Leesfragment: Eerlijk oversteken

27 november 2015 , door Marja Pruis

Morgen in De Groene Amsterdammer, vanavond al te lezen op Athenaeum.nl: Marja Pruis over P.F. Thoméses Grillroom Jeruzalem: 'Een frisse blik op wat Thomése zelf niet nalaat te kenschetsen als "de grootste poppenkast op aarde", zeker als die zo gestileerd vorm krijgt als hier, leidt niet zozeer tot nieuwe inzichten in een eeuwigdurend conflict als wel tot wrange scènes, sterke beelden, gulle lach. Een journalistiek genre krijgt bij Thomése een literair gezicht.' En over Toine Heijmans' Op zee: 'Het omgekeerd evenredige kan gebeuren als een journalist een roman schrijft.'

De samenwerking tussen Athenaeum Boekhandel en De Groene Amsterdammer is versterkt: op de site van De Groene kunt u de besproken boeken direct bij Athenaeum kopen.

Schrijver P.F. Thomése snapte het zelf ook niet, maar uitgerekend híj werd uitgenodigd deel uit te maken van een schrijversdelegatie richting Israël. Een hem onbekende humanitaire organisatie, UCP genaamd, wilde dat hij samen met Rosita Steenbeek, Jan Siebelink en Antoine Bodar kennis zou nemen van de bezette gebieden op de Westelijke Jordaanoever. Terwijl hij nooit blijk had gegeven van enige interesse in die richting, laat staan betrokkenheid. Sterker nog: Israël behoorde wat hem betreft tot het soort nieuws dat al sinds-hij-wist-niet-hoe-lang niet meer tot hem doordrong.

Wat dat betreft staat Thomése bepaald niet alleen. Zijn relativerende en ironisch getoonzette verslag, Grillroom Jeruzalem getiteld, is dan ook balsem op de ziel van mede-vermoeide krantenlezers. Thomése is ‘niks’ van huis uit, en heeft een intelligente achterdocht, grenzend aan dito woede, jegens eenieder die meent op grond van zijn geloof ergens recht op te kunnen doen gelden, en, zoals in het geval van de staat Israël, denkt andere bevolkingsgroepen met een muur op afstand te kunnen houden. Geamuseerdheid, verbijstering, afgrijzen en schaamte wisselen elkaar in rap tempo af, in het aangezicht van al dan niet geregisseerde ellende. Dat een groot deel van de reis ook nog eens een NCRV-filmploeg meereist om de emoties meteen vast te kunnen leggen, maakt de gêne en vervreemding er alleen maar groter op.

Het is precies die afstand die Thomese’s reisverslag zo genietbaar maakt. Op een subtiele en geestige manier maakt Thomése duidelijk dat ‘geloven’ altijd iets is dat op de loer ligt, in ieder geval bij diegenen bij wie in de vroege jeugd een zaadje is geplant. Eenmaal het heiligste der heiligheden in Jeruzalem betreden, krijgt er toch weer iets vat op al-lang-afvalligen Rosita Steenbeek en Jan – ‘Sieb’ – Siebelink. Het ‘waarom – waartoe’ is kennelijk latent altijd blijven knagen. Dat die afstand ook een zekere vrijblijvendheid in de hand werkt, is onvermijdelijk. Sprankelend tot uitdrukking gebracht weliswaar, maar toch. ‘Ik ben terecht gekomen op het dichtstbeschreven stukje aarde en koester niet de illusie dat ik er nog iets aan toe te voegen heb.’

Van begin af aan maakt Thomése er geen geheim van de hele onderneming nogal onzinnig te vinden. Waarom dan toch ingestemd met de uitnodiging van een organisatie waarvan hij waarschijnlijk niet eens heeft opgezocht waar de naam voor staat? (En die trouwens, over ironie gesproken, blijkens de allerlaatste zin van het boekje, inmiddels ook alweer opgeheven is.) Perverse nieuwsgierigheid, diep weggestopte avontuurlijkheid, en misschien toch enig nut, zoiets moet het zijn geweest. ‘Waar iedereen alles al weet, is er wellicht behoefte aan een vleugje verfrissende onwetendheid.’

In de beste passages van dit verslag, niet toevallig ook de meest schrijnende – het hopeloze gesprek met de hard-core kolonist, het vanuit een geblindeerde bus gadeslaan van ‘de Gaza Strip’ dat ooit een mondaine badplaats was en nu een met prikkeldraad afgesloten strafkolonie is, de confrontatie met de toekomstdromen van de Palestijnse schoolmeisjes – werkt het ook zo. Een frisse blik op wat Thomése zelf niet nalaat te kenschetsen als ‘de grootste poppenkast op aarde’, zeker als die zo gestileerd vorm krijgt als hier, leidt niet zozeer tot nieuwe inzichten in een eeuwigdurend conflict als wel tot wrange scènes, sterke beelden, gulle lach. Een journalistiek genre krijgt bij Thomése een literair gezicht.

Het omgekeerd evenredige kan gebeuren als een journalist een roman schrijft. Volkskrant-journalist Toine Heijmans schreef met Op zee zijn eerste roman; eerder schreef hij berichten vanuit een nieuwbouwwijk, La vie Vinex. In Op zee vaart een overspannen man samen met zijn zevenjarige dochter vanuit Denemarken naar Nederland. Tegen de zin van zijn vrouw in heeft hij zijn dochtertje speciaal met dat doel laten overkomen vanuit Nederland. Het gevecht met de elementen is tegelijkertijd het gevecht dat de man levert met zijn demonen. Hoe letterlijk het een en ander moet worden opgevat, blijkt helemaal aan het eind.

Op zee is opgetrokken uit het zouteloze, vlakke proza dat bij de kiloknaller vandaan komt. Op het dramatische omslagpunt in het boek, het moment dat de vader zijn dochter kwijt is, lees je de zinnen van een ouderwets schooldictee: ‘Ik sta als een dwaas in het vooronder. Het weer is omgeslagen. De boot beweegt. Ik hoor de golven tegen de romp slaan, ik hoor de hagel hameren op het dek. Ik heb niet gemerkt dat Maria is verdwenen. Ik kan het niet verklaren. Er moet een reden zijn. Maar ik kan er geen verzinnen.’

Het is het korte zinnen – snel thuis proza dat waarschijnlijk door moet gaan voor heldere onderkoeldheid, maar dat je voortdurend het gevoel geeft per ongeluk de versimpelde versie voor beginnende lezers in handen te hebben. Afgezien daarvan heeft Op zee een krukkig en irritant plot. ‘En toen werd hij wakker’, dat werk. Je doet er verder niemand kwaad mee, maar het is een deprimerende gedachte dat dit soort slappigheid moet doorgaan voor een literaire roman.

Foto © Tessa Posthuma de Boer

De Groene Amsterdammer
Dichters & Denkers

pro-mbooks1 : athenaeum