Leesfragment: Darwin, Wallace en de anderen

27 november 2015 , door Alexander Reeuwijk

28 september verschijnt Alexander Reeuwijks Darwin, Wallace en de anderen. Evolutie volgens Redmond O'Hanlon. 29 oktober geeft Reeuwijk een lezing bij Athenaeum Haarlem. En deze Nacht kunt u al de eerste pagina's lezen uit het eerste hoofdstuk.

In de Amsterdamse Artis Bibliotheek, omringd door zeldzame natuurhistorische werken (zoals de eerste druk van Charles Darwins On the Origin of Species), reist Alexander Reeuwijk samen met Redmond O’Hanlon door de geschiedenis van de evolutie.

Het verslag hiervan wordt gelardeerd met de smeuïge verhalen van O’Hanlon, praktijkvoorbeelden van de evolutie uit de aangrenzende dierentuin Artis en gesprekken met Remco Daalder, Midas Dekkers, Kester Freriks, Tijs Goldschmidt, Michael Richardson en Erik Zevenhuizen. Robbert Dijkgraaf schreef het voorwoord.

1
De twijfels van Charles Darwin

Over vinken, de theorie en het bekennen van een moord

Mijn dierbare Huxley

Ik heb vandaag van Murray gehoord dat hij de hele druk van mijn boek op de eerste dag heeft verkocht, en hij wil meteen een nieuwe, wat me verbijstert, omdat ik nauwelijks correcties kan doorvoeren. [...]

Ik zou heel graag een keer jouw algemene indruk vernemen met betrekking tot de waarheid van de natuurlijke selectietheorie. Slechts een kort bericht volstaat; als je in de toekomst nog meer kritiek hebt zou ik je daarvoor oneindig dankbaar zijn. Je moet weten hoezeer ik jouw mening op prijs stel.

In haast, omdat ik me veel zorgen maak over deze nieuwe druk
Altijd de jouwe
C. Darwin

Het groene boek, dat door het zwarte kussentje boven de tafel lijkt te zweven, ziet er eenvoudig uit. De rug is met goud beletterd. Op het vooren achterplat is een bloemmotief gestempeld. Garrelt Verhoeven, hoofdconservator van de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, staat er als een bewaker naast. Redmond O’Hanlon loopt direct op het groene kleinood af: ‘Ah, de eerste druk van een van de allerbelangrijkste boeken ooit gepubliceerd, mag ik...’
Voordat Garrelt Verhoeven de kans krijgt om te antwoorden heeft Redmond het boek al in zijn handen en bladert hij langs de titelpagina en de eerste bladzijden: On the origin of species by means of natural selection, or the preservation of the favoured races in the struggle for life.
Toen het boek op 24 november 1859 door uitgever John Murray werd gepubliceerd, was het direct een doorslaand succes. Nagenoeg alle 1250 exemplaren werden op één dag verkocht. Het boek kreeg al snel het predicaat ‘belangrijkste wetenschappelijke boek uit de negentiende eeuw’ en geuzennamen als ‘bijbel van de evolutiedenkers’.
Op de lange houten tafel rondom het boek hebben Garrelt Verhoeven en assistent-conservator Jip Binsbergen tal van parafernalia en andere uitgaven van Het ontstaan van soorten uitgestald. Links naast het zwarte kussentje ligt de catalogus en de aankoopnota van de eerste druk, in 1976 gekocht van een Zwitserse antiquaar.
‘5600 Zwitserse frank, ongeveer 6000 gulden,’ grijnst Verhoeven. ‘Nu, ruim honderdvijftig jaar na publicatie van het boek, is het exemplaar een veelvoud van de aanschafprijs waard!’ Over de huidige verzekeringswaarde kan Verhoeven niet veel zeggen, maar het is mogelijk om er een klein appartement buiten de Randstad voor te kopen, of een serieuze sportwagen. Kortom, een goede investering, al gaat het uiteraard niet om de financiële waarde van het boek. Een eerste Engelse druk van Het ontstaan van soorten is uiterst zeldzaam.
‘Van die totale eerste oplage van 1250 exemplaren zijn er op dit moment maar 350 getraceerd,’ weet Verhoeven. ‘Naast dit exemplaar uit de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam is er maar één ander exemplaar in een Nederlandse openbare collectie, in Museum Boerhaave in Leiden.’

Aan de rechterzijde ligt een tweede druk uit 1860, en de in hetzelfde jaar verschenen eerste Nederlandse uitgave, getiteld Het ontstaan der soorten van dieren en planten door middel van natuurkeus, of het bewaard blijven van bevoorregte rassen in de strijd des levens.
De arts en conservator van het Haarlemse Teylers Museum, Tiberius Cornelus Winkler (1822-1897), heeft het boek op verzoek van de Haarlemse uitgever Kruseman vertaald. Uit diens voorwoord blijkt wel dat Winkler het vermoeden had dat het boek stof zou doen opwaaien:

Het is een boek, dat bestemd is om aanleiding te geven tot strijd en wisseling van gedachten: tot hartstogtelijke aanvallen van den eenen kant en onverschrokken verdediging van den anderen. Het is een boek dat een licht zal ontsteken in de wetenschap der natuur, zoo schitterend, dat het velen zal verblinden, zoodat zij de oogen zullen sluiten om zijnen gloed niet te zien; maar ook zoo zuiver, dat het anderen zal dienstig zijn om een diepen blik te werpen in de geheimen der bewerktuigde natuur, die ons omringt.

Het Britse verkoopsucces werd bij lange na niet geëvenaard. In Nederland bleef de verkoop steken op ongeveer een derde van de totale oplage, tot grote desillusie van de uitgever. Nu, ruim 150 jaar na publicatie, is Het ontstaan van soorten een van de bekendste boektitels ter wereld, is het boek een van de belangrijkste wetenschappelijke boeken ooit gepubliceerd, hebben de meeste mensen wel van de evolutietheorie gehoord en is deze onlosmakelijk verbonden met Charles Darwin. Maar hoe is Darwin tot de theorie van de evolutie op basis van natuurlijke selectie gekomen?
Redmond: ‘Om hier inzicht in te krijgen zullen we toch Darwins leven moeten doorlopen, hoe vaak dat ook al is gedaan. Er zijn tientallen biografieën over hem verschenen, boekenkasten vol. Darwin zelf heeft zelfs een autobiografische schets geschreven, die zijn zoon Francis (1848-1925) als eerste in 1887 heeft gepubliceerd als onderdeel van Life and Letters of Charles Darwin. In 1958 wordt diezelfde autobiografische schets nogmaals uitgegeven, ditmaal als zelfstandige publicatie en onder redactie van zijn kleindochter, Nora Barlow (1885-1989). In het levendig geschreven en prettig leesbare boek blikt de inmiddels bejaarde Darwin terug op belangrijke momenten in zijn leven, zoals zijn jeugd, de publicatie van Het ontstaan van soorten en zijn andere wetenschappelijke werk.’
Redmond buigt zich naar me toe.
‘Ik had zelf ook ooit een contract om een biografie over hem te schrijven. Het is me niet gelukt. Enfin.’ Hij zucht. ‘Het leven van Darwin is grofweg in drie delen onder te verdelen. Het tweede deel zijn de jaren aan boord van Her Majesty’s Ship (hms) Beagle, het derde deel, het grootste, zijn de jaren in Downe, op het Engelse platteland. Maar laten we beginnen bij het eerste deel van zijn leven, van zijn geboorte tot en met de studiejaren.’
Terwijl Garrelt Verhoeven en Jip Binsbergen de kostbare darwiniana terugleggen in de kluis verdiep ik me in Darwins jeugd.

* * *

Charles Robert Darwin werd op 12 februari 1809 in Shrewsbury geboren, als vierde van vijf kinderen. Zijn jeugd was, op het overlijden van zijn moeder in 1817 na, onbezorgd. Darwin was acht jaar toen ze stierf, maar hij heeft opvallend weinig herinneringen aan haar. Wellicht, schrijft Darwin in zijn autobiografie, had het te maken met de ziekelijke staat waarin ze verkeerde vlak voor haar dood, in combinatie met het feit dat hij niet over haar mocht praten van zijn zusters.
In diezelfde tijd, toen hij ook voor het eerst naar school ging, zette hij de eerste stappen op het gebied van het natuuronderzoek. Net als veel kinderen begon de jonge Darwin met het verzamelen van onder andere schelpen, munten en mineralen en probeerde hij planten te determineren. Een paar jaar later begon hij op wild te jagen en werd hij een goede visser.

In 1825 begon Darwin, in navolging van zijn opa, vader en broer, aan de studie geneeskunde, aan de universiteit van het Schotse Edinburgh. Maar hij vond de meeste colleges saai en ook – niet onbelangrijk voor een aankomend dokter – kon hij niet goed tegen bloed, dood en ziekte. Zijn grote passie bleef natuurwetenschap. In die eerste studiejaren leerde hij dieren opzetten en werd hij lid van de Plinian Society, de studentenvereniging met speciale aandacht voor natuurwetenschap. Uiteindelijk hakte Darwin de knoop door en stopte hij na twee collegejaren met zijn studie.
Redmond: ‘Zijn vader was boos om de doelloosheid van Charles. Hij heeft ooit tegen zijn zoon gezegd: “Jij geeft alleen om honden, jagen en het vangen van ratten.” Sommigen maken hieruit op dat Darwin een moeilijke relatie had met zijn vader,’ moppert Redmond. ‘Erg freudiaans allemaal, hoor. Maar voor zover ik na heb kunnen gaan heeft Darwins vader hem geen strobreed in de weg gelegd. Hij heeft hem juist erg gestimuleerd. En tja, zo’n uitspraak. Volgens mij zegt iedere vader dit soort dingen tegen zijn kind als die zijn best niet doet en zijn talenten verkwanselt.’

Als laatste mogelijkheid stuurde zijn vader hem naar Christ College in Cambridge, om theologie te gaan studeren en voorbereid te worden op een leven als voorganger in een kerkje ergens op het platteland. Darwin zelf twijfelde nog even, omdat hij niet wist of hij zich wel kon schikken in alle dogma’s van de Anglicaanse Kerk, maar stemde uiteindelijk in.
Darwins neef, William Darwin Fox (1804-1880), studeerde eveneens aan Christ College. Ze werden vrienden voor het leven. Fox was, net als Darwin, hondenliefhebber en een fervent verzamelaar van kevers. Doordat de studielast gering was, had Darwin veel tijd om samen met zijn neef insecten te zoeken op het platteland en te lezen over natuurwetenschappelijke onderwerpen. Darwin schreef erover in zijn autobiografie:

Tijdens mijn laatste jaar in Cambridge heb ik met aandacht en diepgaande interesse Humboldts ‘Personal Narrative’ gelezen. Dit werk en de introductie op de studie van de Natuurfilosofie van Sir J. Herschel hebben binnen in mij een vurige ijver opgestookt om zelfs maar de meest nederige bijdrage aan het nobele bouwwerk van de natuurwetenschappen te leveren.

Uiteindelijk kwam de jonge Darwin via zijn neef in contact met John Stevens Henslow (1796-1861), hoogleraar botanie aan de universiteit van Cambridge, met wie hij, al wandelend door de velden rond Cambridge, lange conversaties over natuurhistorie had. Het leverde hem de bijnaam ‘hij die wandelt met Henslow’ op. Het is de belangrijkste man die Darwin in zijn nog jonge leven heeft ontmoet, want Henslow zorgde ervoor dat Darwin in contact kwam met Robert FitzRoy (1805-1865), de kapitein van het onderzoeksschip hms Beagle.
‘In de eerste helft van de negentiende eeuw werden er veel expedities uitgevoerd,’ legt Redmond uit. ‘Onder het mom van wetenschappelijk onderzoek, maar het eigenlijke doel was expansie van het Britse rijk. En de kansen waren er. Napoleon Bonaparte (1769-1821) was verslagen en verbannen, Frankrijk als grootmacht was ineengezakt en ook het Spaanse rijk bezweek langzaam. Het Britse imperium zag op dat moment de annexatie van Zuid-Amerika als de ideale uitbereiding van het rijk. Vandaar dat er tal van expedities naar het relatief onbekende werelddeel werden ondernomen om daar wetenschappelijke metingen uit te voeren en om de kustlijn in kaart te brengen. Want als je een land of compleet werelddeel wilt innemen en besturen, moet je toch op zijn minst de precieze afmetingen kennen.’

Een van de schepen die voor de reizen werden ingezet was de Beagle, een brik die in totaal drie (wetenschappelijke) reizen naar Zuid- Amerika heeft gemaakt (1826-1830, 1831-1836 en 1837-1842) voordat hij in 1870 roemloos werd ontmanteld.
Tijdens de eerste reis, onder het bewind van kapitein Pringle Stokes, voerde de bemanning hydrografisch onderzoek uit langs de Zuid-Amerikaanse kustlijn. Totdat Stokes tijdens de reis zelfmoord pleegde. Door het desolate landschap van Vuurland en zijn continu falende bemanning gledd hij in een diepe depressie. Hij sloot zich in zijn cabine op, schreef ‘The soul of a man dies in him’ in zijn logboek en schoot een kogel door zijn lichaam. Tien dagen later overleed Stokes aan zijn verwondingen. Robert FitzRoy kreeg later die reis het gezag over de Beagle en navigeerde het schip veilig terug naar Groot-Brittannië. Stokes ligt begraven op de Engelse begraafplaats in Port Famine, achtenvijftig kilometer van de Chileense stad Punta Arenas aan de Straat van Magallanes. Op zijn wit geschilderde houten kruis staat:

In memory of commander Pringle Stokes rn
hms beagle

Who died from the effects of the anxieties and hardship while surveying the Western shores of Tierra del Fuego
† 12-8-1828

* * *

In zekere zin kan worden gesteld dat de zelfmoord van Stokes de weg heeft vrijgemaakt voor Charles Darwin. Bij terugkomst in Groot-Brittannië werd FitzRoy benoemd tot kapitein voor de tweede wetenschappelijke expeditie naar Zuid-Amerika, die een jaar later, in 1831, zou vertrekken. Uit angst voor een vergelijkbaar fataal lot als zijn voorganger besloot hij op zoek te gaan naar iemand die hem tijdens de komende reis, die ongeveer vijf jaar zou gaan duren, gezelschap kon houden aan boord.
‘FitzRoy zocht echt iemand om een zo normaal mogelijk leven mee te leiden tijdens de reis,’ verduidelijkt Redmond. ‘Je moet je realiseren dat het victoriaanse klassensysteem zeer strikt was, en dat vermenging van de klassen ondenkbaar was. Vandaar dat FitzRoy, ondanks het grote aantal bemanningsleden aan boord van de Beagle, erg eenzaam zou zijn omdat hij bijvoorbeeld niemand had om mee te eten. Hij zocht gezelschap van enig niveau en afkomstig uit de juiste sociale klasse. De kapitein was zelfs bereid er een deel van zijn hut voor op te geven. Dat was ook de voornaamste taak van de toekomstige hutgenoot: het ging slechts om gezelschap. De gast hoefde in principe niet te participeren in het wetenschappelijke onderzoek en zou ook niet worden betaald als natuuronderzoeker.’

De brief met het verzoek die FitzRoy verstuurde, kwam via via op het bureau van Henslow terecht, die onmiddellijk aan de jonge Darwin dacht. Een geschiktere kandidaat was er in zijn ogen niet. Darwin kwam uit de juiste klasse, was slim en onderhoudend.
Toch was de toetreding van Darwin aan boord van de Beagle allerminst vanzelfsprekend. Henslow stelde Darwin voor om hem voor te dragen bij kapitein FitzRoy, die bereid was hem te ontmoeten voor een sollicitatiegesprek. Darwin zelf was meteen enthousiast over het plan. Zijn vader daarentegen stond minder hard te juichen. Hij was fel tegen zijn zoons deelname aan de expeditie, maar liet wel enige ruimte door te stellen dat als Darwin een redelijk iemand kon vinden die vóór zijn deelname was, hij alsnog toestemming zou geven. Darwin schreef diezelfde avond nog een brief naar Henslow waarin hij zich afmeldde voor deelname aan de expeditie. Tijdens een jachtpartij bood zijn oom Josiah Wedgwood II hem echter aan samen naar Shrewsbury af te reizen en te praten met zijn vader.
De eerste hobbel was genomen: vader Darwin gaf uiteindelijk toestemming. De volgende stappen waren de sollicitatiegesprekken met Henslow en FitzRoy, die hij beide doorstond, waarna hij uiteindelijk op de Beagle werd toegelaten.
Pas later hoorde Darwin dat zijn deelname aan de expeditie alsnog aan een zijden draad heeft gehangen. FitzRoy was een fervent aanhanger van de theorieën van de Zwitserse filosoof Johann Kaspar Lavater (1741-1801), die stelde dat het mogelijk was om het karakter van iemand te bepalen aan de hand van de vorm van het gelaat. Kennelijk verried Darwins neus enkele gebreken in diens karakter die het hem onmogelijk zouden maken de wereld over te zeilen. FitzRoy had zich in ieder geval afgevraagd of iemand met zo’n neus wel genoeg kracht en doorzettingsvermogen zou bezitten om de reis te volbrengen, zoals hij later aan Darwin zou bekennen: ‘Later, toen ik innig bevriend was geraakt met FitzRoy, hoorde ik dat ik bijna was afgewezen op basis van de vorm van mijn neus!’
De kapitein sloeg de theorieën van Lavater in de wind en vertrok samen met de pas tweeëntwintigjarige Darwin aan het eind van 1831 vanuit Plymouth voor de eerste etappe richting de Kaapverdische Eilanden:

Na tweemaal te zijn teruggedreven door zware zuidwesterstormen verliet hms Beagle, een brik met tien kanonnen onder bevel van kapitein FitzRoy, Devonport op 27 december 1831. Doel van de expeditie was het verkennen van Patagonië en Vuurland en daarna de kust van Chili, Peru en enkele eilanden in de grote oceaan en ook om een reeks chronometrische metingen rond de wereld te verrichten.

Op het moment dat Darwin aan boord van het schip was, werd hij zeeziek.
‘Dat is echt een drama,’ merkt Redmond op. ‘Want hij wende er ook niet aan. Toen ik aan boord was van de klipper Stad Amsterdam om de hele reis van de Beagle na te varen, was ik ook erg bang voor zeeziekte. Maar ik heb er helemaal geen last van gehad, gelukkig. En dat terwijl een groot aantal bemanningsleden er wel veel last van heeft gehad. Ha! Ik voelde me echt een hele bink, een echte zeebonk. Totdat de scheepsarts me vertelde dat ouderen en mensen met gehoorschade er nagenoeg geen last van hebben...’

Tijdens de eerste stop, bij de Kaapverdische Eilanden, ging Darwin aan land en deed hij zijn eerste natuurhistorische observaties van de reis. Zorgvuldig beschreef hij de diverse aardlagen, in de voetsporen tredend van zijn mentors Sir Charles Lyell (1797-1875), wiens tweedelige standaardwerk The Principles of Geology Darwin mee aan boord had genomen en verslond, en Alexander von Humboldt (1769-1859), die al een paar jaar eerder op de eilandengroep was geweest.
Op dezelfde eilandengroep, bij de rotsen van Sint-Paulus, beschreef hij zijn eerste natuurkundige experimenten. De rotsen waren bedekt met een laag poep van vele honderden zeevogels. Met een loep bekeek hij de toplaag, krabde deze af en stak het witte goedje in brand. (Darwin: ‘Bij verhitting knistert het, de kleur wordt enigszins zwart en het ruikt onaangenaam.’) Zijn eerste observaties hebben op de een of andere manier iets stunteligs. Alsof hij onderzoeker speelde, in plaats van het echt te zijn.
Redmond weet ook niet wat hij ermee aan moet: ‘Ik weet niet zo goed wat het is met Darwins verslag van de Beagle-reis, maar op de een of andere manier blijft het niet bij me hangen. Ik heb het boek vele malen gelezen, en toch ken ik geen passage van het boek uit mijn hoofd. Misschien wel omdat het, zeker in de eerste hoofdstukken, nog erg onvolwassen is.’

Toch bevat een aantal passages in het boek momenten die van cruciaal belang zijn voor de ontwikkeling van Darwin. Op 20 februari 1835 opende hij zijn hoofdstuk met de opmerking dat deze datum gedenkwaardig zou worden in de annalen van Valdivia. Darwin was aan land en lag, samen met een naamloze metgezel, in het bos uit te rusten toen rond halftwaalf de aarde plotseling onder zijn voeten begon te trillen. Een grote aardbeving trof de stad Concepcion in het centrum van Chili. Een aardbeving is in het gebied niet ongebruikelijk, maar voor Darwin was het een zeer enerverende gebeurtenis. Hij beschreef het poëtisch: het was alsof hij ‘over dun ijs schaatste, dat doorboog onder het gewicht van het lichaam’. In het bos was Darwin veilig. In de stad, waar FitzRoy zich op dat moment bevond, was de schade groot. Huizen stortten in en mensen renden in paniek door elkaar heen de straat op. Op Darwin maakte de beving als gezegd grote indruk. Hij besefte in ieder geval dat er enorme krachten van binnenuit op het aardoppervlak inwerken:

Een zware aardbeving doet onmiddellijk onze oudste gewaarwordingen teniet: de aarde, hét symbool van alles wat vast is, beweegt onder onze voeten als een korst boven een vloeistof; gedurende één seconde dringt tot de geest een vreemd gevoel van onzekerheid door, een gevoel dat zelfs niet door uren van gepeins kan worden opgewekt.

Daarnaast realiseerde Darwin zich dat een beving of de bijbehorende tsunami de oppervlakte van het land of de aanwezigheid van dieren ernstig kan beïnvloeden. Door deze aardbeving was het land op sommige delen gerezen; verschuiving van aardlagen kan resulteren in de vorming van heuvels en bergen en geeft een mogelijke verklaring van de vondst van zeedieren op het land:

Geconfronteerd met dit nieuwste voorbeeld mogen we als waarschijnlijk aannemen, volgens de beginselen die Charles Lyell in zijn Principles of Geology heeft beschreven, dat zich achtereenvolgens andere kleine rijzingen zullen voordoen, en mogen we bovendien beweren dat het probleem van de boven water gekomen schelpen, zoals beschreven door Ulloa, is opgelost.

[...]

© Alexander Reeuwijk

Uitgeverij Atlas

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum