Leesfragment: Alles stroomt. Fragmenten

21 augustus 2011 , door Herakleitos, Paul Claes
| | |

22 augustus verschijnt Paul Claes' vertaling van Herakleitos' Alles stroomt. Fragmenten. Vanavond kunt u voorproeven van een deel van het voorwoord en enkele fragmenten. Bij een ervan, 'Panta rei', is ook Claes' commentaar opgenomen.

Herakleitos van Efeze was de eerste echte filosoof van het Westen. Hij werd de vader van de dialectiek door uitspraken als: ‘Alles stroomt’, ‘Strijd is de vader van allen’ en ‘De weg naar boven en naar beneden is één en dezelfde.’ In zijn denken staat de beweeglijkheid van dingen en woorden centraal. Raadselachtigheid is het kenmerk van zijn stijl.

Rond 500 v.Chr. bracht Herakleitos zijn voltooide handschrift naar het heiligdom van Artemis. Anderhalve eeuw later ging zijn levenswerk verloren bij de brand van de tempel. Slechts in citaten van anderen bleef het voortbestaan. De duistere spreuken verleidden tot talloze interpretaties. Filosofen als Plato, Aristoteles, Hegel, Nietzsche en Heidegger lazen ze gefascineerd. Dichters als Goethe, T.S. Eliot, Jorge Luis Borges, Hans Faverey en Hugo Claus werden erdoor geïnspireerd.

Deze nieuwe uitgave bevat de Griekse tekst en een Nederlandse vertaling. In een commentaar licht meestervertaler Paul Claes de tekst en de context van elk fragment accuraat toe. Telkens gaat hij na hoe deze paradoxale ideeën zijn blijven voortleven bij antieke en moderne denkers en dichters. Iedere tijd schept zijn eigen Herakleitos.

 

Herakleitos de duistere

clarus ob obscuram linguam
schitterend door zijn duistere taal

Lucretius, De natuur van de dingen, 1.640

De filosoof uit Efeze

Ex oriente lux: het licht komt spreekwoordelijk uit het oosten. In de zesde eeuw voor Christus daagde de zon voor de wijzen van Azië. In China bewandelde Lao tse het eenzame pad van de Tao en wees Confucius de weg naar de gemeenschap. In India ontsteeg Siddhartha Gautama als verlichte Boeddha de waan van de wereld. In het Perzische rijk was Zarathoestra de profeet van de Ware Meester Ahoera Mazda. Op de Griekse kust van Klein-Azië ten slotte werd Herakleitos door zijn dialectiek de eerste wijsgeer van het Westen.
Toen de filosoof van Efeze zijn levenswerk had voltooid, bracht hij het handschrift naar de tempel om het op te dragen aan Artemis. Anderhalve eeuw lang bewaarden de priesters van de Grote Godin de papyrusrol voor het nageslacht. In het geboortejaar van Alexander de Grote (365 v.C.) stak Herostratos het heiligdom, een van de zeven wereldwonderen, in brand om zich onsterfelijk te maken. Herakleitos leek de catastrofe te hebben voorzien toen hij het Vuur als grondbeginsel van zijn leer koos. Zijn eigen naam bleek onsterfelijker dan die van de pyromaan.
Hoewel het handschrift in de brand verloren ging, citeren latere auteurs zeker meer dan honderd passages eruit. Maakte de filosoof zelf een afschrift of kopieerden anderen het in de tempel? Naar verluidt reisde de tragicus Euripides speciaal van Athene naar Efeze om het manuscript uit het hoofd te leren en het achteraf aan de wijze Sokrates voor te dragen. De mysterieuze tekst werd een schatkamer voor schrijvers op zoek naar een diepzinnig citaat. Daarom zijn er zoveel meer fragmenten van Herakleitos dan van andere presokratische filosofen.
Citeren is een paradoxale bezigheid: ieder citaat vernietigt het geheel om het deel te bewaren. Sinds de humanist Henri Estienne veertig fragmenten met een Latijnse vertaling uitgaf in zijn Poësis philosophica (1573), hebben tekstgeleerden het hopeloos versnipperde steeds weer bij elkaar pogen te brengen. Antieke auteurs citeren zelden letterlijk, maar vaak parafraserend. Alles wordt vervormd, verhaspeld en verminkt. Enkel hier en daar herkennen we in een tegendraadse formulering de stem van de meester.
Zoals archeologen uit brokstukken een gebouw hopen te reconstrueren, proberen filologen uit fragmenten de verloren samenhang te herstellen. Hyperkritische editeurs aarzelen lang voor ze een uitspraak als authentiek presenteren. Zo zullen we in Diels & Kranz, de standaarduitgave van de presokratische filosofen, tevergeefs zoeken naar de enige woorden die menigeen van Herakleitos kent: Panta rei, ‘Alles stroomt’.

Leven

Diogenes Laërtios vertelt de anekdote over de gift aan de tempel in zijn Leven, leer en uitspraken van bekende filosofen. Dat compilatiewerk uit de derde eeuw is onze hoofdbron voor een biografie, waarin het kaf van de fictie moeilijk te scheiden is van het koren van de feiten.
Herakleitos (Latijns: Heraclitus) wordt omstreeks 540 v.C. geboren in Efeze, de Ionische havenstad op de westkust van het huidige Turkije. Hij is een afstammeling van Androklos, de Atheense prins die de stad in de elfde eeuw voor Christus stichtte. Maar het priesterschap dat hem als oudste zoon van koninklijken huize toekomt, laat hij weldra over aan zijn broer. Hijzelf treedt liever in de voetsporen van de natuurfilosofen, die een primitieve vorm van speculatieve wetenschap in Ionië introduceerden.
In deze troebele tijd komen de Ionische kuststeden in opstand tegen het Perzische rijk. De tirannen van Efeze kiezen de zijde van de Grote Koning en behoeden de stad zo voor vernietiging. Na het conflict vervangt een democratisch bewind hun alleenheerschappij. Herakleitos zou de tiran Melankomas hebben overgehaald af te treden. Maar hij distantieert zich weldra van zijn medeburgers. Hij verwijt hun dat ze zijn medestander Hermodoros hebben verbannen, omdat die zich boven hen verheven achtte. Als ze hemzelf wetgever willen maken, weigert hij die eer uit protest tegen het corrupte bestel. Hij zou toen met kinderen bij de tempel zijn gaan bikkelen. In Einführung in die Metaphysik (1933) haalt niemand minder dan Martin Heidegger de anekdote aan om de apolitieke opstelling van de filosoof te verdedigen. Het verhaal kan erop wijzen dat Herakleitos zijn leer niet op het marktplein verkondigde, maar op het tempelterrein, waar ook waarzeggers en magiërs actief waren.
De traditie maakt van Herakleitos een hooghartige misantroop. Volgens Seneca, Juvenalis, Loukianos en Sidonius Apollinaris is hij een sombere pessimist: hij verschijnt nooit in het openbaar zonder tranen te storten om de dwaasheid van de mensen, terwijl de optimistische filosoof Demokritos er steevast om lacht. Als mensen vragen waarom hij altijd zwijgt, antwoordt hij: ‘Om jullie de gelegenheid te geven te kletsen.’ Eén anekdote illustreert zijn voorkeur voor tekens boven woorden. Om zijn stadsgenoten duidelijk te maken dat ze tijdens een belegering door de Perzen soberder moeten gaan leven, beklimt hij de tribune, neemt een kom water, mengt er gerstemeel in en drinkt het mengsel stilzwijgend op. Door de rantsoenering weerstaat Efeze de belegering van de Perzische koning Dareios Hystaspes.
De verhalen over zijn laatste levensjaren zijn duidelijk verzonnen door tegenstanders die zijn opvattingen willen bespotten. Zo zou hij zich als kluizenaar teruggetrokken hebben in het gebergte. Hij leeft er alleen van bladeren en kruiden, maar krijgt door dat eenzijdige dieet waterzucht. Aan artsen vraagt hij in de hem typerende raadseltaal of ze van een stortbui droogte kunnen maken. Ten slotte gaat hij in een stal liggen om door de hitte van de mest zijn kwaal te genezen. Hij sterft rond zijn zestigste.
Het museum van Iraklion op Kreta bewaart het standbeeld van een baardige man die op een stok leunt. De archeoloog Georg Lippold herkende daarin Herakleitos. Een bronzen buste uit de villa van Filodemos in het museum van Napels toont een hellenistische versie van de sombere denker. Op een kopermunt van Efeze staat Herakleitos als held van de geest afgebeeld met de knots van Herakles.

Leer

Diogenes Laërtios noemt Herakleitos’ werk Peri fyseoos, ‘De natuur’. Te oordelen naar de bewaarde fragmenten en de imitaties in aan Hippokrates toegeschreven werk was het veeleer een opeenvolging van paradoxale uitspraken dan een systematische uiteenzetting. Een modern equivalent is de latere filosofie van Nietzsche, die bewust Herakleitos’ aforistische redeneertrant nabootst.
Al in de oudheid vonden de lezers deze uitspraken cryptisch. Auteurs als Strabo, Lucretius, Seneca en Apuleius noemen Herakleitos de ‘duistere’ (Grieks: skoteinos, Latijns: obscurus). Volgens Sokrates kon alleen ‘een Delische duiker’ dit werk doorgronden. Die uitspraak is zelf duister: het havenstadje Delion in Beotië was bekend om zijn sponsduikers, Delos was het eiland van de orakelgod Apollo, en het Griekse woord dèlos betekent duidelijk.
De satiricus Timon van Fleious noemt de filosoof een ainiktès, iemand die in raadsels spreekt. Cicero sneert: ‘Niemand interpreteert Herakleitos op dezelfde manier. We zullen hem dan ook stilzwijgend voorbijgaan, aangezien hijzelf niet begrepen wilde worden.’ Volgens Diogenes Laërtios zijn de duistere formuleringen bestemd voor een select publiek: de raadsels moeten lezers tot aandacht prikkelen en zo tot inzicht brengen. De duistere denker zelf orakelt dat de waarheid zich verbergt en dat de heer van Delphi in tekens spreekt.
Herakleitos is mogelijk de uitvinder van het woord filosofos, ‘liefhebber van wijsheid’. Als wijsgeer gaat hij zijn eigen weg. Zijn zelfbewustheid blijkt uit de uitspraak ‘Ik ging bij mezelf te rade’. Traditionele opvattingen verwerpt hij. Zo levert hij kritiek op Griekse dichters en denkers als Homeros, Hesiodos, Archilochos, Pythagoras en Xenofanes.
Deze laatste, een filosoof uit Kolofon, niet zo ver van Efeze, is de eerste monotheïst van Hellas. Hij postuleert een eeuwige, onveranderlijke godheid. In de Zuid-Italiaanse stad Elea sticht hij de Eleatische school, waarvan Parmenides en Zeno leerlingen zijn. In zijn filosofisch gedicht De natuur formuleert Parmenides de leer van het Zijn. Volgens hem is het Zijn de enige werkelijkheid: één, onveranderlijk en ondeelbaar. Aangezien het Niet-Zijn per definitie niet bestaat, zijn de veelheid en veranderlijkheid die wij in ons dagelijks bestaan waarnemen slechts schijn. In het westerse denken ontstaat zo voor het eerst een tweespalt tussen wat de zintuigen waarnemen en wat de geest door redeneren vindt. Om het probleem op te lossen maakt Plato later een onderscheid tussen de wereld van de Ideeën, waarin alles onbeweeglijk vastligt, en de schijnwereld van de dagelijkse ervaring, waarin alles voortdurend verandert.
Herakleitos’ ideeën staan haaks op die van de Eleaten. Tegenover hun statische wereldbeeld zet hij een dynamische visie. Niet Zijn, maar Worden staat bij hem centraal. Alles is volgens hem voortdurend in beweging: Panta rei, ‘Alles stroomt’. Niets ligt voorgoed vast, alles is altijd weer anders, alles is stroom, flux, proces. Vandaar de paradoxale uitspraak dat men geen tweemaal in dezelfde rivier kan stappen.
Tegenover een essentialistisch denken, dat uitgaat van vaste wezenskenmerken, zet de filosoof een relativistisch denken, dat de werkelijkheid opvat als een eeuwigdurende verandering, een permanente evolutie zonder einde of begin. Toch is de wereld geen chaotische warreling van dingen. Het Worden is immers het resultaat van elkaar bestrijdende krachten, die tijdens het proces in elkaar overgaan. De spanning tussen tegendelen geeft de realiteit een eigen structuur en dynamiek. Die opvatting maakt Herakleitos tot de vader van de dialectiek. De pregnante formule Polemos pantoon patèr, ‘Strijd is de vader van allen’, onderstreept dat conflict de drijvende kracht is van het universum. De filosoof bekritiseert dan ook het vers van Homeros: ‘Laat de onenigheid tussen goden en mensen verdwijnen’. Zonder tegenstelling en strijd zou alles tot stilstand komen en zelfs vergaan.
Steeds weer stellen zijn uitspraken paren van tegendelen tegenover elkaar: begin en einde, dag en nacht, zomer en winter, water en vuur, warmte en koude, vochtigheid en droogte, leven en dood, oorlog en vrede, rust en vermoeidheid, slaap en waken, ziekte en gezondheid, verzadiging en honger, jeugd en ouderdom, recht en onrecht, goed en kwaad, zuiver en vuil. Steeds weer wijst hij erop hoe ze een eenheid vormen doordat ze onverbrekelijk met elkaar verbonden zijn. De verschillen zijn niet absoluut, maar relatief. Ze zijn alleen denkbaar via een boventerm of synthese, die hun tegenspraak tegelijk mogelijk maakt en overbrugt.
In zijn voorbeelden maakt de dialectische filosoof geen nauwkeurig onderscheid tussen diverse tegenstellingen. Zo krijgen we:

  1. contraire relaties (a vs. b: koud vs. warm);
  2. contradictorische relaties (a vs. -a: geheel en niet geheel);
  3. spiegelrelaties (a <=> b: vader vs. zoon);
  4. logische paradoxen (p = -p: het is zo en niet zo);
  5. evolutionaire relaties (a > b: toestand a /leven/ wordt toestand b /dood/).

De analytische geest van Aristoteles, de grondlegger van de logica, zou hierin door subtiele onderscheidingen meer helderheid brengen.
Ondanks de relativiteit van alles blijkt de eenheid van de tegendelen voor Herakleitos een absoluut begrip. Het principe van gelijkheid in verschil is de zogenaamde logos. De erkenning van deze universele wetmatigheid maakt hem tot de ontdekker van het begrip natuurwet. Omdat de dialecticus geen vaste definities erkent, blijft zelfs het kernbegrip van zijn leer vaag en veelduidig. Logos betekent niet zozeer woord als wel uitspraak, vertoog, uiteenzetting. Omdat er in de archaïsche tijd nog geen echt onderscheid bestaat tussen woord en gedachte, kunnen we logos ook begrijpen als inzicht, denkbeeld, idee, begrip, formule. Als filosofische verklaring is de logos een regel, stelling, beginsel, principe, norm, wet, grond, rede, verklaring, zin, betekenis, samenhang, structuur, en algemener een theorie, doctrine, leer. Om de verwarring nog te vergroten spreken de stoïcijnen later van een universele Logos of Wereldgeest en beroepen zij zich voor dat transcendente begrip ten onrechte op Herakleitos.
De logos is zowel objectief als subjectief. Hij is de regel die ten grondslag ligt aan alle verschijnselen, en een ervaring die alle mensen in principe delen. Toch zijn de meesten zich daar niet van bewust. Alleen de flits van het inzicht kan hen wekken uit hun geestelijke slaap. De duistere formulering van de leer moet hen aan het denken zetten. Het begrijpen van de wereld blijkt dus analoog met het ontraadselen van de uitspraken erover.
De Ionische natuurfilosofen zijn in de eerste plaats kosmologen, die de wereld rationeel proberen te verklaren. Ze zoeken een grondbeginsel (archè) waaruit al wat bestaat kan worden afgeleid. Voor Thales van Milete is die oerstof het Water, voor Anaximenes de Lucht en voor Anaximandros het Onbepaalde. Voor Herakleitos ten slotte is de kosmos een ‘eeuwig levend Vuur’. De formulering verraadt dat hij als andere presokratische denkers een hylozoïst is, iemand die de stof als bezield ziet en dus nog geen onderscheid maakt tussen levende en dode materie.
Toch is er ook verschil tussen hem en zijn voorgangers. Veeleer dan een grondbeginsel is het Vuur bij hem de meest typische vorm van de materie. Het Vuur is immers bij uitstek het onvatbare, beweeglijke en onbestendige element. Het kan zich door verdichting of verdunning (condensatie en sublimatie) in andere elementen transformeren en vice versa. Het Vuur, het fijnste en ijlste element, verdicht zich tot Lucht; Aarde, het dichtste element, verdunt zich tot Water. Uiteindelijk keert alles terug tot het Vuur. Herakleitos loopt hiermee vooruit op Empedokles’ leer van de vier Elementen (Aarde, Water, Vuur en Lucht) waaruit alles zou bestaan. Deze laatste opvatting vormt de basis van de alchemie, die pas in de achttiende eeuw achterhaald zou worden door de chemie.
Volgens Anaximandros wordt in de strijd tussen tegengestelde krachten het evenwicht steeds weer hersteld door de Dikè, de immanente Gerechtigheid. Analoog hiermee meent Herakleitos dat het uitdoven van Vuur op één plaats wordt gecompenseerd door het opvlammen van Vuur op een andere plaats. Die kwantitatieve wetmatigheid loopt vooruit op het thermodynamische principe van het behoud van energie. Hoewel niets in de kosmos onveranderd blijft, is de kosmos zelf eeuwig. De cyclische beweging kent geen absoluut begin of einde, maar alleen een eeuwige terugkeer (een gedachte die Nietzsche zou overnemen). Als materialist is Herakleitos de eerste filosoof die het heelal als eeuwig bestaand en altijd in beweging ziet.
‘Het Vuur is verstandig,’ zou hij gezegd hebben. Vuur en rede (logos) zijn uiteindelijk gelijk. Mens en natuur zijn aan dezelfde principes onderworpen. De psyche (ziel, levensadem, bewustzijn, geest) is een stoffelijke energie: een gloeiende damp die wordt ingeademd en levenswarmte geeft. De psyche is de zetel van het intellect. ’s Nachts dooft haar vuur haast uit, zodat de mens waangedachten en dromen krijgt. Hoe vuriger de psyche, hoe bewuster ze is. Door waterig te worden verzwakt ze, wordt ze dom, slaperig en ziek, en sterft ze uiteindelijk. De droge psyche is de wijste en de beste. De intelligente en dus deugdzame ziel gaat uiteindelijk op in het hemelse Vuur.
De filosofie van Herakleitos is universeel: fysica, logica en ethica hangen samen. De grond van de dingen is rationeel. Redelijke kennis is de hoogste wijsheid. Zedelijk handelen is handelen volgens dat inzicht. Zo is zelfs de menselijke wet uiteindelijk verbonden met de goddelijke wet.

Fragmenten

A0
ΠΑΝΤΑ ΡΕΙ.
Alles stroomt

Tekst

De Neoplatonicus Simplikios beschouwt deze woorden in zijn commentaar op Aristoteles (Fysica, 887.1) als een authentiek citaat. Soortgelijke passages vinden we bij Plato (Kratylos, 439d: ‘alles blijkt te stromen’, Theaitetos, 182c: ‘alles beweegt en stroomt’), Aristoteles (Metafysica, 1078b14: ‘al het waarneembare stroomt voortdurend’), Pseudo-Aristoteles (De kosmos, 298b29: ‘alles... stroomt’), Diogenes Laërtios (Leven, leer en uitspraken van bekende filosofen, 8: ‘het heelal stroomt riviersgewijs’) en in Souda, s.v. thesis: ‘alles stroomt voortdurend’.

Commentaar

Veel commentatoren beschouwen dit fragment als niet authentiek, omdat Herakleitos niet zozeer de beweging als de bestendigheid in de beweging beklemtoont. Maar in feite wijst het woord ‘alles’ (d.i. alle dingen) in deze uitspraak al op de gelijkheid in de verandering. Aristoteles wist al dat er geen verandering was buiten de dingen (Fysica, 200b32).
Volgens Plato (Kratylos, 402a) vergelijkt Herakleitos de werkelijkheid met een stromende rivier (zie B12). De metafoor van het vloeien verbeeldt de voortdurende beweging en verandering van alle dingen: de flux (Latijns: fluxus, ‘stroming’). Een abstractere formulering vinden we in Plato’s Theaitetos, 152e: ‘Nooit is iets, altijd wordt het.’

Nawerking

Samen met B53 is dit een van de populairste uitspraken van Herakleitos. De opvatting dat alles altijd in beweging is, wordt mobilisme genoemd. Plato (Theaitetos, 181a) noemt de aanhangers daarvan spottend ‘diarreelijders’. Aristoteles (Fysika, 253b10-12) verwijt Herakleitos dat hij geen onderscheid maakt tussen verschillende soorten van beweging. De meest radicale mobilist is de heraklitische denker Kratylos, volgens wie je zelfs niet één keer in dezelfde rivier kunt stappen (B91). Plato neemt hem in de naar hem genoemde dialoog op de korrel en noemt Kratylos en andere mobilisten ‘druipneuzen’.
Aan het slot van zijn gedicht over gedaanteveranderingen (Metamorfosen, 15.178) vertaalt de Romeinse dichter Ovidius panta rei als cuncta fluunt, ‘alles stroomt’, maar hij legt die woorden in de mond van Herakleitos’ tegenstander, Pythagoras, die aan een eeuwige zielsverhuizing geloofde.
De Amerikaanse modernist Ezra Pound vertaalt het fragment in zijn gedicht Hugh Selwyn Mauberley (1920):

All things are a flowing,
Sage Heracleitus says;
But a tawdry cheapness
Shall outlast our days.

De Ierse auteur Samuel Beckett parodieert de woorden in het toneelstuk En attendant Godot (1952), waarin Estragon zegt: Tout suinte, ‘Alles zweet (lekt, sijpelt)’ en vervolgt met: On ne descend pas deux fois dans le même pus, ‘Men daalt geen tweemaal af in dezelfde pus’ (zie B91).
Hugo Claus kant zich tegen de uitspraak in gedicht 5 van De aap in Efese, 1998 (bibliofiele uitgave, opgenomen in Wreed geluk, 1999):

Dat alles vloeit
heeft zij nooit beweerd.

*

B6
ΝΕΟΣ ΕΦ’ ΗΜΕΡΗΙ ΗΛΙΟΣ.
De Zon is iedere dag nieuw

B8
ΤΟ ΑΝΤΙΞΟΥΝ ΣΥΜΦΕΡΟΝ ΚΑΙ ΕΚ ΤΩΝ ΔΙΑΦΕΡΟΝΤΩΝ ΚΑΛΛΙΣΤΗΝ ΑΡΜΟΝΙΑΝ ΚΑΙ ΠΑΝΤΑ ΚΑΤ’ΕΡΙΝ.
Het tegenstrijdige stemt overeen, uit verschillen ontstaat de mooiste samenhang, alles
komt voort uit tweestrijd.

B12a
ΠΟΤΑΜΟΙΣΙ ΤΟΙΣΙΝ ΑΥΤΟΙΣΙΝ ΕΜΒΑΙΝΟΥΣΙΝ ΕΤΕΡΑ ΚΑΙ ΕΤΕΡΑ ΥΔΑΤΑ ΕΠΙΡΡΕΙ.
Op wie in dezelfde rivier stapt, stroomt steeds weer ander water toe.

B13
ΥΕΣ ΒΟΡΒΟΡΩΙ ΗΔΟΝΤΑΙ ΜΑΛΛΟΝ Η ΚΑΘΑΡΩΙ ΥΔΑΤΙ.
Varkens liggen liever in modder dan in zuiver water.

B18
ΕΑΝ ΜΗ ΕΛΠΗΤΑΙ ΑΝΕΛΠΙΣΤΟΝ, ΟΥΚ ΕΞΕΥΡΗΣΕΙ, ΑΝΕΞΕΡΕΥΝΗΤΟΝ ΕΟΝ ΚΑΙ ΑΠΟΡΟΝ.
Wie het onverhoopte niet verhoopt, zal het niet vinden, onvindbaar en onbereikbaar als het is.

Vertaling © 2011 Paul Claes/Athenaeum—Polak & Van Gennep
Buste Herakleitos: Villa dei papiri, Herculaneum. Foto © Marco Prins/Livius

pro-mbooks1 : athenaeum