Leesfragment: Aziatische Weelde

| | |

12 oktober verschijnt Aziatische Weelde. VOC-kunst in het Rijksmuseum, onder redactie van Ebeltje Hartkamp-Jonxis en Jan van Campen. 11 oktober presenteren ze het boek bij Spui25. In de Nacht kunt u al enkele pagina's lezen en afbeeldingen bekijken.

Toen de VOC in 1602 werd opgericht, vestigde de onderneming in hoog tempo handelsposten in heel Azië. Zij zorgde voor scheepvaartverbindingen — zowel tussen de landen onderling als met Nederland — en voerde in een constante stroom grote hoeveelheden specerijen, thee, porselein en Indiase katoen aan. Deze 'koopmanschappen' uit Azië waren zeer in trek en hadden in Europa een blijvende invloed op eetgewoonten en het gebruik van kleding- en interieurstoffen.
Daarnaast hielden VOC-employees er niet zelden een privéhandeltje op na in uiteenlopende, relatief dure producten van Aziatische handwerkslieden. Ze lieten deze vaak op bestelling maken om ze vervolgens — al dan niet als smokkelwaar — door VOC-schepen naar Nederland te laten vervoeren. Dit kostbare oosterse kunsthandwerk oogstte zo veel bewondering dat vanuit heel Europa liefhebbers naar Nederland kwamen om deze exotische voorwerpen te bemachtigen.
Aziatische kunst was een bron van inspiratie voor westerse ambachtslieden en speelde bovendien een belangrijke rol in de Europese oriëntatie op de wereld. Desondanks voelden Europeanen al snel de behoefte om het uiterlijk van de producten naar hun hand te zetten. Zo ontstond een boeiende mengeling van culturen.

Het Rijksmuseum in Amsterdam beschikt over schitterende voorbeelden van kostbare privébestellingen uit China, Japan, India, Ceylon en Indonesië. De mooiste daarvan worden belicht in Aziatische Weelde.

Aziatische weelde met 5 euro korting? Print de bon (pdf) uit en neem hem mee naar de boekhandel.

De vaart op China en Japan
17de en vroege 18de eeuw

Het paradijs op aarde

Aan het einde van de 16de eeuw waren veel Nederlanders ervan overtuigd dat China een land van onmetelijke rijkdommen was, dat werd bestuurd door wijzen, niet door personen die hun macht dankten aan familiebanden en vriendjespolitiek. In de reisverslagen van twee 16de-eeuwse Nederlandse reizigers komen deze elementen, rijkdom en goed bestuur, nadrukkelijk aan bod. Een van hen, Dirck Gerritsz Pomp (1544-1608), bekend als ‘Dirck China’, noemt het land ‘seer rijck van Gout, Edelghesteente, allerhande syde’ en ‘dat rijckste lant dat men onder de sonne mach bedencken’. De ander, Jan Huygen van Linschoten (1563-1611), die in dienst van de Portugezen naar Azië reisde, voegt hieraan toe dat ‘niemandt in China en is geacht noch gheeert door zijn afkomst ofte gheboorte noch rijckdommen, dan aleenelijck door gheleertheyt ende wetenschap’. Dit rooskleurige beeld van China werd versterkt door de schaarse producten die Europa bereikten voordat de VOC vanaf 1602 voor een veel grotere aanvoer daarvan zou zorgen. De zeldzaamheid, de exotische nieuwheid, de technische superioriteit en de luxueuze uitstraling van de producten – porselein, lakwerk en zijde – maakten grote indruk en prikkelden het verlangen naar Chinese waren.
Daarnaast was bekend dat de Portugezen veel geld verdienden met de levering van Chinese zijde aan Japan en de uitvoer van Japans edelmetaal. Dit waren handelsstromen die de Nederlanders graag wilden overnemen.
Japan speelde geen grote rol in het bewustzijn van de Nederlanders, in ieder geval niet op de manier zoals dat voor China gold. Daarover werden boekenkasten volgeschreven, terwijl over Japan vrijwel niets werd gepubliceerd. In 1600, dus al voor de oprichting van de VOC, deed het eerste Nederlandse schip - de Liefde – het land aan. De weinige overlevenden van de reis kwamen vijf jaar later in Batavia aan met een uitnodiging van de Japanse shogun (militaire heerser) om handel te komen drijven. Vanaf 1609 bezat de VOC een handelsvestiging in Hirado - op een van de zuidwestelijke eilanden van Japan - en probeerde daar goud en zilver in te kopen. In 1641 moesten de Nederlanders verhuizen naar een kunstmatig waaiervormig eiland in de baai van Nagasaki, Deshima genaamd. De Japanners waren zeer beducht voor de verspreiding van het christelijke geloof. De Portugezen – al bijna een eeuw actief in Japan – werden het land uitgezet en de Nederlanders, de enige Europeanen die nog werden geduld, werden geïsoleerd en streng bewaakt op Deshima.

1. Toegeschreven aan Osias Beert, Stilleven, vóór 1624. Olieverf op paneel, 46,4 x 79,3 cm. rijksmuseum, inv.nr. sk-a-2549. Van de kostbare voorwerpen die op tafel staan valt naast het porselein vooral de zilveren suikerpot links op. De kom en de schaal rechts hebben aan de buitenkant de voor kraakporselein typische indeling in vakken. Afbeelding uit Aziatische weelde.
1. Toegeschreven aan Osias Beert, Stilleven, vóór 1624. Olieverf op paneel, 46,4 x 79,3 cm. Rijksmuseum, inv.nr. sk-a-2549.
Van de kostbare voorwerpen die op tafel staan valt naast het porselein vooral de zilveren suikerpot links op. De kom en de schaal rechts hebben aan de buitenkant de voor kraakporselein typische indeling in vakken.

Porselein

Het begin van de handel - China, 1600-1650

Hoewel veel van de Oost-Indische kostbaarheden door particuliere kooplieden in Azië zijn gekocht, was de vroege porseleinhandel wél een VOC-aangelegenheid. De import van zogenoemd kraakporselein vormde voor de Nederlanders de eerste serieuze kennismaking  met China. Het werd vanaf ongeveer 1560 speciaal voor de export vervaardigd. De Portugezen verkochten het vooral op verschillende plaatsen in Azië en brachten slechts geringe hoeveelheden naar hun eigen land. De Nederlanders maakten kennis met dit porselein door het kapen van Portugese schepen - caracca genaamd, dat in het Nederlands tot ‘kraak’ werd verbasterd.
Kraakporselein is dunwandig en heeft gestandaardiseerde vormen en maten, waardoor het niet zwaar is en stapelbaar, zodat het relatief gemakkelijk te verschepen was. Het porselein is altijd met blauwe kobaltoxide onder het glazuur gedecoreerd. Vaak is te zien dat het met vaart is beschilderd. Zo is op een bord in de verzameling van het Rijksmuseum een paard – op de rug gezien - vol beweging geschilderd, met opgeheven been, waarbij het gewicht naar rechts wordt verplaatst (afb. 2). De in grillige penseelstreken weergegeven boom en de verschillende nuances blauw dragen bij aan de aantrekkelijkheid van het object.
Kenmerkend voor de versiering van ‘platgoed’ - schotels, borden en schalen - is dat de rand in velden is ingedeeld. Doorgaans zijn deze gevuld met bloemtakken, Chinese gelukssymbolen en kostbaarheden. Juist deze in Europa onbekende motieven maakten kraakporselein tot een exotisch en daardoor gewild product. De velden rondom hebben een druppelvorm en zijn gedecoreerd met bloemtakken en kostbaarheden, waaronder een opgerolde schildering, een kalebasfles en een boek.

Tegenover de helderwitte kleur en het harde, dunne materiaal stak het in Europa gefabriceerde aardewerk maar pover af. De omvangrijke aanvoer door de VOC zorgde ervoor dat een grote groep burgers in Nederland zich Chinees porselein kon permitteren. Het kreeg een plaats op kasten, randen van lambriseringen en schoorsteenmantels, of op tafel. Stillevens waarop kraakporselein met andere kostbare voorwerpen is gecombineerd, geven een beeld van de hoge mate waarin het werd gewaardeerd (afb. 1). In de ogen van de Europeanen was kraakporselein een authentiek Chinees product en enkele uitzonderingen daargelaten, zijn tot de vroege 17de eeuw geen exemplaren bekend waarbij de vorm of het decor naar westers voorbeeld is uitgevoerd.

2. Bord, China, ca. 1600-1625. Porselein beschilderd in onderglazuurblauw, diam. 21,6 cm. rijksmuseum, inv.nr. ak-mak-609. Kraakporselein werd als bijzonder en kostbaar product gewaardeerd ondanks het feit dat er jaarlijks tienduizenden stuks van werden ingevoerd. In 1629 bestelde de VOC bijvoorbeeld 63.000 borden in verschillende maten, naast 16.000 schoteltjes en 3000 ondiepe kommen. Uit: Aziatische weelde.
2. Bord, China, ca. 1600-1625. Porselein beschilderd in onderglazuurblauw, diam. 21,6 cm. Rijksmuseum, inv.nr. ak-mak-609.
Kraakporselein werd als bijzonder en kostbaar product gewaardeerd ondanks het feit dat er jaarlijks tienduizenden stuks van werden ingevoerd. In 1629 bestelde de VOC bijvoorbeeld 63.000 borden in verschillende maten, naast 16.000 schoteltjes en 3000 ondiepe kommen.

Dit veranderde toen vanaf de jaren 20 een nieuw type porselein op de markt kwam. Door binnenlandse onrust waren bestellingen van het Chinese keizerlijk hof weggevallen, die uitsluitend producten van de hoogste kwaliteit hadden opgeleverd, uitgevoerd met een verbluffende technische perfectie en volgens strenge voorschriften gedecoreerd. De bekwame pottenbakkers en schilders zagen zich gedwongen nu voor andere markten te gaan werken. Een betere kwaliteit porselein werd daardoor beschikbaar voor welgestelde Chinese kooplieden in de kustprovincies én voor de export. Dit zogenoemde overgangsporselein werd gemaakt van betere grondstoffen dan kraakporselein en daarmee werd het wit mooier en het blauw rijker. Bovendien werd meer aandacht besteed aan de vorm en de decoratie.
De VOC moest nog tot 1633 geduld hebben voor ze dit betere, nieuwe porselein geleverd kreeg. De Compagnie had al sinds 1624 een handelsvestiging op Formosa - het huidige Taiwan -, maar op het Chinese vasteland had ze geen poot aan de grond gekregen. De bevoorrading op het eiland vond plaats via de jonken van Chinese kooplieden. Deze handelaren werden gecontroleerd door de machtige Zheng-clan, die niet alleen de vaart op Formosa, maar ook op Japan en Manilla in handen had. Voor de aanvoer van porselein was de VOC geheel afhankelijk van de Zhengs, die pas na lang aandringen zwichtten voor de smeekbeden van de Compagnie. Twee jaar later, in 1635, is er al sprake van modellen die vanuit het westen aan de Chinese pottenbakkers worden gestuurd. Schenkkannen, mosterdpotten en bierkruiken werden zonder probleem geleverd, echter steeds voorzien van een uitgesproken Chinees decor (afb. 3).

› 3 ‹ Schenkkan, China, ca. 1635-1640. Porselein beschilderd in onderglazuurblauw, h. 20 cm. rijksmuseum, inv.nr. ak-rbk-14774. Deze kan heeft een kleine driehoekige schenktuit aan de bovenzijde van de hals. Het model gaat terug op een Europees – voor de Chinezen geheel nieuw – voorbeeld. In China was wel het type met een lange gebogen tuit bekend, gebaseerd op metalen voorbeelden uit het Midden-Oosten. De pottenbakker kon zich waarschijnlijk geen kan zonder tuit voorstellen en voegde deze dan ook, geheel ten overvloede, toe. Uit: Aziatische weelde.
3. Schenkkan, China, ca. 1635-1640. Porselein beschilderd in onderglazuurblauw, h. 20 cm. Rijksmuseum, inv.nr. ak-rbk-14774.
Deze kan heeft een kleine driehoekige schenktuit aan de bovenzijde van de hals. Het model gaat terug op een Europees – voor de Chinezen geheel nieuw – voorbeeld. In China was wel het type met een lange gebogen tuit bekend, gebaseerd op metalen voorbeelden uit het Midden-Oosten. De pottenbakker kon zich waarschijnlijk geen kan zonder tuit voorstellen en voegde deze dan ook, geheel ten overvloede, toe.

Op zoek naar alternatieven - Japan, 1650-1700

In 1656 schreven de Heren XVII aan de Hoge Regering in Batavia dat het hun was opgevallen dat vrij aanzienlijke hoeveelheden Japans porselein Nederland bereikten terwijl de VOC er al een aantal jaren in het geheel niet in was geslaagd porselein in te kopen. In China waren problemen met de productie ontstaan nadat de Mantsjoes het keizerrijk vanuit het noorden waren binnengevallen en er in 1644 de Qing-dynastie hadden gevestigd. Ovenplaatsen in het binnenland waren verwoest, aanvoerwegen versperd en de nieuwe machthebbers verboden in de zuidelijk provincies – waar de aanhangers van de oude Mingdynastie voornamelijk stand hielden – elke overzeese handel. Zo hoopten ze het verzet in de kustprovincies, en met name dat van de Zheng-clan, te breken. Vanaf circa 1650 werd vrijwel geen porselein meer uitgevoerd.
De vraag bleef echter onverminderd bestaan en in Japan bleken mogelijkheden te liggen. Hier was in Arita, op het zuidelijke eiland Kyushu, in de jaren 20 van de 17de eeuw een eigen productie van porselein tot ontwikkeling gekomen. Aanvankelijk was deze gericht op de binnenlandse markt, maar door het wegvallen van de Chinese productie gingen de pottenbakkers ook voor de export werken. Het is opvallend dat de VOC moest vaststellen dat particulieren dit Japanse porselein al met succes invoerden terwijl ze zelf aan de zijlijn stond.
Het porselein was voor een belangrijk deel in het blauw beschilderd, in directe navolging van het Chinese kraakporselein. Daarnaast werden in Arita ook veelkleurige stukken vervaardigd, hetgeen een belangrijke uitbreiding van het exportassortiment betekende. In China werd weliswaar ook polychroom porselein gemaakt, maar dat was uitsluitend bestemd voor de binnenlandse markt en voor de export naar landen in Zuidoost-Azië. Tot het midden van de 17de eeuw werd er geen veelkleurig porselein naar Europa verscheept. De eerste VOC-bestellingen in Japan, eind jaren 50, waren bedoeld om te onderzoeken of er in Europa een markt voor bestond. Dat bleek zeker het geval en met name het kakiemonporselein - genoemd naar de familie die het maakte - uit Arita bleef tot het midden van de 18de eeuw het kostbaarste en onder verzamelaars meest gezochte Aziatische product.

[...]

Walburg Pers Uitgeversmaatschappij

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum