Leesfragment: Aeneas

17 december 2011 , door Vergilius, vertaling Piet Schrijvers
| | | |

De beste boeken van 2011? Dat zijn toevallig ook de beste boeken van twee millennia geleden. Althans, volgens onze classicus van dienst. Met als topper Piet Schrijvers' vertaling van Vergilius' Aeneis: Aeneas. In deze Nacht het begin van boek 4, in de vertaling van Schrijvers.

 

Piet Schrijvers is alom geprezen als vertaler van de grote Latijnse epische dichters Lucretius (De natuur van de dingen), Horatius (Verzamelde gedichten) en Vergilius (Landleven). Aan zijn fenomenale oeuvre voegt hij nu het heldenepos toe over Aeneas, de vertaling van Vergilius' Aeneis, in een kloeke, tweetalige uitgave, waarmee het epos van 'de strijd en de man die uit Troje gevlucht is' eindelijk in één band compleet is.

'Ik zing over de strijd en de man die uit Troje gevlucht is', zo vangt Vergilius' verhaal aan over de Trojaanse held Aeneas, door de goden uitverkoren als stamvader van de Romeinen. De Aeneis verhaalt, tegen het decor van de homerische 'Ilias' en 'Odyssee', van de omzwervingen van Aeneas na de val van Troje. Van de tragische liefdesgeschiedenis tussen hem en Dido, moeder van Carthago, en van de dood van zijn vader Anchises, die hij het brandende Troje had uitgedragen. Beroemd is ook de beschrijving van Aeneas' afdaling naar de onderwereld, en zijn ontmoetingen met de doden.

In het nationale epos van de Romeinen vormen de strijd en de zwerftocht van Aeneas de noodzakelijke ingrediënten van het mythische ontstaan en de opkomst van het machtige Romeinse rijk. De vermenging van mythe en heldhaftigheid, van oorlog en gehoorzaamheid, van noodlot en tragiek hebben van Aeneas, het epos en zijn held, een icoon gemaakt in de traditie van de westerse geschiedenis en literatuur.

 

Boek 4

 

Maar de vorstin wordt allang gepijnigd door zware verliefdheid,
zij voedt een wond in haar hart, gekweld door innerlijk branden,
altijd denkt zij aan de moed van haar held, aan zijn roemvolle afkomst.
Onuitwisbaar zijn het gezicht en zijn woorden gegrift in
Dido’s geheugen, liefde laat haar geen rust om te slapen.
De aarde kreeg al haar glans van het nieuwe, stralende zonlicht,
Aurora had de vochtige nacht van de hemel verwijderd,
als Dido, niet meer bij zinnen, zich richt tot haar volgzame zuster:
‘Anna, een vreemd soort dromen houdt mij angstig gespannen,
wat een man is de nieuwe gast die nu in ons huis is!
Wat heeft híj een krachtig gezicht, wat een schouders en armen!
Ik voor mij ben er zeker van dat hij stamt van de goden;
vrees verraadt een lagere afkomst. Wat heeft hij niet allemaal
moeten verduren! En die oorlogsverhalen die hij vertelde!
Als ik niet definitief het besluit had genomen mij nooit meer
aan een man, wie dan ook, in een vaste verhouding te binden,
als ik geen grondige hekel zou hebben aan bruiloftsfakkels
sinds mijn eerste geliefde mij door zijn dood heeft bedrogen,
zou ik misschien alléén bij hem voor de misstap bezwijken.
Anna, ik moet je bekennen dat sinds de tragische dood van
Sychaeus, mijn man, die koelbloedig door zijn zwager vermoord werd,
alleen híj mijn gevoelens heeft kunnen veranderen, mijn hart tot
wankelen brengt; van het vroegere vuur herken ik de sporen.
Maar ik wens dat een afgrond diep voor mij open zal splijten,
Jupiters almacht mij naar de schimmen drijft door zijn bliksem,
bleke schimmen des doods die in diepe duisternis leven,
voordat ik mijn schaamte verlies, haar regels zal schenden.
Hij die mijn eerste minnaar was, hij heeft ook mijn liefde
meegevoerd; laat híj in zijn graf die liefde bewaren.’
Na deze woorden stroomde een tranenvloed langs haar wangen.
Anna antwoordde: ‘Zuster, jij dierbaarder dan het leven,
blijf je maar doorgaan je jeugd te vergallen door eenzaam te treuren
zonder de gunst van de liefde en lieve kinderen te kennen?
Denk je dat iemand, dood en begraven, zich om je bekommert?
Goed, bedroefd als je was, heeft geen man je kunnen bekoren
noch in Carthago noch in het vroegere Tyrus. Jarbas,
andere vorsten die rijk en geslaagd in Afrika leven,
wees je af; bestrijd je nu ook nog een welkome liefde?
Denk toch aan de bewoners van het land waarheen je verhuisd bent.
Hier zijn Gaetulische steden van een onoverwinnelijke volksstam,
teugelloze Numidiërs en ongenaakbare Syrten
staan in de weg, in het zuiden ligt de droge woestijn met
felle nomaden; ik zwijg dan nog over de oorlogsdreiging
van de kant van je broer uit Tyrus.
Ik denk dat dankzij de gunst van de goden en hulp van Juno
zij deze koers vanuit Troje hebben gezeild op hun schepen.
Zuster, wat zul je je stad en je kroondomeinen zien groeien
met Aeneas als man! Met steun van Trojaanse wapens
zullen de Punische macht en glorie hemelhoog reiken!
Vraag de goden om bijstand, breng hun een offerande,
wijd je zorg aan de gasten, zeg hem dat hij moet blijven
zolang op zee een winterse storm en regen tekeergaan,
de vloot nog niet is hersteld en men niet op het weer kan vertrouwen.’
Deze raad heeft het vuur in Dido’s hart doen ontvlammen,
want Anna gaf hoop aan haar twijfel en deed de schaamte verdwijnen.
Eerst gaan zij naar de tempels om bij het altaar de gunst van
de goden te vragen en offeren volgens gebruik tweetandige
schapen aan Ceres, de Wetsgodin, aan Phoebus en Bacchus
en bovenal aan Juno, de patrones van het huwelijk.
Zelf houdt de beeldschone Dido een plengschaal vast in haar handen
om hem tussen de hoorns van een glanzend kalf te legen,
of zij schrijdt voor de ogen der goden naar rijke altaren,
dagelijks de gaven vernieuwend; in gapende dierenbuiken
gaat zij gretig te rade bij lillende ingewanden.
Ach, wat weten profeten, wat baten gebeden en tempels
een vrouw die verliefd is? Want ondertussen vreet zich een vuur
een weg door haar hart en heimelijk schrijnt een wond in haar lichaam.
Verteerd wordt de arme Dido en zwerft door de stad in haar waanzin
als een hinde die uit de verte in de wouden van Kreta
onverhoeds werd doorboord met een pijl die tijdens het jagen
door een herder is afgeschoten; argeloos heeft hij
het vliegende wapen achtergelaten, zij zwerft door de bossen,
vlucht door de dalen; dodelijk steekt de pijl in haar zijde.
Nu eens leidt zij persoonlijk Aeneas over de muren,
toont hem de Punische rijkdom en de stad die gereed ligt,
opent met hem een gesprek, maar tijdens het spreken verstomt zij.
‘s Avonds wil ze het feestmaal herhalen, in haar verdwazing
moet zij de treurige val van Troje nog een keer horen en
als hij dan zijn verhalen vertelt, hangt ze wéér aan zijn lippen.
Wanneer ze uiteen zijn gegaan, een duistere maan haar schijnsel
dooft en dalende sterren haar zeggen: ga nu toch slapen,
is zij alleen en bedroefd in het lege paleis en blijft liggen
op de verlaten rustbank; hij is weg, maar ze ziet en hoort hem.
Ascanius neemt ze op schoot, het evenbeeld van zijn vader;
zo probeert ze zichzelf te misleiden in haar heilloze liefde.
Torens waarvan de bouw is begonnen maakt men niet af en
het leger oefent niet meer, voltooit niet de havens en forten.
De bouw ligt stil, de hoge hijskraan beweegt niet, gestaakt is
de arbeid aan de geweldige dreiging van machtige muren.

[...]

Ondertussen begint het hemelgewelf te dreunen van
donderslagen en hagelwolken pakken zich samen.
De Tyrische jachtstoet, het gevolg van Trojanen, de Phrygische
kleinzoon van Venus zoeken angstig alom in de velden
naar een schuilplaats; rivieren storten omlaag van de bergen.
Koningin Dido en haar Trojaanse gezel belanden in
één en dezelfde grot. De aarde geeft samen met Juno
het sein om de bruiloft te vieren: bliksems flitsen als fakkels,
de lucht is getuige, een hymne van nimfen weerklinkt op de bergtop.
Toen, op die dag, begon een tragedie met treurige afloop.
Dido bekommert zich niet om de schijn en haar reputatie,
zij wil geen geheime liefde meer en noemt haar verhouding
een huwelijk; haar misstap verhult zij met deze benaming.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum