistische partijen verwoede pogingen om het ministerie van Binnenlandse Zaken en daarmee de (geheime) politie in handen te krijgen. Het gevolg is dat de communisten al snel de leidende posities binnen het veiligheidsapparaat bezetten. Zij schreven de rapporten en beoordeelden hoe de instellingen en hun medewerkers functioneerden. Overigens betekent dit niet dat geen waarheidsgetrouw beeld van de problemen binnen het veiligheidsapparaat verkregen kan worden. De communistische bezorgdheid over het politieke niveau van staatspersoneel gaf aanleiding tot zeer kritische functioneringsverslagen.

Enige opmerkingen bij het bronnenonderzoek

Na de val van het communisme in Midden- en Oost-Europa zijn de communistische archieven geleidelijk aan toegankelijk geworden. Historische onderzoekers profiteren daarvan: eindelijk is een kijkje achter de schermen van de gesloten communistische systemen mogelijk. Toch bestaan er grote verschillen tussen de postcommunistische landen onderling. Terwijl het verenigde Duitsland en Tsjechië de archieven al snel voor het publiek openden, nam het Roemeense parlement pas in 1999 een dergelijk besluit. De praktijk blijkt ook na afkondiging van de wet weerbarstig. Autoriteiten ontzeggen onderzoekers de toegang tot archieven of stellen eenvoudigweg maar een heel klein deel van de documenten beschikbaar. Daar komt bij dat de communistische archieven in Roemenië en Duitsland niet volledig zijn. Documenten uit de eerste naoorlogse jaren zijn slecht geordend en incompleet. Een deel ervan zal na 1989 wellicht vernietigd zijn. Bovendien, zo vertelde de Roemeense communist Gheorghe Apostol in 1989, deelden de Sovjets hun besluiten uitsluitend mondeling aan het Centraal Comité van de partij mee. Het onvermijdelijke gevolg is dat het materiaal fragmentarisch is en de precieze rol van de Sovjets onderbelicht blijft.
Niettemin is veel opzienbarend archiefmateriaal wél beschikbaar en kan op basis daarvan een aantal belangwekkende conclusies getrokken worden. Het onderzoek is gebaseerd op documenten afkomstig uit het Roemeense Nationaal Archief (Arhivele Nationale Istorice Centrale), het Militair Archief (Arhivele Militare) en het archief van de geheime dienst, de Securitate. Het Nationaal Archief bevat dossiers van de pcr>/span>, de Raad van Ministers, het ministerie van Binnenlandse Zaken en ondergeschikte instellingen als de politie en de gendarmerie. In het Militair Archief bevinden zich verslagen van de politieke leiding van het leger en in het Securitate-archief zijn rapporten beschikbaar van de Securitate en haar voorganger, de Siguranta. Het meeste materiaal dateert uit de periode 1944-1949. Archieven van de Militie en de Veiligheidstroepen, die in 1949 de politie en de gendarmerie vervingen, waren niet beschikbaar. De Duitse archieven bevatten daarentegen een veelheid aan materiaal. Het Duitse deel van het onderzoek is gebaseerd op documenten van (leden van) het Centraal Comité van de kpd en sed, het ministerie van Binnenlandse Zaken en zijn voorganger, en verschillende politieafdelingen waaronder k-5, de voorloper van de Oost-Duitse staatsveiligheidsdienst (Stasi). Deze bevinden zich in het Duitse Bondsarchief en de Stasi-archieven.
De transparante omgang van de Duitse autoriteiten met de erfenis van het communistische verleden heeft historisch onderzoek naar de Oost-Duitse staat en samenleving gestimuleerd. Het gevolg is dat het algemene verhaal daarover grotendeels bekend is. Toch zijn er nog steeds nuances toe te voegen. Dit boek verhaalt niet alleen over de personele breuk die de Duitse communisten na 1945 doorvoerden, maar laat ook zien met welke frustraties en moeilijkheden die operatie gepaard ging. Vergeleken met Duitsland staat het Roemeense onderzoek nog in de kinderschoenen. Dit boek beschrijft voor het eerst hoe de Roemeense communisten sleutelinstellingen in handen kregen en omgingen met het vraagstuk van oud personeel. Ook hier bleek een definitieve streep onder het verleden niet mogelijk en zag het nieuwe regime zich gedwongen een balans te vinden tussen breuk en continuïteit.

© 2010 Liesbeth van de Grift

Uitgeverij Ambo|Anthos

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum