Leesfragment: Academische Boekengids 86: Revolutie in de Republiek der Letteren

27 november 2015 , door Maaike Koffeman

19 april verschijnt nummer 86 van de Academische Boekengids. Wij publiceren voor uit een artikel over het gedrukte boek en digitalisering.

In de media wordt er druk over gedebatteerd: zal het gedrukte boek door de opmars van de digitalisering verdwijnen? Maaike Koffeman legt diverse toekomstvoorspellingen naast elkaar en biedt zo een overzicht van de belangrijkste potentiële gevolgen voor het boek.

'Print is dead', verkondigde de Amerikaanse auteur Jeff Gomez stellig in een gelijknamig essay uit 2007. Gomez staat met deze radicale opvatting in een traditie: sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw wordt de dood van het gedrukte boek met enige regelmaat aangekondigd. Gezien de invloed van de digitale revolutie op de mediaconsumptie en informatietechnologie ligt het voor de hand dat ook de boekcultuur een transformatie zal doormaken. Maar ondanks zijn provocerende titel biedt Gomez een redelijk genuanceerde visie op de toekomst van het boek. Hij voorspelt weliswaar dat het e-book binnenkort op grote schaal zal doorbreken, maar verwacht ook dat er altijd een markt zal zijn voor het gedrukte boek. En zelfs als dat nog maar een marginale positie zou innemen, is dat niet iets om bezorgd over te zijn.

Gomez verzet zich tegen cultuurpessimisten die met het gedrukte boek de hele westerse beschaving ten onder zien gaan. Volgens hem maakt het geen wezenlijk verschil of wij Shakespeare en Proust op papier of van een scherm lezen - als ze maar gelezen worden. Het eigenlijke probleem, stelt Gomez, is de ontlezing. Amerikaans onderzoek toont aan dat jongeren steeds minder boeken lezen. Dit vormt een wezenlijke bedreiging voor onze intellectuele cultuur, zoals ook de Amerikaanse essayist Sven Birkerts stelde in The Gutenberg Elegies (1994). Hierover zou de boekenindustrie zich zorgen moeten maken. Gomez gelooft dat juist het digitale boek mogelijkheden biedt om digital natives aan het lezen te krijgen. Zijn pamflet mondt uit in een dringende oproep aan uitgeverijen om de digitale revolutie te omarmen in plaats van krampachtig vast te houden aan verouderde publicatievormen en businessmodellen.

'Het is zaak te voorkomen dat externe spelers het initiatief nemen en de fundamenten onder het boekbedrijf wegslaan.'

Hoe het digitale publiceren vorm moet krijgen, is de vraag waarmee alle spelers in het boekenvak worstelen - zeker sinds de introductie van de iPad en het aanhoudende succes van Amazons Kindle, waardoor het elektronisch lezen serieuze vormen begint aan te nemen. In de Verenigde Staten hebben e-books al een marktaandeel van rond de tien procent; er is geen reden om aan te nemen dat ons land daarin niet zal volgen. In de Nederlandse pers is de afgelopen maanden veel gedebatteerd over het e-book. De aanvankelijk afwachtende en wat onverschillige houding van gevestigde uitgevers en boekhandels heeft plaatsgemaakt voor een lichte vorm van paniek. Hun bijdragen aan de discussie kenmerken zich door een wat krampachtig vasthouden aan bestaande rolverdelingen. Daartegenover staan mensen die het e-book beschouwen als een kans om de verhoudingen binnen het boekenvak eens flink op te schudden.

Sommige schrijvers brengen hun digitale boeken via hun eigen website aan de man - zoals Leon de Winter van plan is met zijn eigen e-bookplatform c-SHED, dat ook onderdak zal bieden aan andere auteurs - anderen blijven trouw aan hun uitgeverij maar bepleiten hogere royalty's voor hun digitale boeken. Lezers eisen dat e-books aanzienlijk goedkoper zijn dan gedrukte boeken en dreigen anders hun toevlucht te nemen tot illegale kopieën. Een van de meer verontrustende conclusies uit Print is Dead luidt dat het beschermen van auteursrechten, net zoals in de muziekindustrie, onmogelijk zal blijken en dat uitgevers nieuwe verdienmodellen zullen moeten bedenken.

Veel bijdragen aan het debat over e-books kenmerken zich door overmatig doemdenken of utopisme. Vrijwel niemand overziet de materie in al haar complexiteit - met alle technologische, economische, juridische en sociologische factoren die daarin meespelen. Het is daarom wenselijk dat wetenschappers de huidige ontwikkelingen in een bredere (historische) context duiden en een genuanceerdere visie bieden. Het Jaarboek voor Boekgeschiedenis 2007 deed dat heel aardig door de lezer de keuze te bieden uit een optimistisch, een neutraal en een pessimistisch begin. De inleiding was opgemaakt als een website waarbij de suggestie van hypertekstualiteit werd gewekt doordat de lezer zogenaamd kon klikken op de tekst van zijn keuze. In werkelijkheid waren de drie tekstversies achter elkaar geplaatst omdat drukwerk nu eenmaal lineair van structuur is. Daarmee werd meteen een fundamenteel verschil tussen analoge en digitale teksten benadrukt.

In het buitenland is onlangs een aantal interessante publicaties verschenen, waarmee de Nederlandse discussie in een breder kader geplaatst kan worden. Daarbij gaat het behalve over het publiceren van (literaire) boeken in elektronische vorm om het digitale lezen in de breedste zin van het woord. Er is immers ook een groot debat gaande over Google Books en de retrodigitalisering van complete bibliotheekcollecties. Deze ontwikkeling heeft, net zoals de e-bookrevolutie, zowel beloftevolle als verontrustende kanten en zal de wetenschappelijke onderzoekspraktijk in de humaniora hoe dan ook beïnvloeden.

'De geschiedenis laat zien dat nieuwe media in het algemeen hun plaats krijgen naast oude media, die zij in eerste instantie proberen te imiteren.'

N'espérez pas vous débarrasser des livres is de weergave van een aantal gesprekken tussen de bekende semioticus Umberto Eco en filmmaker Jean-Claude Carrière. Uitgever-journalist Jean-Philippe de Tonnac tekende hun uitspraken op over de toekomst van het gedrukte boek en de voors en tegens van digitalisering. Meteen in het voorwoord al wordt stellig beweerd dat het e-book het gedrukte boek niet zal doen verdwijnen. De geschiedenis laat zien dat nieuwe media in het algemeen hun plaats krijgen naast oude media, die zij in eerste instantie proberen te imiteren. Mediawetenschappers duiden dit fenomeen aan als 'remediation': een nieuw medium verkrijgt acceptatie door in te spelen op bestaande gewoonten van gebruikers. Pas in een later stadium gaat het meer zijn eigen mogelijkheden verkennen en uitbuiten. De eerste e-readers deden vooral hun best om het gebruiksgemak van papieren boeken te evenaren. De enige echte meerwaarde die deze apparaten boden, was de mogelijkheid om een grote hoeveelheid boeken op te slaan. De iPad luidt vermoedelijk de omslag in naar een vorm van lezen die verrijkt is met interactieve en multimediale toepassingen.

Volgens Eco en Carrière zal het gedrukte boek altijd in een behoefte blijven voorzien, omdat het net zoals het wiel een geniale uitvinding is die niet verbeterd kan worden. Beiden zijn verwoede bibliofielen en ze vertellen prachtige anekdoten over de manier waarop hun kostbare boekcollecties tot stand zijn gekomen. Zij delen een grote liefde voor het boek als materieel object, maar relativeren tegelijk de sacrale status van het medium door te laten zien dat de geschiedenis van het boek er een is van transformaties en mislukkingen. Wat wij cultuur noemen, is het resultaat van een eeuwenlang proces van selectie en filtering. Daarbij is veel verloren gegaan, in vergetelheid geraakt of gecensureerd - en het is de vraag of dat erg is. Door de nadruk te leggen op de voortdurende dynamiek van de cultuurgeschiedenis, relativeren Eco en Carrière het ideaalbeeld van het gedrukte boek als statisch medium. In historisch perspectief is de digitale revolutie alleszins vergelijkbaar met de introductie van de boekdrukkunst: ook het gedrukte boek was een omstreden technologische verandering die er lang over deed om algemeen geaccepteerd te worden.

Het is te verwachten dat de doorbraak van het digitale lezen, net als destijds de uitvinding van de boekdrukkunst door Johannes Gutenberg, een diepgaande invloed zal hebben op de intellectuele en literaire cultuur. Een van de meest behartigenswaardige hoofdstukken van het boek handelt over de inherente instabiliteit van digitale media. Opslagmedia en -formaten verouderen steeds sneller, zodat een diskette van tien jaar oud op de meeste computers al niet meer te lezen is. Een gedrukt boek daarentegen blijft in principe eeuwenlang bruikbaar. Bovendien lijdt de digitale cultuur aan chronisch geheugenverlies doordat veel communicatie plaatsvindt via het internet en niet wordt gearchiveerd. Door de overdaad aan ongestructureerde informatie die via het web tot ons komt, hebben we meer dan ooit behoefte aan filtering en betrouwbare gidsen.

'De geschiedenis van het boek is er een van transformaties en mislukkingen.'

Eco en Carrière geven in hun conversaties blijk van een indrukwekkende eruditie, die hen in staat stelt verrassende verbanden te leggen tussen oude en nieuwe media. Zo zijn volgens Carrière veel moderne uitvindingen de realisatie van heel oude dromen: de Aeneas van Vergilius die afdaalt in de hel is als een personage dat in een virtuele werkelijkheid avatars tegenkomt. Zulke historische parallellen werken relativerend en bieden een welkom tegenwicht aan het wat hijgerige digitaliseringsdebat in de media.

We vinden deze historiserende benadering ook bij de Amerikaanse historicus Robert Darnton, die een aantal essays uit The New York Review of Books bundelde onder de titel The Case for Books. Past, Present and Future. Hoewel sommige stukken wat gedateerd zijn of enige overlap vertonen, is het boek de moeite waard door de fenomenale kennis en het inzicht van de auteur. Darnton geldt als grondlegger van de boekgeschiedenis als discipline en is gespecialiseerd in de intellectuele geschiedenis van de Verlichting. Het achttiende-eeuwse ideaal van de Republiek der Letteren klinkt in al zijn essays door: juist op het internet kan zo'n wereldwijde intellectuele gemeenschap bloeien en in principe openstaan voor iedereen. In navolging van Elisabeth Eisenstein (The Printing Press as an Agent of Change, 1979) gelooft Darnton dat mediarevoluties een grote culturele invloed hebben. Hoewel hij ook oog heeft voor de technische en juridische complicaties van de digitale revolutie is hij vooral enthousiast over de nieuwe mogelijkheden die ze biedt.

Darnton besteedt veel aandacht aan de rol van bibliotheken in de digitalisering en democratisering van kennis en literair erfgoed. Hij beschrijft hoe uitgevers van wetenschappelijke tijdschriften de universiteitsbibliotheken in een houdgreep hebben genomen door abonnementsprijzen te berekenen die kunnen oplopen tot 25.000 dollar per jaar. Tijdschriften slurpen een onevenredig groot deel van het acquisitiebudget op, zodat voor monografieën steeds minder geld beschikbaar is. Hierdoor lopen carrières van wetenschappers gevaar, met name in de humaniora. Darnton is een fervent aanhanger van open access en hij spant zich in om alle kennis die aan zijn universiteit wordt geproduceerd via een repository openbaar te maken. Ook lanceerde hij het Gutenberg e-project voor digitale monografieën op het gebied van de geesteswetenschappen. Daarbij liep hij in eerste instantie aan tegen een gering animo onder wetenschappers, gezien de in hun ogen lage status van elektronische publicaties. Toch blijft Darnton ervan overtuigd dat digitaal publiceren een oplossing kan bieden voor de monografiecrisis en dat het voor sommige doeleinden zelfs geschikter is dan de aloude codex.

'Juist op het internet kan een wereldwijde republiek der letteren bloeien.'

Zelf werkt Darnton aan een totaalgeschiedenis van de achttiende-eeuwse boekcultuur in Frankrijk, gebaseerd op de resultaten van tientallen jaren archiefonderzoek. Om recht te doen aan deze overstelpende hoeveelheid bronnenmateriaal is hij van plan een digitaal boek te maken met meerdere lagen. Onder een tekst die de synthese vormt van het onderzoek hangt een verzameling essays en databestanden die de lezer de mogelijkheid biedt in te zoomen op een bepaald subthema en de bronnen te controleren.

Ondanks de moeilijkheden die dergelijke projecten onvermijdelijk met zich meebrengen, blijft Darnton overwegend optimistisch over nieuwe media en is hij steeds bereid om nieuwe experimenten aan te gaan. Bij zijn aantreden in 2007 als directeur van de universiteitsbibliotheek van Harvard vernam hij dat zijn nieuwe werkgever geheime besprekingen met Google voerde om grote delen van de collectie te digitaliseren. Nadat Google in 2005 was aangeklaagd door uitgevers en auteurs wegens schending van het auteursrecht, zocht het bedrijf naar samenwerking met bibliotheken die de grote hoeveelheden content kunnen aanleveren. In Nederland maakte de Koninklijke Bibliotheek onlangs bekend een overeenkomst met Google te hebben gesloten voor het digitaliseren van ruim 160.000 rechtenvrije boeken; ook in andere landen gingen grote instellingen met het bedrijf in zee. Darnton is bezorgd over deze ontwikkeling omdat Google een commercieel bedrijf is en geen openbare nutsinstelling die de opdracht heeft kennis te bewaren en te verspreiden.

In 2008 sloot het bedrijf een overeenkomst met uitgevers- en auteursorganisaties om rechtendragende boeken die niet meer in druk verkrijgbaar zijn te digitaliseren. Dit Google Books Settlement voorzag erin dat het bedrijf 125 miljoen dollar afdroeg aan de rechthebbenden en een registratiesysteem voor hen opzette. (NB: op 22 maart 2011 werd bekend dat de Amerikaanse rechter de overeenkomst verwerpt omdat Google boeken zou aanbieden zonder toestemming van de rechthebbenden. Bovendien zou het bedrijf hiermee een monopoliepositie kunnen krijgen op de boekenmarkt.) Op dit moment is Google druk bezig manieren te ontwikkelen om die content te verkopen, bijvoorbeeld via printing on demand (POD) of licenties die toegang geven tot rechtendragend materiaal. Darnton beseft dat het tegenstrijdig is dat bibliotheken in zee gaan met een commerciële gigant als Google. Hij geeft volmondig toe zelf niet erin geslaagd te zijn een serieuze digitale bibliotheek op touw te zetten, en dat beschouwt hij als een enorme gemiste kans. Er is immers geen enkele garantie dat Google de gedigitaliseerde boeken blijvend en tegen een redelijke prijs zal aanbieden. Alleen daarom al is het belangrijk dat bibliotheken hun rol als conservator van gedrukte boeken serieus blijven nemen. Bovendien heeft het gedrukte boek materiële aspecten (formaat, inbinden, papiersoort, gebruikssporen) die ook heel betekenisvol kunnen zijn, maar in digitale vorm verloren gaan. Ten slotte zouden bibliotheken volgens Darnton meer werk moeten maken van het conserveren van born digital materiaal (websites, e-mails en andere vormen van elektronische communicatie).

'Darnton blijft ervan overtuigd dat digitaal publiceren een oplossing kan bieden voor de monografiecrisis.'

Darntons essaybundel is behalve een vlot geschreven en zelfbewust pleidooi voor het in stand houden van de boekcultuur, een onderzoek naar de mogelijkheden van het digitaal publiceren en conserveren van teksten. Het boek eindigt met het klassieke essay 'What is the History of Books?' uit 1982 - hetgeen illustreert hoe belangrijk Darnton is geweest voor de institutionalisering en legitimering van de destijds nog nieuwe discipline. The Case for Books als geheel toont aan dat de boekgeschiedenis een levendige discipline is met fundamenteel belang voor de humaniora.

Opvallend is dat zowel Eco en Carrière als Darnton, ondanks hun redelijk gevorderde leeftijd, geen tekenen van technologiefobie vertonen maar juist volop participeren in de nieuwste ontwikkelingen. Professionals in het boekenvak zouden er goed aan doen kennis te nemen van hun genuanceerde visie op de digitale revolutie in het licht van de boekgeschiedenis. Dat geldt temeer voor het nieuwe, indrukwekkende boek over het hedendaagse boekbedrijf van hoogleraar sociologie aan de universiteit van Cambridge John B. Thompson: Merchants of Culture.

Thompson publiceerde al in 2005 een omvangrijke studie over de ontwikkelingen in het wetenschappelijke uitgeverijbedrijf. Hij deed een aantal jaren onderzoek naar publieksuitgeverijen in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten en verzamelde een enorme hoeveelheid cijfermateriaal. Daarnaast interviewde hij honderden uitgevers, redacteuren, boekverkopers, literair agenten en andere spelers in het veld. Het is op zichzelf al bewonderenswaardig dat Thompson deze data wist te verzamelen, maar bovendien slaagt hij erin deze in te zetten voor een samenhangende sociologische analyse van het hedendaagse literaire bedrijf.

In navolging van de Franse socioloog Pierre Bourdieu beschouwt Thompson het boekbedrijf als een veld met een interne logica die de onderlinge verhoudingen tussen de spelers vastlegt. Op basis van zijn analyse van recente ontwikkelingen benoemt hij een aantal factoren die de structuur en interne dynamiek van het veld bepalen. Schaalvergroting is daarbij het centrale begrip, zowel in het boekhandelsbedrijf als in het uitgeverijwezen. Deze machtsconcentratie gaat gepaard met een toenemende commercialisering en concentratie op bestsellers. In de Engelstalige wereld wordt deze tendens nog versterkt door de groeiende invloed van literair agenten. Zij bedingen vaak torenhoge voorschotten, die de uitgeverijen vervolgens moeten zien terug te verdienen. Daarbij komt dat boeken een steeds hogere omloopsnelheid hebben: een titel heeft slechts enkele weken om zijn verkoopbaarheid te bewijzen. Thompson citeert persoonlijke getuigenissen die overtuigend aantonen hoe deze globale ontwikkelingen het handelen van personen en instituties bepalen. Op deze manier biedt hij een unieke kijk op het boekenvak van binnenuit.

Uiteraard besteedt Thompson ook aandacht aan de digitalisering van het boekbedrijf. Hij constateert dat de e-bookrevolutie op zich laat wachten, maar wijst op de 'hidden revolution' die het boekenvak heeft doorgemaakt: manuscripten worden op een tekstverwerker geschreven en geredigeerd en alle processen binnen het uitgeverij- en boekhandelswezen zijn gedigitaliseerd. Het lijkt een kleine en logische stap om dan ook het uiteindelijke product in digitale vorm aan te bieden. Thompson toont echter met praktijkvoorbeelden overtuigend aan dat elektronisch publiceren allesbehalve tijd- en geldbesparend is. Het beheren en archiveren van digitale bestanden is bijvoorbeeld heel ingewikkeld en kostbaar, vooral omdat er veel verschillende bestandsformaten in omloop zijn.

'Het is tegenstrijdig dat bibliotheken in zee gaan met een commerciële gigant als google.'

Thompsons studie biedt een uitstekend overzicht van alle technische, juridische, economische, praktische en sociale aspecten van het digitale uitgeven. Als potentiële voordelen van het digitale boek benoemt hij de toegankelijkheid, de mogelijkheid tot updaten, het grootschalige aanbod, de doorzoekbaarheid, de draagbaarheid, intertekstualiteit en multimedia. Als belangrijkste problemen waarmee uitgevers van e-books geconfronteerd worden, noemt hij piraterij en prijsstelling. Thompson memoreert hoe Amazon uitgevers schokte door alle bestsellers voor het vaak verliesgevende bedrag van 9,99 dollar aan te bieden. Boeken werden zo gebruikt om klanten te binden en hardware te verkopen. Het probleem is dat consumenten gewend raken aan dergelijke irreële prijzen en dat het onmogelijk wordt om de kosten van redactionele begeleiding, promotie en marketing terug te verdienen.

In zijn laatste hoofdstuk geeft Thompson zijn mening over de ontwikkelingen die hij beschrijft en probeert hij een aantal toekomstscenario's te schetsen. Hij betreurt het dat het boekbedrijf steeds meer gericht is op de korte termijn en geeft schrijnende voorbeelden van auteurs wier carrières door deze logica zijn geschaad. Door de concentratie op bestsellers is het aanbod minder divers, niet zozeer door een eenzijdig uitgavenbeleid, maar doordat boekwinkels vooral succesauteurs inkopen en promoten. Thompson denkt dat dit systeem op de langere termijn onhoudbaar is en hoopt dat de economische crisis de verhoudingen opschudt, zodat de extreme voorschotcultuur wordt getemperd en de economische druk op andere spelers in het veld afneemt. Hoe dat ook zij, het is duidelijk dat de digitalisering van het boekbedrijf zich verder zal uitbreiden. Internetboekhandels zullen blijven groeien en steeds meer e-books verkopen. Marketing en promotie zullen steeds vaker online plaatsvinden, wat de crisis in de journalistiek verder zal versterken. Tegelijkertijd is Thompson ervan overtuigd dat het gedrukte boek een belangrijke rol zal blijven spelen in het culturele leven.

'Het maakt geen wezenlijk verschil of wij Shakespeare en Proust op papier of van een scherm lezen - als ze maar gelezen worden.'

Merchants of Culture is een bijzonder informatieve en prettig leesbare studie die ondanks de focus op de Britse en Amerikaanse boekenmarkt ook voor Nederlandse uitgevers en boekwetenschappers verplichte lectuur zou moeten zijn. Voor ons taalgebied ontbreekt een dergelijke overzichtsstudie vooralsnog, maar er zijn in Thompsons relaas duidelijke parallellen waar te nemen met het Nederlandse boekbedrijf. Weliswaar neemt de commercialisering hier minder extreme vormen aan, maar de ontwikkelingen die Thompson beschrijft zouden heel goed een voorafschaduwing kunnen zijn van wat ons te wachten staat.

Het boek is, net als de andere besproken werken, een krachtige oproep aan uitgevers om weloverwogen stappen te ondernemen op het gebied van digitaal publiceren, in goed overleg met alle spelers in het veld. Dat dit een bijzonder complexe operatie is, staat buiten kijf, maar het is zaak te voorkomen dat externe spelers het initiatief nemen en de fundamenten onder het boekbedrijf wegslaan. Merchants of Culture helpt om alle aspecten van het probleem helder in kaart te brengen. De studie van Eco en Carrière biedt de nodige historische context bij de digitale revolutie en benadrukt de dynamiek en veerkracht van het boek als medium. Voor academici ten slotte biedt Darntons essaybundel The Case for Books stof tot nadenken over de verantwoordelijkheid van wetenschappers en universiteiten als hoeders van cultureel erfgoed, zowel in materiële als in digitale vorm. De kans op een digitale Republiek der Letteren is nog niet verkeken.

Dr. Maaike Koffeman is docent Literatuurwetenschap en Cultuurwetenschap aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Overige literatuur

  • S. Birkerts, The Gutenberg Elegies. The Fate of Reading in an Electronic Age. Ballantine Books. New York 1994.
  • P. Bourdieu, The Field of Cultural Production. Polity Press. Cambridge 1993.
  • E. Eisenstein, The Printing Press as an Agent of Change. Cambridge University Press. Cambridge/New York 1979.
  • J. Gomez, Print is Dead. Books in our Digital Age. Palgrave Macmillan. Londen 2007.
  • J.B. Thompson, Books in the Digital Age. The Transformation of Academic and Higher Education Publishing in Britain and the United States. Polity Press. Cambridge 2005.
  • A. van der Weel. 'Het boek in beweging. De boekcultuur in een digitaliserende wereld', in: Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis 14. Vantilt / Nederlandse Boekhistorische Vereniging. Nijmegen / Leiden 2007, pp. 6-32.

De Academische Boekengids

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum