Leesfragment: De andere wang, vergeven in tijden van vergelding

27 november 2015 , door Willem van Leeuwen

19 april spreken onder anderen Antoine Bodar, Arnold Heertje en Willem van Leeuwen, de auteur van De andere wang, over vergeving bij de SLAA. Vanavond kunt u al enkele fragmenten uit die interviewbundel lezen en uw exemplaar aanschaffen.

In De andere wang gaat journalist Willem van Leeuwen op zoek naar het antwoord op de vraag: wat is vergevingsgezindheid en kun je het leren? Hij onderzoekt de mechanismen die een rol spelen bij vergeving, rechtvaardigheid, genoegdoening en... wrok. Van Leeuwens zoektocht voert hem langs tal van mensen die hiermee te maken kregen, onder wie Niels Kokmeijer, de ouders van Joes Kloppenburg en Ronald Jan Heijn (een fragment daaruit staat op Slaa.nl). Ook sprak hij personen die vanuit professioneel oogpunt een visie op het onderwerp hebben, zoals Hermann von der Dunk, Antoine Bodar en Andreas Kinneging. Maar Van Leeuwen onderzoekt ook zijn eigen - gebrekkige - vergevingsgezindheid.

Een onbegrijpelijke trap

(interview met oud-profvoetballer Niels Kokmeijer)

[...]
Als ik wegrijd uit de nauwe Beverwijkse straat zie ik hem in mijn binnenspiegel bij de voordeur staan. Hij zwaait. Heeft dit interview me iets gebracht? Niels was niet wrokkig. Knap van hem. Hij was er ook van overtuigd dat hij zelf nooit zo’n grove overtreding zou maken. Ik geloof hem. Hij is er te zelfbewust voor, maar vergeven kan hij niet, of wil hij niet. Voor nu zijn dit de belangrijkste gedachten die ik overhoud aan het gesprek. Niels. Een nuchtere Hollandse jongen met verstand. Een aardige, intelligente krullenbol. Het type waarvoor ik een lichte jaloezie koester. Verstandig, vooral niet te emotioneel, gezegend met een positieve levensinstelling. Ik geloof hem ook als hij zegt dat hij nu gelukkig is met zijn leven. Ja hij is een geluksvogel. Hij is ‘in balans’ zoals ze dat in de boekjes noemen. Maar tegelijk is Niels ook maar een mens. Weliswaar heeft hij de excuses van Bouaouzan geaccepteerd, maar dat was het. Hoe kan dat eigenlijk? Niet wrokkig zijn, maar desondanks de dader niet vergeven? Ik begrijp dat nog niet.

Aan het eind van het gesprek zei Niels: ‘Als ik hem had kunnen begrijpen had ik hem misschien kunnen vergeven.’ Eén ding is mij inmiddels wel duidelijk: er kan kennelijk pas sprake zijn van vergeving als je iemand begrijpt. Von der Dunk zei het ook al in zijn aanzet tot een definitie van vergeving: je moet weten wat de ander beweegt voor je kunt vergeven. Bouaouzan wist niks te zeggen in het ziekenhuis, waarschijnlijk had de schaamte van het gezichtsverlies hem monddood gemaakt. En Niels had geen behoefte om tot Rachid Bouaouzans ziel door te dringen. Ik vraag me af of ik in Niels’ plaats Rachid zou kunnen vergeven en moet hardop grinniken. De koning van de wrok die een dubbele beenbreuk vergeeft... Begrip. Nee, dat is niet iets wat als vanzelf in me opkomt wanneer ik me zwaar gekwetst voel. Eerst is er de woede die in golven naar het gezicht trekt. Daarna is er de verongelijktheid die zich vastzet in het middenrif om vervolgens in de tijd uit te harden tot wrok. Begrip voelen voor de ander, ik geloof niet dat ik er uit mezelf zou opkomen. Rachid, licht ontvlambaar, waarschijnlijk opgevoed in een schaamtecultuur. Sorry zeggen was te moeilijk voor hem. En wat je niet gekregen hebt, kun je ook niet zomaar weggeven. Even denk ik erover om hem op te zoeken en te vragen of die schop hem nog dwarszit. Of hij weet waarom hij zich soms zo gedraagt op het sportveld. Om te weten of hij wrokkig is dat zijn kant van het verhaal nooit naar buiten is gekomen. Maar ik ben geen EO-coryfee die dader en slachtoffer zonodig in een geforceerde omhelzing wil wringen, waarbij de kijker vooral het gevoel mag koesteren dat zijn emoties nog op de juiste plaats zitten. Ik laat het idee varen.

Een aardige streber

(interview met Sytze van der Zee)

[...]
Hij heeft zijn ouders gehaat als kind: ‘Absoluut. Toen ik klein was, had ik echt de pest aan ze. En niet eens alleen vanwege dat NSB-lidmaatschap. Mijn moeder was geen tedere vrouw. Mijn vader was gierig en ook nog een beetje een sukkel. Ging je een keer uit vissen met hem, bleek hij geen verse maden te hebben gekocht. Dan zat je aan de waterkant bij Kortenhoef, deedie het madendoosje open en kwamen er vliegen uit! Dan konden we onverrichter zake weer naar huis. En later, als ik bijvoorbeeld speciaal voor hem uit Amerika op bezoek kwam, had hij niks in huis, niet eens vers brood! Hij bakte er niks van. Het huwelijk tussen mijn vader en moeder was een mismatch. Ze pasten niet bij elkaar. En dan werden ze dus ook nog eens lid van de NSB. Toen ik een jaar of zestien was ben ik me gaan afvragen wat er met ze aan de hand is geweest dat ze die keuze hebben gemaakt. Wat ik ze enorm heb kwalijk genomen, is dat we na de oorlog niet zijn verhuisd. Ik heb dat nooit begrepen. Toen mijn broer Wim naar het Baarns lyceum ging, was hij meteen af van het getreiter. Mijn andere broer Henri, idem dito. Ik zat hier zowat om de hoek op school en had dat NSB-stigma aan mijn kont hangen. Het had ons zoveel ellende bespaard als we een paar wijken verderop waren gaan wonen. Maar ze bleven zitten waar ze zaten aan de Potgieterlaan.’

Thuis werd er nooit gesproken over het verleden: ‘Mijn ouders hebben zich ook nooit verontschuldigd tegenover ons. Mijn vader heeft wel eens terloops tegen mijn vrouw gezegd dat hij spijt had van zijn partijkeuze. In het boek beschrijf ik hoe ik op een reis die we samen maakten, vroeg waarom dat zo’n taboe was. Maar hij legde de bal bij mij; ik was een obstinaat en ongemakkelijk kind enzovoorts. Hij was niet kwaadaardig, maar hij draaide voortdurend. En hij trok altijd partij voor mijn moeder. Daar heb ik echt een pesthekel aan gehad.’

Over zijn ressentiment jegens zijn ouders: ‘De wrok ten opzichte van mijn ouders hebben wij, de kinderen, gecompenseerd door enorm veel aandacht aan ze te besteden. Dat ging niet bewust. Ik denk dat een kind, hoe moeizaam de relatie met de ouders ook mag zijn, op alle mogelijke manieren zoekt naar de liefde van die ouders. Ook als je volwassen bent. Ik geloof wel dat ik mijn ouders heb vergeven hoe ze waren en wat ze hebben gedaan en gelaten. Maar stel dat ik erachter was gekomen dat mijn vader wél joden had verraden, dan weet ik niet hoe ik dat had opgevat. Dan weet ik niet of ik Potgieterlaan 7 wel had willen laten verschijnen.’

En plein public

Interview met Jacqueline Tondu

[...]

In september, op haar feestdag in de levenstuinen, had ze met stenen zes jaarringen geconstrueerd, zoals van een boom, ieder tien jaar van haar leven voorstellend: 'Het was een korte symbolische handeling voor het feest begon. Het ritueel bestond eruit dat ik de aanwezigen in de ring plaatste die betrekking had op de betreffende periode van mijn leven. Emiel was inderdaad gekomen en dat vond ik dapper van hem. Ik wist dat hij bang was voor de blikken van al die mensen. Op een gegeven moment was de ring van mijn veertiger jaren aan de beurt. Toen ik Emiel uitnodigde om in de kring te komen, werd het doodstil. Hardop heb ik toen verteld dat hij ooit mijn geliefde was, dat hij dat nu niet meer is, dat hij me veel pijn heeft gedaan, maar dat ik hem nu weer graag in mijn leven wilde opnemen. Hij had tranen in zijn ogen toen hij in de kring stapte. Toen we elkaar omhelsden was er applaus. Zo heb ik hem vergeven.'

Tja. Zeg er eens iets van. Als ik licht wantrouwend vraag of ze niet ook een beetje uit was op effectbejag, is ze fel: 'Ik heb het juist zo omstandig gedaan uit respect voor mezelf. Om uit de slachtofferrol te komen. In het begin is slachtofferschap oké, belangrijk zelfs, je moet je pijn de ruimte durven geven. Maar op den duur is het een heel nare rol. Slachtoffer blijven vernauwt je bewustzijn, want je blijft dan hangen in de ervaring. Je moet ruimer durven denken, meer zijn dan alleen je emoties. Voorbij die ervaring proberen te komen. Vergeven is juist een manier om te groeien. En weet je waarom vergeven ook zo nodig is?' Ze kijkt me licht spottend aan: 'Omdat we geen heiligen zijn. We kwetsen allemaal, we zijn wie we zijn, niet alleen goed, en niet alleen slecht. We zijn mensen en daar hoort per definitie bij dat we soms kwetsen. Als je dat beseft dan kun je niet anders dan anderen hun daden vergeven. En ook jezelf, trouwens.'

Een mooi gebaar als het oprecht is, al zeg ik het zelf. Maar of ik zelf in staat zou zijn om iemand zo in het openbaar te vergeven? Kan ik überhaupt iemand die me heeft verraden vergeven? Tot nog toe niet. Heel snel mijn leven in ogenschouw nemend weet ik dat wrok altijd de boventoon heeft gevoerd. Als ik iets wat me is aangedaan in herinnering breng, schiet wrok, net als bij verlegenheid, direct in een bloedstuwing naar mijn hoofd. Wrok is de eerste reflex. Vergeven gaat niet vanzelf. Is vergeven een bewuste keuze?
Ze schenkt de koffiemokken nog eens vol en klopt warme melk tot schuim: 'Absoluut. Vasthouden aan het verleden, aan schuld en boete, aan dader versus slachtoffer is óók een keuze. Voor mij heeft het allemaal te maken met kwaliteit van leven.' En kan iedereen het leren? Even denkt ze na: 'Nee, dat denk ik niet. Niet iedereen kan of wil de beslissing nemen te vergeven. Uit je vernauwde bewustzijn stappen is moeilijk. Je hebt er ook wilskracht voor nodig, zoals je ook wilskracht nodig hebt om wrokkig te blijven.'

© Willem van Leeuwen
Foto © Tessa Posthuma de Boer

Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum