Leesfragment: De waarheid omtrent Marie

22 januari 2011 , door Jean-Philippe Toussaint
|

25 januari verschijnt van Jean-Philippe Toussaint De waarheid omtrent Marie (La vérite sur Marie, in de vertaling van Marianne Kaas). Vanavond kunt u de eerste pagina's lezen en uw exemplaar reserveren.

De verteller van deze visuele roman verhaalt over zijn voormalige geliefde Marie, die zijn hulp inroept als haar nieuwe minnaar onverwacht is gestorven. Tegen de achtergrond van een hittegolf in Parijs, noodweer op het vliegveld van Tokio en een vernietigende bosbrand op Elba legt Toussaint de absurditeit en de tragiek van het leven op een humoristische, soms bijna afstandelijke wijze bloot. Naast de verteller, Marie en haar gedoemde minnaar neemt ook een vierde, tragisch personage een prominente plaats in in het verhaal: Zahir, een volbloedhengst.

Kun je iemand echt kennen? Kun je de hele waarheid over iemand weten? Bij Jean-Philippe Toussaint vindt de lezer geen dichtgetimmerde psyche, geen reflecties die schijnbaar naar alle kanten uitwaaieren en geen woord of letter te veel. De waarheid over Marie is een intrigerend tweeluik over reizen en de ervaring van tijd en plaats. Een boek dat je niet loslaat.

Zie ook Arjen van Meijgaards recensie.

Later, terugdenkend aan de duistere uren van die gloeiend hete nacht, drong het tot me door dat we, Marie en ik, op hetzelfde moment de liefde hadden bedreven, maar niet met elkaar. Op een bepaald tijdstip van die nacht – het was de eerste warme periode van het jaar, die abrupt had ingezet, drie dagen achtereen 38°C in Parijs en omstreken, en de temperatuur kwam nooit onder de 30°C – bedreven Marie en ik de liefde in Parijs, in appartementen hemelsbreed op nauwelijks een kilometer van elkaar verwijderd. Aan het begin van de avond kwam de gedachte uiteraard niet bij ons op, en ook later niet, of op enig ander moment, het was simpelweg ondenkbaar, dat we elkaar die nacht zouden zien, dat we voor het aanbreken van de dag samen zouden zijn, en dat we elkaar zelfs even zouden omhelzen in onze flat, in de donkere gang waar alles verstoord was. Gezien het tijdstip waarop Marie thuiskwam (in ons huis, of eigenlijk in haar huis, ik zou nu haar moeten zeggen, want al bijna vier maanden woonden we niet meer onder hetzelfde dak), en gezien het feit dat ik om vrijwel dezelfde tijd was teruggekeerd, niet alleen, ik was niet alleen – maar met wie ik was doet weinig ter zake, daar gaat het niet om – in de kleine tweekamerflat waarin ik sinds we uit elkaar waren gegaan mijn intrek had genomen, zal het naar alle waarschijnlijkheid bij benadering twintig over een, op z’n laatst halftwee ’s nachts zijn geweest toen Marie en ik die nacht in Parijs op hetzelfde moment de liefde bedreven, beiden lichtelijk aangeschoten, onze warme lichamen in het schemerduister, het raam waardoor geen zuchtje frisse lucht de kamer binnenkwam, wijd open. De lucht, die roerloos was, zwaar, onweersachtig, koortsig haast, verkoelde de atmosfeer niet, maar versterkte de lichamen eerder in het passieve en extreme gevoel van benauwdheid veroorzaakt door de hitte. Het was nog voor twee uur ’s nachts – dat weet ik, ik heb gekeken hoe laat het was toen de telefoon ging. Maar wat de precieze chronologie van die nacht betreft houd ik me maar liever op de vlakte, want het gaat toch om het lot van een man, of om zijn dood, nog lang zou niet bekend zijn of hij in leven zou blijven of niet.

Zelfs zijn naam heb ik nooit precies geweten, een naam met een voorvoegsel, Jean-Christophe de G. Na het diner was Marie samen met hem in de flat in de rue de la Vrillière aangekomen, het was de eerste keer dat ze de nacht samen doorbrachten in Parijs, ze hadden elkaar in januari in Tokio ontmoet, op de opening van de tentoonstelling van Marie in het Contemporary Art Space in Shinagawa.

Het was even na middernacht toen ze in de flat in de rue de la Vrillière waren aangekomen. Marie was een fles grappa uit de keuken gaan halen, en ze waren bij het voeteneind van het bed gaan zitten te midden van een ordeloze massa kussens en hoofdkussens, hun benen nonchalant voor zich uitgestrekt op de houten vloer. Er heerste een statische en sombere warmte in het appartement in de rue de la Vrillière, waar de luiken sinds de vorige dag dicht waren gebleven om de warmte buiten te sluiten. Marie had het raam opengezet, en zittend in het schemerduister had ze de grappa ingeschonken, ze keek hoe de vloeistof traag door de smalle zilverkleurige doseerdop van de fles in de glazen stroomde, en meteen was een sterke geur van grappa opgestegen, in haar geest nam ze de smaak ervan waar zelfs nog voordat ze die proefde op haar tong, de smaak die al sinds enkele zomers in haar verzonken lag, de geurige en haast likeurachtige smaak van de grappa die ze waarschijnlijk verbond met het eiland Elba, en die zojuist plotseling en onverhoeds was opgedoken in haar gedachten. Ze deed haar ogen dicht en dronk een teug, boog zich over naar Jean-Christophe de G. en kuste hem, met lauwwarme lippen, en plotseling voelde ze koelte en grappa op haar tong.

Een paar maanden eerder had Marie op haar laptop een programma gekopieerd waarmee ze, volstrekt illegaal, muziek kon downloaden. Marie, die de eerste zou zijn geweest om zich te verbazen als iemand haar erop had gewezen dat wat ze deed tegen de wet was, Marie, mijn pirate, die trouwens een vermogen uitgaf aan een staf van advocaten en internationale juristen om de namaak van haar merken in Azië tegen te gaan, Marie was opgestaan en was door het schemerige vertrek gelopen om een aangenaam en dansbaar muziekje te downloaden op haar laptop. Ze had een oude slow gevonden, een smachtend en superkitscherig nummer dat haar wel aanstond (we hadden, vrees ik, dezelfde smaak), ze begon in haar eentje te dansen in de slaapkamer terwijl ze haar blouse een stukje open knoopte, en op blote voeten ging ze terug naar het bed, terwijl haar armen, als kronkelende slangen, in de lucht Arabisch aandoende arabesken improviseerden. Ze ging weer bij Jean- Christophe de G. zitten, die teder met zijn hand onder haar blouse ging, maar plotseling spande Marie haar lichaam in een geërgerde beweging waarvan de betekenis niet duidelijk was en die kon worden opgevat als een ondubbelzinnig en geïrriteerd ‘handen thuis’ toen ze de aanraking van zijn lauwe hand op haar naakte huid voelde. Ze had het te warm, Marie had het te warm, tot stikkens toe warm, ze voelde zich plakkerig, ze transpireerde, haar huid kleefde, de adem werd haar benomen in de drukkende, bedompte atmosfeer in het vertrek. Als een wervelwind snelde ze het vertrek uit en kwam terug uit de zitkamer met een ventilator die ze inschakelde bij het voeteneind van het bed en meteen instelde op de hoogste stand. De ventilator zette zich in gang, al snel kwamen de bladen op toeren en bliezen met veel rumoer vlagen kolkende lucht de ruimte in die hun gezicht striemden en hun haren lieten wapperen voor hun ogen, zodat hij moest vechten om een lok te pakken te krijgen die opwaaide over zijn voorhoofd, terwijl zij, met gebogen hoofd, gedwee en gewillig, de luchtstroom vrij spel gaf, waardoor ze eruitzag als een waanzinnige, of als Medusa. Marie, en haar dodelijk vermoeiende voorliefde voor geopende ramen, geopende laden, voor geopende koffers, haar voorliefde voor wanorde, voor rommel, voor chaos, voor zwarte troep, wervelwinden, tocht en stormvlagen.

Uiteindelijk hadden ze zich uitgekleed en in het schemerduister hadden ze elkaar omhelsd. Marie, aan het voeteneinde van het bed, bewoog zich niet meer, ze was in slaap gevallen in de armen van Jean- Christophe de G. Traag draaiden de bladen van de ventilator in het rond in de slaapkamer en brachten een lauwe lucht in beweging die zich vermengde met de onweersachtige nachtelijke lucht. Het was stil in het vertrek, waar alleen de blauwige gloed van de laptop oplichtte waarvan het scherm op de waakstand was overgegaan. Voorzichtig maakte Jean-Christophe de G. zich los uit de omarming van Marie en stond op, naakt, in twee bewegingen, moeizaam, steun zoekend met zijn hand, geruisloos liep hij over het krakende parket om door het raam de straat in te kijken. Parijs was in de ban van de hitte, waarschijnlijk was het nog rond de 30°C terwijl het tegen een uur ’s nachts liep. Een bar verderop, die hij niet kon zien, was nog open en luide stemmen klonken op in de diepten van de nacht. In de lichtcirkels van koplampen reden een paar auto’s voorbij, een voetganger stak de straat over in de richting van de place des Victoires. Op het trottoir aan de overkant, vlak tegenover het appartement, verrees het massieve, stille silhouet van de Banque de France. De zware bronzen toegangsdeur was afgesloten, eromheen bewoog niets, en toen werd Jean-Christophe de G. bevangen door een duister voorgevoel, hij wist zeker dat er in de kalmte van die onweersachtige nacht iets dramatisch zou gaan gebeuren, dat hij van het ene moment op het andere getuige zou zijn van een golf van geweld, van ontzetting en dood, dat alarmsirenes zouden loeien achter de muren van de Banque de France, en dat de straat, vlak onder hem, het toneel zou zijn van achtervolgingen en kreten, van botsingen, slaan van portieren en schoten, dat de rijbaan plotseling zou worden overspoeld door politieauto’s en zwaailichten die al ronddraaiend in de nacht de gevels zouden beschijnen.

[...]

Oorspronkelijke titel La vérité sur Marie
© 2009 Les Éditions de Minuit
© 2011 Nederlandse vertaling Uitgeverij Prometheus en Marianne Kaas

Uitgeverij Prometheus

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum