Leesfragment: Een beter boek over democratie is er niet

10 april 2011 , door Andreas Kinneging
| | |

15 april verschijnt Over de democratie in Amerika van Alexis de Tocqueville, vertaald door Hessel Daalder en Steven Van Luchene. Andreas Kinneging schreef een uitgebreide nabeschouwing. Vanavond kunt u hieruit alvast het eerste gedeelte lezen.

Alexis de Tocqueville (1805-1859) behoort tot de grootste politieke filosofen aller tijden. Hij staat bekend als theoreticus van de democratie en vroege criticus van de moderne massacultuur. Zijn magnum opus Over de democratie in Amerika is gebaseerd op een grote rondreis die Tocqueville maakte in 1831-1832. In de Nieuwe Wereld trof hij een samenleving aan die, meer dan de Europese, gelijkheid en individuele vrijheid met elkaar wist te combineren.

Tocquevilles analyses van de democratische mens en instituties zijn zo beeldend en visionair dat ze talloze aanknopingspunten bieden voor de lezer van nu. Hij heeft een scherp oog voor zowel de sterke punten als de gevaren van de democratie: ‘Ik heb in Amerika een beeld gezocht van de democratie zelf, ik heb haar willen leren kennen, al was het maar om althans te weten wat wij van haar moesten verwachten of vrezen.’

 

I 'Two cheers for democracy'

1

Waarom Tocqueville lezen? Het is heel wel denkbaar dat iemand de moed in de schoenen zinkt die, afgaand op de roem ervan, dit boek uit nieuwsgierigheid ter hand neemt, het gewicht ervan voelt en de omvang ervan beziet, en dat hij geneigd is het ongelezen weg te leggen. Dat zou doodzonde zijn, want Over de democratie in Amerika is een must voor een serieus, reflectief mens.
Dit boek -- ik zeg het zonder enige aarzeling -- behoort tot wat Matthew Arnold ooit betitelde als 'het beste dat is gezegd en gedacht'. Tocquevilles meesterwerk maakt deel uit van de relatief kleine verzameling van Grote Boeken -- denk aan de Odyssee van Homerus of Oorlog en vrede van Tolstoi - die deze kwalificatie allemaal hebben gekregen om één en dezelfde reden: ze helpen ons een dieper inzicht te krijgen in de mens en de wereld dan alle andere boeken. Daarom zijn ze 'een bezit voor altijd', terwijl al die andere boeken na kortere of langere tijd in de vergetelheid wegzinken. Wie de tijd en de moeite neemt om een Groot Boek zoals het onderhavige te lezen, wordt rijkelijk beloond. Lezenderweg breekt het licht door. Duisternis en verwarring maken plaats voor helderheid en begrip. Natuurlijk, een partieel begrip. We kijken immers door een beslagen spiegel. Maar iets is beter dan niets. Op de schouders van reuzen zoals Tocqueville zien we daadwerkelijk verder.
De titel van het boek - Over de democratie in Amerika - lijkt niet direct te wijzen op een boek vol diepe inzichten in de mens en de wereld. Die titel wekt veeleer de verwachting dat we een beschrijving van het Amerikaanse politieke systeem in handen hebben, en dan ook nog een verouderde beschrijving, want daterend uit 1835 en 1840, de verschijningsjaren van respectievelijk boek I en boek II. Boektitels kunnen echter bedrieglijk zijn. Over de democratie in Amerika gaat ook over het politieke systeem in Amerika in de jaren dertig van de negentiende eeuw, maar het gaat vooral over iets anders.
Tocqueville beschrijft de Amerikaanse democratie, omdat hij, zoals hij zelf zegt, er méér in heeft gezien dan alleen de Amerikaanse democratie. Hij is op zoek naar het wezen van de democratie of, anders gezegd, de kenmerken van democratie in het algemeen. Amerika is (slechts) een voorbeeld, een 'beeltenis' die interessant is om te bestuderen omdat de democratie daar verder is doorgevoerd dan in Frankrijk en in Europa. Wie belang stelt in democratie kan haar wezenstrekken daar dus beter bestuderen dan hier, stelt hij.
Ook het begrip 'democratie' uit de titel wijkt af van wat men zou verwachten. Het is gangbaar om onder 'democratie' een bepaald politiek systeem te verstaan waarin het volk zelf heerst, eerst en vooral door periodieke, algemene verkiezingen van de politieke leiding van de staat. Voor Tocqueville is democratie echter een veel breder, meeromvattend begrip dat uiteraard een politiek-staatkundige connotatie heeft, maar daarnaast ook betrekking heeft op de manier waarop de samenleving in den brede is ingericht, op de omgangsvormen tussen mensen en zelfs op hun opvattingen, gevoelens en manier van doen met betrekking tot van-alles-en-nog-wat dat ogenschijnlijk niets te maken heeft met het politieke bestel. Democratie in de zin die Tocqueville eraan geeft is niet alleen een staatkundig, maar ook een sociologisch en een psychologisch begrip. Er bestaat volgens hem niet alleen een democratische staat, maar ook zoiets als een democratische samenleving en een democratische mens. Deze hangen allemaal met elkaar samen en zijn van elkaar afhankelijk. Een democratische staat is niet mogelijk zonder een democratische samenleving en een democratische mens. En andersom.
Dat klinkt interessant en maakt het allemaal een stuk breder dan loutere staatkunde, maar wat betekent 'democratisch' eigenlijk, wanneer men die term gebruikt buiten het terrein van de politiek? Men kan toch moeilijk van de democratische mens zeggen dat hij gekenmerkt wordt door volksheerschappij, laat staan door algemene verkiezingen!
'Democratisch' betekent bij Tocqueville: uitgaande van de égalité des conditions. Wat in vertaling wordt: sociale gelijkheid, of preciezer: standsgelijkheid. De democratische staat, samenleving en mens gaan ervan uit dat iedereen gelijk is - dat wil zeggen gelijkwaardig. Er bestaan geen standsverschillen die maken dat sommigen 'beter' zijn dan anderen. Stand en democratie gaan niet samen. (Stands)gelijkheid is het fundamentele principe van de democratie en de democraat. De rest is uitwerking.
Voor wat betreft de staat zijn dat volksheerschappij en - specifieker - algemene verkiezingen, voor wat betreft de samenleving en de individuele mens vloeien er allerlei andere zaken uit voort. Bijvoorbeeld met betrekking tot de wijze waarop mensen met elkaar omgaan, hun smaak, hun opvattingen over mooi en lelijk, goed en kwaad, enzovoort. Over de democratie in Amerika is in essentie een beschrijving en analyse van de politieke, cultureel-maatschappelijke en psychologische consequenties van het gelijkheidsbeginsel.
Het belang van een doordenking van dit beginsel kan niet worden overschat. Want de staat en de samenleving van de moderne tijd zijn doordesemd van het democratische gelijkheidsbeginsel. Voor de moderne mens is het de hoogste morele maatstaf. Niet dat de gelijkheid altijd feitelijk is gerealiseerd, maar waar de feiten niet sporen met het ideaal, voelt men zich ongemakkelijk: daar staan de feiten bloot aan kritiek en worden ze vroeg of laat zoveel mogelijk aangepast aan het ideaal.
Ziehier het grondidee van Over de democratie in Amerika: de moderne wereld staat in het teken van de gelijkheid. Ze is democratisch - Amerika - of wordt het in toenemende mate - Frankrijk en de rest van Europa. Daar is, zegt Tocqueville, niets aan te veranderen. Het is een 'voorbeschikt feit'. Al wat ons rest is het beginsel te doordenken en er - individueel, maatschappelijk en politiek - iets goeds van te maken.
Want het is volgens Tocqueville niet vanzelfsprekend dat alles goed zal gaan in zo'n bestel. Anders dan voor de meesten mensen anno nu, zijn democratie en gelijkheid voor Tocqueville geen woorden met alleen maar positieve connotaties. Geen 'hoerawoorden', zogezegd. Het is ook weer niet zo dat hij een tegenstander is van democratie en gelijkheid, maar hij is van mening dat ze bepaalde gevaarlijke tendensen in zich bergen die niet de vrije loop moeten krijgen, omdat ze dan kunnen ontaarden in nieuwe vormen van tirannie en onvrijheid. In Over de democratie in Amerika worden die gevaren indringend beschreven en worden verschillende waarborgen ertegen gepresenteerd.
Tocqueville is geen vijand van de moderniteit. Integendeel, hij is een vriend van de moderniteit. Maar wel een kritische vriend. 'Two cheers for democracy' zijn gepast, niet drie, zou hij met E.M. Forster zeggen. Gelijkheid is goed, maar men moet niets overdrijven. Ook de gelijkheid niet.

2

'Modern', 'moderniteit' - wat betekenen die begrippen eigenlijk? Wanneer begint de moderne tijd? Wat was er voor de moderne tijd? Is de hele wereld in onze tijd modern?
De term modernus dateert, voor zover we kunnen nagaan, uit de late Oudheid (ca. 500 na Christus) en wordt vanaf het begin gebruikt als tegenstelling van antiquus. Modernitas is van later datum, maar ook middeleeuws. De grondbetekenis van modernus is - het zal niet verbazen - 'hedendaags', 'nu geldig'. Wat modern is, verschuift natuurlijk in de loop van de tijd. Wat in de Middeleeuwen bestempeld wordt als modern, is het in de achttiende eeuw doorgaans niet meer. Voor Tocqueville is de moderne tijd de tijd van de democratie. De antiquitas die daartegenover staat, is de premoderne tijd van de 'aristocratie'.
Net als democratie is aristocratie bij Tocqueville een heel breed begrip dat niet alleen betrekking heeft op het politieke systeem, maar ook op de diverse instituties en sociale verhoudingen in de samenleving en de wijze waarop de mens in het leven staat en de wereld beziet. Waar de moderne, democratische wereld in het teken staat van de (stands)gelijkheid, daar staat de premoderne, aristocratische wereld in het teken van de (stands)ongelijkheid, van hiërarchische verhoudingen. Over de democratie in Amerika is opgezet als één doorlopende vergelijking, op een zeer groot aantal punten, tussen democratie en aristocratie, breed gedefinieerd.
Wanneer begint de moderne, democratische tijd? Er valt iets voor te zeggen om de tweede helft van de achttiende eeuw te benoemen als tijd van geboorte: de Verlichting, de Amerikaanse Revolutie en de Franse Revolutie. Tocqueville deelt die opvatting, al is hij zich er terdege van bewust dat de geboortestonde van tijdperken, anders dan die van individuele mensen, niet nauwkeurig vast te stellen is. Veel van wat wij beschouwen als modern, is al vóór de Verlichting ontstaan in het tijdperk van de aristocratie, schrijft hij. En in Amerika heeft een premodern tijdperk nooit bestaan. Het is aan het begin van de zeventiende eeuw democratisch geboren. Anderzijds erkent Tocqueville dat ook zijn eigen tijd, de negentiende eeuw, nog veel aristocratische trekken heeft. Frankrijk en Europa zijn ondanks Verlichting en Revolutie nog lang niet helemaal democratisch geworden, en zelfs in Amerika ziet men hier en daar aristocratische trekjes. Deze rudimenten zijn echter, meent hij, gedoemd op den duur te verdwijnen. De toekomst is aan de democratie.
De metafoor van de geboortestonde is ook in dit opzicht heel passend. Elke geboorte kondigt zich ruim voordien aan in het zichtbaar worden van de zwangerschap. Zo zien we ook aankondigingen van de moderniteit, al ver voordat ze geboren is. Anderzijds ligt er tussen geboorte en volwassenheid een flinke tijd. Zo mag ook de geboorte van de moderniteit niet gelijk worden gesteld met haar volwassenheid. De aristocratie heeft na de Verlichting en de Revolutie nog heel lang strijd geleverd tegen de democratie. Daarom is de negentiende eeuw in veel opzichten ook nog altijd een aristocratisch tijdperk. Er is wel beweerd dat de democratie pas in 1918 de manbare leeftijd heeft bereikt, om ten slotte in 1968 - het jaar van de studentenopstanden - de alleenheerschappij op te eisen.
Tot zover de tijdsdimensie van de moderniteit. Hoe zit het met de ruimtelijke dimensie? De Verlichting, de Amerikaanse en de Franse Revolutie: het zijn allemaal westerse fenomenen. Is dat toevallig en onbelangrijk? Is de moderniteit in Tocquevilles ogen een typisch westers verschijnsel dat geen relevantie heeft voor de rest van de wereld? We weten het niet. Tocqueville heeft er nooit iets over gezegd. Misschien heeft hij zich de vraag wel nooit gesteld. Hoe dat ook zij, duidelijk is dat zijn belangstelling eerst en vooral uitging naar heden, verleden en toekomst van Frankrijk. Voor wat betreft de overige landen in Europa beperkte zijn interesse en kennis zich grotendeels tot Groot-Brittannië en Ierland. Van Zwitserland, Duitsland en Italië wist hij ook iets, maar daarmee houdt het wel op. De wereld buiten Europa was en bleef voor hem terra incognita, met uitzondering van Algerije, het land dat de Fransen vanaf ongeveer 1830 probeerden in te lijven en waar hij twee keer heen is gegaan. En met uitzondering van Noord-Amerika natuurlijk.

3

Dat Tocqueville zich waarschijnlijk nooit heeft afgevraagd wat de moderniteit mondiaal betekende en zijn beschrijving van de fenomenen zich hoofdzakelijk beperkte tot Amerika en Frankrijk, wil echter geenszins zeggen dat wat hij te zeggen heeft over de moderne tijd alleen relevant is voor de genoemde landen.
Dankzij het onderzoek van talloze historici, taalkundigen, archeologen en antropologen weten wij inmiddels dat wat Tocqueville 'aristocratie' noemde, een maatschappijtype is dat niet alleen bestond in het oude Europa, maar in de een of andere vorm kenmerkend was voor vrijwel de gehele wereld. De geleerden noemen dit maatschappijtype doorgaans premodern.
Op grond van het wetenschappelijk onderzoek van de afgelopen twee eeuwen kunnen we het volgende algemene beeld schetsen van de geschiedenis van de mensheid. De species homo sapiens bestaat ongeveer 200.000 jaar. Ongeveer 50.000 jaar geleden verspreidde de mens zich vanuit Afrika over de gehele wereld. Tot ongeveer 3000 voor Christus leefde hij in kleine groepjes, als jager en verzamelaar, zonder veel formele structuren en arbeidsverdeling. Dat veranderde toen, ongeveer 5000 jaar geleden, geleidelijk aan een steeds groter deel van de mensheid het nomadenbestaan inruilde voor een sedentair leven als boer. Als gevolg daarvan ontstonden complexe samenlevingen met een uitgebreide arbeidsdeling, een maatschappelijke hiërarchie, adel aan de top, een staat, een leger, belastingen, een ontwikkelde elite, enzovoort. De eerste beschavingen in deze zin zijn ontstaan in Mesopotamië, Egypte, langs de Indus en in China.
Er zijn van de premoderne samenleving dus twee soorten te onderscheiden: een eenvoudige en een complexe. Het zijn vooral de laatstgenoemde complexe beschavingen - en niet zozeer de eenvoudige gemeenschappen van jagers en verzamelaars die eraan voorafgingen en hier en daar altijd zijn blijven bestaan - die de wereldgeschiedenis van de afgelopen 5000 jaar hebben gedomineerd. Zij vormden het Algemeen Menselijk Patroon (AMP). Ze waren allemaal, in een brede tocquevilliaanse zin, aristocratisch.
Pas zeer recentelijk is daar verandering in gekomen. Die verandering is zo'n twee- à driehonderd jaar geleden voor het eerst manifest geworden in Europa en Noord-Amerika, dat wil zeggen in de westerse wereld. Vanaf dan beginnen de westerse mens en samenleving een karakter te krijgen dat in veel opzichten sterk afwijkt van het aristocratische AMP. In deze contreien ontstaat dan langzamerhand wat we de moderne, democratische mens en de moderne, democratische samenleving zijn gaan noemen.
De rest van de wereld wordt eerst niet of nauwelijks beïnvloed door deze westerse Sonderweg en blijft premodern of aristocratisch van karakter. Het is in feite pas sinds de tweede helft van de twintigste eeuw dat daar verandering in komt: het AMP vertoont dan overal in de wereld steeds meer scheuren en barsten en er komt een proces van snelle mondiale modernisering op gang. Weliswaar zijn vele samenlevingen in de eenentwintigste eeuw nog altijd - in ieder geval ten dele - als premodern of aristocratisch te kenschetsen, maar door de snelle verspreiding in de afgelopen decennia van de beeld- en informatietechnologie, tot in de verste uithoeken van de wereld, komen vrijwel alle aardbewoners nu dagelijks in aanraking met de moderniteit. Daarmee komen premoderne instituties en denkwijzen overal steeds meer onder druk te staan. Zo bezien is het geen wonder dat het in vele delen van de wereld rommelt. Vanuit dit perspectief wordt zelfs begrijpelijk waarom de radicale islam zo'n opgang maakt op het moment: het is een reactie op de moderniteit die overal met veel rumoer op de deur bonkt.
Premoderniteit is dus niet iets van lang vervlogen tijden. Zelfs in het Westen zijn de aristocratische beginselen nog maar kort geleden restlos te gronde gegaan. Elders in de wereld is dat nog lang niet het geval. De moderne homo equalis is daar nog maar net in een strijd om de oppermacht gewikkeld met de vanouds heersende homo hierarchicus.
Voor wie, zoals wij westerlingen van deze tijd, is geboren en getogen in een moderne, democratische samenleving, is het niet eenvoudig de premoderne, aristocratische mens en samenleving te begrijpen. De psyche van de premoderne mens functioneert in onze ogen eigenaardig en dus vaak onbegrijpelijk. De premoderne, aristocratische samenleving is geordend volgens andere, ons onbekende normen en waarden. We kunnen wel constateren dat zij anders zijn dan wij, maar wat hen precies drijft, blijft voor de moderne mens vaak een raadsel.
Er valt voor ons veel te winnen, als we dit raadsel kunnen oplossen. Ten eerste omdat we inmiddels leven in een global village waarin de afstanden dankzij de moderne techniek zo gering zijn geworden dat we, of we het nu willen of niet, dagelijks worden geconfronteerd met de premoderne mens en samenleving, of althans met wat daarvan resteert.
Maar de studie van de premoderne, aristocratische mens en samenleving is niet alleen interessant om wat zij ons leert over die mens en samenleving, maar ook omdat zij ons bewuster maakt van de aard van de moderne, democratische mens en samenleving - de aard van onszelf dus. Juist door kennis te maken met het vreemde en andere, leren we de aard van het eigene dieper te peilen. Wie op reis gaat naar verre landen, krijgt beter zicht op de gewoonten in eigen land. Zo doorgronden we ook onze moderne, democratische eigen(aardig)heden beter wanneer we de premoderne aristocratie bestuderen. Als dat geen goede reden is om Tocqueville te lezen!

Uitgeverij Lemniscaat

pro-mbooks1 : athenaeum