Leesfragment: Beschrijven wat je ziet

27 november 2015 , door Kees 't Hart

Morgen in De Groene Amsterdammer, vanavond al te lezen op Athenaeum.nl: Kees 't Hart over V.S. Naipauls The Masque of Africa: 'In The Masque of Africa is Naipaul over Afrika een stuk milder dan vroeger. Hij probeert te achterhalen hoe de pre-christelijke en pre-moslimreligies in Afrika nog overleven. Hij bezoekt onder andere Ivoorkust en Oeganda, landen waar hij vroeger ook al was, heeft al of niet geslaagde ontmoetingen met heksen en tovenaars en laat zich af en toe oude rituelen voorzetten.'

De samenwerking tussen Athenaeum Boekhandel en De Groene Amsterdammer is versterkt: op de site van De Groene kunt u de besproken boeken direct bij Athenaeum kopen.

Een maand terug ging ik in New York naar een literaire avond rond Nobelprijswinnaar V.S. Naipaul (1932), in 92Y, aan de 92ste straat. Vierhonderd stoelen, uitverkocht. Naipaul werd ingeleid door zijn redacteur, George Andrew, een jonge man die hem zijn vriend noemde, wat riskant is bij deze niet altijd aimabele schrijver. Voor je het weet ben je zijn vijand en wil hij niks meer van je weten. Hij zou hem interviewen.
Naipaul is nu 78, hij oogt ouder, hij wankelde zo ongeveer het podium op, keek enigszins verwilderd om zich heen, peinsde er niet over om voor het applaus te bedanken, stelde zich op achter een lessenaar met microfoon en las twintig minuten voor uit zijn nieuwe boek, The Masque of Africa. Het begon zo: 'Rossata-Rignault, an attractive man in his forties, was of mixed ancestry, as his double name suggested. His father was French, his mother African.' Hij las prachtig, dat had ik niet verwacht. Niet pathetisch, maar helder en rustig, hij voelde zich er thuis bij en ik luisterde van begin tot eind, wat ongewoon is: ik lees liever dan dat ik luister. Hij sprak perfect Oxford Engels, zijn stem had iets dwingends, hij keek geen moment de zaal in.
Er zijn de laatste jaren heel wat stormen over hem heen geraasd. Paul Theroux, voormalige vriend, publiceerde in 1998 een verwoestend en toch ook hilarisch boek, Sir Vidia's Shadow waarin hij hem neerzette als racist, egoïst, warhoofd, hoerenloper, huichelaar en mishandelaar van vrouwen. In 2008 publiceerde Patrick French een voortreffelijke, geautoriseerde biografie, The World Is What It Is, waarin Naipaul opnieuw niet als lieverdje te voorschijn kwam maar op de een of andere manier verhoogde dit juist mijn toch al grote belangstelling voor deze superieure veelschrijver. In de Arabische wereld is hij volstrekt not done. Hij maakte zich regelmatig berucht met gepeperde boeken over de morele en zedelijke achterlijkheid van de samenlevingen daar, zie bijvoorbeeld Among the Believers (1981) en het latere, nauwelijks mildere Beyond Belief (1998). Vorige week nog werd hem de toegang ontzegd tot een literair congres in Istanbul omdat hij 'bevolkingsgroepen' had beledigd, waarmee in zijn ogen uiteraard het bewijs voor de achterlijkheid aldaar was geleverd. Ook in het Caribisch gebied, hij werd geboren op Trinidad, kunnen ze zijn bloed langzamerhand wel drinken, vooral omdat hij plaatselijke, vaak populistische machthebbers neerzet als politiek correcte nitwits. In de snijdende roman Guerillas (1975) maakte hij bijvoorbeeld gehakt van de cultus rondom de 'vrijheidsstrijder' Malcolm X. Zijn collega-Nobelprijswinnaar Derek Walcott publiceerde in 2008 het gedicht Mongoose waarin hij bitter (en soms geestig) de vloer aanveegt met Naipauls werk, dat hij overigens in het begin steunde. Het begint als volgt: 'I have been bitten, I must avoid infection/ Or else I'll be as dead as Naipaul's fiction.' Even verderop staat: 'The plots are forced, the prose sedate and silly/ The anti-hero is a prick named Willie.' Hij refereert hier aan de inderdaad minder gelukkige roman Magic Seeds (2004). Soms krijgt dit gedicht zelfs lasterlijke trekjes, bijvoorbeeld in de regels: 'He doesn't like black men but he loves black cunt.'
De kritiek komt er in het algemeen op neer dat hij zijn eigen nest te veel bevuilt, dat hij te veel de kant kiest van de voormalige kolonialen. Critici vinden vaak dat hij de verloedering en wanhoop van postkoloniale samenlevingen te weinig op rekening schrijft van de voormalige onderdrukkers. Naipaul heeft daar een broertje dood aan, in zijn reisboeken en romans laat hij juist niet de machthebbers of hun politieke kliek aan het woord, maar geeft hij ruimte aan buitenstaanders, expats, randfiguren, vaak ook nog uit de betere kringen.
Hij houdt ervan te provoceren. Men neemt hem vaak kwalijk dat hij tijdens zijn reizen in sjieke hotels logeert en zich van daaruit laat meetronen naar arme gebieden, waarna hij zich vervolgens in zijn verslagen keihard geneert voor de stank en mensonterende toestanden die hij aantreft. Een raar verwijt waarmee je die stank en wantoestanden uiteraard niet wegneemt. Altijd beschrijft hij uitvoerig de achtergrond, illusies en verwachtingen van de mensen die hij ontmoet. Daarbij spaart hij zichzelf niet, hij betrekt zijn eigen hang-ups over afkomst, religie en kolonialisme bij de beschrijvingen, wat zijn werk altijd een bittere en wanhopige ondertoon geeft. Ook zijn grote romans, zoals het geestige The House of Mr Biswas (1961) en A Bend in the River (1979) geven een verpletterend inkijkje in de illusies van postkoloniale samenlevingen.
In The Masque of Africa is Naipaul over Afrika een stuk milder dan vroeger. Hij probeert te achterhalen hoe de pre-christelijke en pre-moslimreligies in Afrika nog overleven. Hij bezoekt onder andere Ivoorkust en Oeganda, landen waar hij vroeger ook al was, heeft al of niet geslaagde ontmoetingen met heksen en tovenaars en laat zich af en toe oude rituelen voorzetten. Aan de ene kant heeft hij een gloeiende hekel aan de geldzucht en drankzucht van de 'tovenaars' die hij ontmoet, aan de andere kant verlangt hij nog naar het oorspronkelijke van Afrika en is hij niet al te negatief meer over de kant in Afrika 'that resisted rationality'. Het bittere van zijn vroegere werk ontbreekt, hij slaagt er zelfs in enig begrip op te brengen voor sjamanistische activiteiten in achterafstraatjes, waar hij vroeger met grotere bitterheid en groter zelfbeklag over zou hebben geschreven. Gelukkig klaagt en zeurt hij, soms erg geestig, nog steeds volop over de stank, de prijzen, de hitte en de dierenmishandelingen. Maar er klinkt af en toe iets van hoop door in zijn verslagen. Vooral in het stuk over zijn bezoek aan Johannesburg waarin hij eerst keihard verslag uitbrengt van de verloedering daar, die volgens hem veel erger is dan tijdens de apartheid. Zo kennen we hem weer. Maar hij ziet enig licht aan de horizon, hij demonstreert dat met het werk van de Afrikaanstalige schrijver Rian Malan.
Het gesprek met Andrew loopt niet erg soepel, Naipaul antwoordt vaak met 'ja' en 'nee', hij lijkt een beetje narrig. Pas wanneer het publiek vragen mag stellen ontdooit hij. Er kan en mag gelachen worden, hij heeft het onder meer over cricket, waar hij een groot liefhebber van is. Hij stelt dat het fundamentalisme in Afrika steeds sterker wordt, vooral het moslimfundamentalisme, als je tijdens de ramadan een vlieger oplaat ben je al bijna ketters. Hij pleit voor een 'universele beschaving' die altijd moet streven naar 'the good life', waar religie wat hem betreft geen deel van kan uitmaken. Religie heeft de neiging eerdere religies letterlijk te vernietigen, uit de geschiedenisboeken te schrappen, dit leidt tot inconsistenties in samenlevingen.
Hij brengt ten slotte nog een eerbetoon aan het werk van Joseph Conrad, die beschreef wat hij zag, niet wat hij van anderen moest zien.
Na afloop sta ik in de rij voor een handtekening in zijn nieuwe boek. Ik ben ineens zeldzaam brutaal, vraag aan een van Naipauls begeleiders of ik hem mag fotograferen (tot nu toe was dit verboden). Vraag het hem zelf maar, zegt hij, hij vindt het vaak goed. Als ik aan Naipauls tafeltje sta vraag ik het, hij kijkt me aan, ziet mijn vrouw al met haar fototoestel in de aanslag. 'Yes', zegt hij.

De Groene Amsterdammer
Dichters & Denkers

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum